De Correspondent leest voor
Thomas Oudman - Níét de oplossing voor honger: Nederlandse superkoeien
SoundCloud

Een derde van de Nederlandse grond gaat op aan het telen van groenvoer voor 4 miljoen Samen produceren die jaarlijks zo’n 14 miljard liter melk – daar kan je de hofvijver in Den Haag duizend keer mee vullen. Het is ondanks een hele rits reclamehits ruim drie keer zoveel als we in Nederland op kunnen. De rest exporteren we. 

Dat ging niet vanzelf. De afgelopen eeuw heeft de overheid vol ingezet op het maximaliseren van de landbouwproductie, aangedreven door een wetenschappelijke locomotief die tot voor kort het bestaansrecht was van de universiteit van Wageningen.

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Voor al die melk betalen we nu de rekening. Nergens ter wereld is het stikstofprobleem zo groot als in en ook biodiversiteitsverlies is aanzienlijk groter dan elders in Europa en in de Van beide is de melkveehouderij de belangrijkste veroorzaker. 

Het is dan ook niet te vroeg dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Carola Schouten (ChristenUnie), er in de afgelopen jaren van doordrongen is geraakt dat de Nederlandse melkveehouderij niet langer zou moeten draaien om het produceren van zoveel mogelijk melk. In plaats daarvan zou het voorkomen van vervuiling en de houdbaarheid op de lange termijn voor mens en natuur centraal moeten staan. 

Maar de Nederlandse landbouwintensiveringsmachine beperkt zich niet tot eigen grenzen. De universiteit van Wageningen, en met haar de regering, Nederlandse zuivelmultinationals en ontwikkelingshulporganisaties, ziet het voeden van de wereld al decennia lang als een van haar speerpunten. Voor de huidige Wageningse bestuursvoorzitter Louise Fresco is het reduceren van honger in Afrika dé motivatie voor haar De oplossing? Het verhogen van de productie.

Op het eerste gezicht geen gek idee. De landbouwproductie van de meeste Afrikaanse landen valt in het niet bij de Nederlandse. Nederlandse koeien geven elke dag makkelijk tien keer, sommigen zelfs twintig keer zoveel melk als de gemiddelde Afrikaanse koe. Daar ligt dus een enorme potentie voor het voeden van de groeiende Afrikaanse bevolking. 

Er zijn een paar landen in Afrika waar Nederland een geschiedenis heeft van investeringen in de veesector, en een ervan is Tanzania is van oudsher een land waar veel melk gedronken wordt, maar waar tijdens perioden van droogte veel mensen ondervoed zijn.

Het verhogen van de melkproductie zou er een mes kunnen zijn dat aan twee kanten snijdt: meer inkomen voor boeren en bedrijven, meer melk voor iedereen. Tussen 1975 en 1985 werd bijna 57 miljoen gulden aan Nederlands ontwikkelingsgeld besteed om de veesector in Tanzania te transformeren, zonder veel Niettemin kan Tanzania op dit moment de eigen vraag naar zuivel min of meer bedienen.

Toch duiken er regelmatig nieuwe Nederlandse projecten op in Tanzania. In april 2013 kreeg Nederland zelfs bezoek van de toenmalige president van Tanzania, Yakaya Kikwete. Samen met medewerkers van ons ministerie van Economische Zaken kreeg Kikwete een rondleiding in een Nederlandse melkfabriek, en vervolgens in een melkfabrieken-fabriek. Kikwete was lyrisch. De universiteit van Wageningen kreeg gelijk de opdracht om de mogelijkheden voor Nederlandse betrokkenheid in de melkindustrie te

Maar is het Nederlandse model wel zo’n goed voorbeeld voor de veeteelt in Tanzania? Of kopieert Tanzania, in een poging om de melkproductie zoveel mogelijk op te krikken, ook de Nederlandse landbouwproblemen?

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Ondervoeding in Tanzania: vooral in droge jaren

Tanzania heeft 54 miljoen inwoners, en is met een modaal jaarinkomen van 3.300 dollar een gemiddeld Afrikaans land. Het is arm, maar niet straatarm. Al sinds mensenheugenis komt extreme droogte er voor, maar door klimaatverandering gebeurt dit steeds vaker. In zulke jaren is er niet alleen een tekort aan drinkwater, maar groeien gewassen slecht, en geven koeien nog nauwelijks melk. Ook al wordt het graag ontkend door de veel mensen lijden dan honger, vooral op het afgelegen platteland.

