Beste,

Een van de sympathiekste verkiezingen die ik ken is die van de ‘Slimste Handen van Nederland’. Het is een initiatief van een organisatie die zich inzet voor technische vakmensen. Eerder dit jaar konden technici en managers hun collega’s ervoor opgeven, en een kleine maand geleden werden uit ruim 160 genomineerden drie winnaars bekendgemaakt. 

Vorig jaar was de uitreiking een feestelijke aangelegenheid geweest, in een grote loods en met honderden aanwezigen; dit jaar vond het grotendeels online plaats, en in kleine groepjes door het hele land. 

Ik woonde het bij vanuit de Impact Hub in Amsterdam, waar CrossOver kantoor houdt en waar de live-show werd opgenomen. Juryvoorzitter Pauline Schuurman, installateur bij VodafoneZiggo, vertelde dat haar bij het doornemen van de nominaties vooral de passie van haar mede-technici was opgevallen. Vervolgens werden de winnaars in de verschillende categorieën bekendgemaakt, van ‘inspirator en motivator’ en ‘technisch expert’ tot ‘leergierig en ambitieus’ en ‘sociale topper’. Een paar van hen waren in de Impact Hub aanwezig; anderen waren op het werk, omringd door collega’s op anderhalve meter afstand,

‘De meeste vakmensen waren heel bescheiden, en leken liever achter het podium te staan dan erop’, vertelde CrossOver-directeur Josje Damsma over de uitreiking van vorig jaar. Ook dit jaar kwamen de winnaars niet over als mensen voor wie applaus, prijs en podium dagelijkse kost zijn. Misschien omdat hun werk zelf doorgaans al genoeg voldoening geeft, misschien omdat ze het gewend zijn niet al te veel op te vallen. Juist daarom schenen ze extra blij, en een beetje beduusd, met deze openlijke blijk van waardering. 

Ode aan handen

De waardering voor technische vakmensen is op z’n plaats; zoals CrossOver op zijn site observeert is het aan hen te danken dat we schoon drinkwater, schone straten, een werkend lichtplan, stroom aan huis, en een goed functionerende internetverbinding hebben, Bovendien lijkt het initiatief ook tot een andere, bredere waardering uit te nodigen: namelijk, een waardering van onze handen in het algemeen. 

Eerder die week had ik een stuk geschreven met hetzelfde doel: Als je lid bent van De Correspondent, lees dan vooral de bijdragen, waarin lezers heerlijke voorbeelden deelden van het belang van handwerk. Ze schreven onder meer over de rol van over soldaten die hun oorlogstrauma’s verwerkten en over waar je zoal tegenaan loopt wanneer je één hand

Een lezer schreef over ‘het  denken in scheiding tussen hand en hoofd’, en vroeg zich af hoe zinvol dat is. ‘Als architect teken ik met de hand, denk ik met mijn handen’, schreef hij: ‘En als een dakdekker alleen met zijn handen zou werken,

Hoofd versus hand

Dat deze niet zo zinvolle scheiding wel al behoorlijk lang meegaat, las ik in een nieuw boek van technologie-historici Lee Vinsel en Andrew L. Russell. Zij breken een lans voor onderhoud én voor de mensen die onderhoudswerk doen. Een van de redenen dat zulk werk vaak ondergewaardeerd wordt, schrijven zij, is dat het als ‘handwerk’ te boek staat. 

De oude Grieken wezen al op het belang van ‘schole’, vrije tijd die je besteedde aan het vergroten van je kennis (en de etymologische wortel van ‘school’). Is ook belangrijk, maar Griekse filosofen konden zich die vrije tijd alleen veroorloven dankzij slaven en bedienden die intussen het huishouden en de samenleving draaiende hielden – die de boel onderhielden. Deze tweedeling zorgde uiteindelijk voor het onderscheid tussen ‘hoofdwerk’ en ‘handwerk’, waarbij het hoofd hoger werd aangeslagen dan de handen.

Door de woorden ‘slim’ en ‘handen’ aan elkaar te plakken maakt De Slimste Handen van Nederland korte metten met dit kunstmatige en uiteindelijk weinig productieve onderscheid tussen werken met je hoofd en werken met je handen, tussen denken en doen. Ook Vinsel en Russell zijn er in hun boek op uit om te laten zien hoe zinloos dit onderscheid is, en hoe schadelijk het kan zijn.

Om handwerk in het algemeen en onderhoudswerk in het bijzonder meer ruimte te geven, pleiten zij voor het adopteren van een ‘maintenance mindset’. Dat is een manier van kijken naar de wereld die zich richt op dat wat goed en het behouden waard is, in plaats van op dat wat moet veranderen. Dat, en nog veel meer, bespreek ik in dit stuk: waar de bijdragen wederom de moeite van het lezen zeer waard zijn.

Tot slot: Marlene Dietrich

Ik ben fan van Mierle Laderman Ukeles, een Amerikaanse kunstenaar die in de jaren zestig constateerde dat zij als moeder voortdurend onderhoudswerk moest doen en daardoor weinig tijd overhield voor het maken van kunst. In haar riep ze onderhoud uit tot kunst –  

Ik dacht aan Ukeles toen ik, de avond na de uitreiking van De Slimste Handen, naar Haarlem ging om de toneelvoorstelling Mama Marlene te bekijken. Die voorstelling, van actrices Eva Marie de Waal en Sophie van Winden, gaat over Marlene Dietrich, die behalve actrice ook moeder was. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was die combinatie weinig vanzelfsprekend – een sekssymbool kon niet ook een moeder zijn, dat was gék – maar daar trok Dietrich zich niets van aan.

Evenwel is het nu nog steeds niet eenvoudig om het acteursbestaan met het moederschap te combineren, laat de voorstelling zien. Wie ’s avonds op de bühne staat heeft immers geen tijd om haar kinderen in bed te stoppen. En natuurlijk hebben ook veel niet-acterende ouders met dit probleem te maken – het probleem van tijd, en werk, en kinderen. Ik vond het een grappige, ontroerende en slimme voorstelling en hij speelt nog een poosje in corona-proof zalen in het hele land.

Tot de volgende,

Lynn.