Honger doet pijn, het leidt tot verhoogde kindersterfte, en zelfs tot hogere sterfte in het algemeen. Maar er is meer over te zeggen, blijkt als ik bel met iemand met ervaring: Alais Ole-Morindat.

Ole-Morindat is een Masai, wat de naam is van een bevolkingsgroep in Kenia en Tanzania die grotendeels bestaat uit pastoralisten: nomaden die rondtrekken met kuddes koeien. Hij woont in Arkaria, een klein dorpje in Noord-Tanzania, in een boma – een ommuurd kampement waar mensen samen met hun vee wonen. Ole-Morindat is pastoralist, maar een deel van zijn tijd spendeert hij als consultant voor internationale organisaties. Nu werkt hij voor een dat opkomt voor gemarginaliseerde bevolkingsgroepen en hun milieu.

De Masai vormen met zo’n de grootste groep pastoralisten in Oost-Afrika, maar Tanzania kent vele kleine In de natte periode laten ze hun koeien grazen op de savannes in het laagland. In de droge tijd zoeken ze het net als de wilde dieren hogerop, waar het koeler is en vochtiger. Door een enorme kennis van koeien, bodems, planten en weersystemen, ingebed in een uitgebreide spirituele sociale structuur, zijn pastoralisten meesters in het aanpassen aan onregelmatige grote droogtes. Desalniettemin lijden ze honger als de droge tijd lang duurt. 

Pastoralisten zijn meesters in het aanpassen aan onregelmatige grote droogtes

Ole-Morindat legt uit dat de koeien in de droge tijd afvallen. Soms verliezen ze de helft van hun gewicht in de regentijd. De grassen drogen op, het water trekt eruit. De koeien drinken en eten dan nog maar weinig en geven dan nauwelijks melk meer. Ook de mensen vallen af. 

Dat is onderdeel van Enkutu, vertelt Ole-Morindat. Enkutu verwijst naar een filosofie van grote spirituele betekenis, die aandringt op eigen verantwoordelijkheid en behulpzaamheid. Het staat voor het respecteren van de natuur waarvan al het leven afhangt, waar en wanneer dan ook.

‘Enkutu’, zegt Ole-Morindat, ‘laat ons naar de toekomst kijken met hoop, moed en enthousiasme. In de droge tijd zijn wij allemaal bereid om honger te lijden en elkaar te helpen, zodat onze koeien blijven leven en onze omgeving niet kapot gaat. Wij zijn verzekerd van onze omgeving. Waar ik woon, ziet alles er nog precies zo uit als in 1940. Minus de wegen en elektriciteitspalen.’

Honger is niet iets om romantisch over te doen. Maar volgens Ole-Morindat zijn Masai ervan doordrongen dat dit nodig is voor het behoud van de natuur en hun manier van leven op de lange termijn. ‘Onze manier van leven is niet alleen een economische overweging’, zegt hij. ‘Het pastoralisme is diep verankerd in ons sociale en ons spirituele leven. Het bepaalt ons volledige zijn, waar wij ons thuis voelen, en hoe we In de droge tijd houden we ons in, en bidden we. Als het regenseizoen komt, dan zijn we blij. Dan geven onze koeien melk, en komen we allemaal een beetje aan. Het leven gaat door, en we hebben onze omgeving behouden.’

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Holsteins op de savanne: in droge tijden kan dat niet

Dit is hoe een groot deel van de melksector in Tanzania eruitziet. Veruit de meeste geproduceerde melk in Tanzania wordt geconsumeerd door zelfvoorzienende families of lokaal verhandeld zonder bewerking, en dragen dus niet bij aan de formele economie en de Hun koeien geven niet veel melk, zo’n twee liter per dag, sommigen maximaal zes. Maar ze hebben dan ook allerlei andere functies. Naast het culturele en spirituele belang zijn ze ook ruilmiddel, lastdier, en worden ze gegeten. 

Nederlandse melkkoeien hebben een zwakker gestel en nauwelijks vlees op hun botten. Ze zijn uitsluitend gefokt om melk te geven. Makkelijk twintig liter per dag, veertig zelfs als je de modernste melkkoeien neemt. Maar dan moeten ze wel veel eiwitrijk voedsel eten, en veel water drinken. En daar wringt de schoen, vertelt hoogleraar ecologische antropologie Terrence McCabe van de universiteit van Colorado. Hij doet al tientallen jaren onderzoek bij de Masai en hun veehouderij. Een Nederlandse koe overleeft het niet op de Afrikaanse savanne, legt hij uit.

De Oost-Afrikaanse shorthorn zeboe is een klein taai koeienras dat de Masai al ten minste 1.500 jaar lang Ze zijn tot in de puntjes aangepast aan het Tanzaniaanse klimaat. Als je een zeboe minder water geeft, dan gaat haar metabolisme op een laag pitje, en hoeft daardoor ook veel minder te eten. Bovendien hebben zeboes een ijzersterk verteringssysteem, waardoor ze gras kunnen verteren dat zo droog is dat de gemiddelde Nederlandse koe het eenvoudigweg zou weigeren. 

Krijgt een Holstein-Friesian, tegenwoordig het meest voorkomende ras in Nederland, te weinig water, dan draaft haar metabolisme gewoon door. Maar ze droogt uit, en krijgt geen hap meer door haar keel. Laat staan uitgedroogd gras.

Daarnaast komen er veel koeienziektes voor op de Afrikaanse savanne, vaak verspreid door teken. Zeboes kunnen beter tegen de meeste van die ziektes. Tanzaniaanse pastoralisten hebben dus meer aan een zeboe dan aan een Holstein-Friesian, stelt Ole-Morindat: ‘I’m not looking for milk. I’m looking for survival.’

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Koeien kruisen: dat zorgt gemiddeld voor meer melk

Toch krijgt de Nederlandse veeteelt voet aan de grond in Tanzania. De melkproductie neemt daardoor toe in Tanzania, en er begint ook een industrie omheen te ontstaan, zoals zuivelfabrieken. De grootste is opgezet door een Friese veehouder uit Hinnaart, boven Sneek: Lút Zijlstra. 

Deze zuivelfabriek is een lichtend voorbeeld in het Wageningse rapport over mogelijke Nederlandse betrokkenheid in de Tanzaniaanse melksector. De fabriek en de eraan gelieerde fokkerij zijn vrijwel de enige succesvolle overblijfselen van een gigantische operatie van de Nederlandse overheid in de jaren zeventig en tachtig om de melkveesector te moderniseren naar Europees model.

Het grootste deel van deze operatie was gestoeld op één gedachte: wat nu als we de taaie zeboe kruisen met de gulle Holstein?

Ook Zijlstra begon, onder de paraplu van een coöperatie van Nederlandse en Tanzaniaanse boeren, met het importeren van buisjes met sperma van Holsteinstieren uit Nederland. Daarmee bevruchtte hij lokale zeboes. Uit de gekruiste dochters van deze koeien selecteerde hij degenen die meer melk gaven dan een zeboe, en toch nog redelijk taai waren. Maar anders dan voorgaande initiatieven, die zich richtten op grote bedrijven, ging Zijlstra zijn koeien verkopen aan kleine boeren – de traditionele ruggengraat van de Tanzaniaanse melkproductie.

In 2010 kwam naar schatting 30 procent van de melk op de formele markt van gekruiste koeien

Ook al waren deze koeien duurder, moesten ze in de stal gehouden worden om tekenziektes te voorkomen en aten ze figuurlijk gesproken de kleren van je lijf, lokale kleine boeren in Tanga zagen het nut ervan in, en kochten gekruiste koeien. Het gevolg was dat er in Tanga binnen de kortste keren meer melk werd geproduceerd dan lokaal kon worden geconsumeerd. Zijlstra begon daarom samen met een groep veehouders uit Friesland in de jaren negentig met hulp van de Rabobank Foundation een melkfabriek: Tanga Fresh. Die kocht de melk van de boeren op en verkocht deze tot in Dar es Salaam, 350 kilometer verderop.

Werd vijftig jaar geleden nog vrijwel alle melk in Tanzania geproduceerd door zeboes, in 2010 kwam naar schatting 30 procent van de melk op de formele markt van gekruiste  

Om boeren aan zich te binden biedt Tanga Fresh een vaste prijs voor de melk, of ze die nu kan verkopen of niet. Volgens Zijlstra is dat dé reden waarom Tanga Fresh in tegenstelling tot vrijwel alle andere Nederlandse initiatieven succesvol is gebleken. Tijdens een dieptepunt lieten ze zelfs overtollige melk in zee stromen. Dat hoeft niet meer, want later ging Tanga Fresh ook langer houdbare yoghurt en een soort mozzarella produceren, die vooral lodges en restaurants inkopen – het hogere segment. In een nieuwe fabriek maakt Tanga Fresh nu ook lang houdbare melk. En om iedereen aan de lang houdbare melk te krijgen produceerden ze het Tanzaniaanse equivalent van de ‘geen bommetje’-reclame.

YouTube

Terug naar het oorspronkelijke probleem: droogte

Tanga Fresh geeft duizenden boeren een stabiel inkomen, zolang ze maar melk leveren. De waarde daarvan zien ook Terrence McCabe en Alais Ole-Morindat. Maar het fundamentele probleem is daarmee niet opgelost: droogte.

Om een gekruiste koe te kopen, moeten de meeste boeren een krediet afsluiten. In periodes van extreme droogte hebben boeren met gekruiste koeien er nu een probleem bij. Niet alleen kunnen hun koeien daar slechter tegen, er is ook een grotere kans dat ze in financiële problemen omdat ze hun schulden niet kunnen betalen. 

Daar kan Lút Zijlstra over meepraten: in de droogte van 2016/2017 gingen door een ongelukkige samenloop van omstandigheden meer dan honderd van zijn koeien dood wegens gebrek aan goed voer. Het bedrijf overleefde de klap, maar kleine boeren die op krediet een of twee gekruiste koeien kunnen kopen, zijn veel kwetsbaarder. Er zijn geen getallen bekend over de sterfte onder gekruiste koeien, maar niemand ontkent dat die tijdens droogtes hoger is dan onder zeboes.

Met het populair worden van gekruiste koeien doemt bovendien nog een nieuw probleem op. Ook al zijn ze met pijn en moeite gefokt, het zijn geen kippen met gouden eieren. Hun productie is hoger, maar de grondstoffen daarvoor, het veevoer, moet ook ergens vandaan komen. 

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Gaat Tanzania dezelfde fouten maken als Nederland?

Het fokbedrijf van Zijlstra geeft voorlichting aan zijn klanten over alles wat er bij het verzorgen van een gekruiste koe komt kijken, zoals het verbouwen van mais en olifantsgras als veevoer, preventieve middelen tegen tekenziektes en de noodzaak aan voldoende water. Maar net als lange tijd in Nederland, is er in Tanzania een totaal gebrek aan overheidsbeleid om ervoor te zorgen dat de groei van intensieve veehouderij niet ten koste gaat van een vruchtbare bodem en de natuur in het algemeen.

De Tanzaniaanse overheid en internationale organisaties waarbij ook de Nederlandse overheid en de universiteit van Wageningen betrokken zijn, stimuleren de teelt van monoculturen

Terrence McCabe vertelt dat de Tanzaniaanse overheid regelmatig pakjes verspreidt onder boeren met kunstmest en zaad van hybride maisrassen die ontworpen zijn om met toevoeging van kunstmest flink te groeien. De meeste boeren gebruiken die gratis kunstmest niet, aldus McCabe, omdat ze bang zijn dat kunstmest de bodem verandert. Maar zonder kunstmest put deze mais de bodem alleen nog maar sneller uit. 

De Tanzaniaanse overheid en internationale organisaties waarbij ook de Nederlandse overheid en de universiteit van Wageningen stimuleren de teelt van monoculturen, en met name mais. Maar net als Hollandse koeien is ook mais, en zeker hybride mais, niet droogte-resistent. De gewassen die kleine Tanzaniaanse boeren van oudsher gebruiken, zoals sorghum en gierst, zijn dat wel. 

Het is om die reden dat er harde kritiek vanuit hulporganisaties en universiteiten is geuit op dit Volgens hen is het aantal mensen met honger in de bewuste regio’s sindsdien niet afgenomen, maar juist met 30 procent toegenomen. En dat terwijl het totale areaal aan landbouwgrond is uitgebreid, ten koste van de graslanden die pastoralisten gebruiken.

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Meer vragen dan antwoorden

Alais Ole-Morindat pretendeert niet de waarheid in pacht te hebben. Bovendien ziet ook hij het probleem van bevolkingsgroei in Tanzania, en de toekomstige nood aan voedsel. Maar, zegt hij, het verhogen van de melkproductie brengt op dit moment meer vragen dan antwoorden in Tanzania.

Initiatieven zoals die van Zijlstra kunnen een waardevolle toevoeging zijn, maar daarvoor moet eerst het hele systeem in Tanzania veranderen, stelt Ole-Morindat. ‘De fundamentele problemen op de lange termijn zijn klimaatverandering en degradatie van het landschap.’

Tanzanianen zijn gebaat bij een meer fundamentele aanpak dan wat de wildgroei aan bedrijven, gesponsord door rijke landen, nu biedt.

Pastoralisten en kleine boeren krijgen geen stem in Tanzania

Volgens Ole-Morindat luistert de Tanzaniaanse overheid wel naar internationale organisaties als de Verenigde Naties, maar niet naar de gemiddelde arme Tanzaniaan. ‘De arme mensen, die zo dicht bij hun landschap staan omdat ze er volledig van afhankelijk zijn – het zou weleens zo kunnen zijn dat zij de principes van een duurzaam leven beter beheersen dan degenen die rijk zijn, westers onderwijs hebben genoten, en de beslissingen nemen bij de VN.’

Terrence McCabe is het daarmee eens. Hij wijst op de manier waarop de overheid omgaat met de armste mensen. Het meest recente voorbeeld is een compleet gebrek aan coronamaatregelen (volgens de president is Tanzania wat vooral ten koste gaat van hen die geen of nauwelijks toegang hebben tot zorg.

Maar de marginalisatie van pastoralisten en kleine boeren door de overheid kent een lange geschiedenis. In de koloniale tijd werden zij verdreven uit de nu wereldberoemde nationale parken Serengeti en Tarangire. En zulke uitzettingen gebeuren nog steeds. Bij de uitbreiding van nationaal park Ruaha zijn in november 2006 duizenden pastoralisten samen met hun kuddes in trucks geladen en simpelweg uit het gebied Waar zij nu zijn is niet duidelijk, McCabe vermoed dat zij zijn afgezet op de grens met Mozambique.

Vergelijkbare ontruimingen van tienduizenden mensen plus vee vonden plaats in 2015 en 2017 voor de uitbreiding van nationaal park Deze en andere uitzettingen door de politie en parkbewakers gingen gepaard met brandstichting, mishandeling en verkrachting, allemaal in de naam van

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Hoe is Tanzania echt geholpen?

Lút Zijlstra heeft met zijn veehoudershart groot respect voor de kennis en kunde van Tanzaniaanse pastoralisten, maar volgens hem is hun tijdperk voorbij. Zij kunnen met hun kleine productie de groeiende bevolking van Tanzania niet voeden. 

Pastoralisme, stelt Ole-Morindat, waarin niet technologie maar mobiliteit centraal staat en waarvan niet productie maar adaptatie de kracht is, is juist tot in de puntjes geëvolueerd om te gedijen in het droge Tanzania en in een veranderend Maar het wordt steeds moeilijker om plekken te vinden om het vee te laten grazen, omdat er steeds meer verboden gebied is. Dat zorgt voor honger op de korte termijn, en overbegrazing op de lange termijn.

De overheid behandelt de wilde grote grazers beter dan haar eigen mensen

Daar komt nog bij dat de koeien van de Masai niet ín, maar de wilde grazers wel uít de wildparken mogen migreren. In de droge tijd hebben de olifanten en gazelles de beste plekken voor zichzelf, maar in de natte tijd moeten de koeien het gras delen met het wild dat dan de parken uittrekt. De overheid behandelt de wilde grote grazers beter dan haar eigen mensen, is een veelgehoorde klacht van de Masai.

Om álle Tanzanianen een goede toekomst te bieden, zowel de huidige als de toekomstige generaties, moet volgens Ole-Morindat de draagkracht van de omgeving centraal staan, en niet het produceren van zoveel mogelijk voedsel. ‘In Europa en Amerika kan je zien waar het toe leidt, als je het hele systeem rond consumptie inricht. Het is nooit genoeg.’

Waar Ole-Morindat van droomt, is het opzetten van een onderwijscentrum waar de kennis van de Masai-ouderlingen, mannen en vrouwen, wordt verzameld en doorgegeven aan volgende generaties. ‘Laat ze ons vertellen hoe zij de toekomst vormgaven, met zo weinig middelen. Zij hebben aan ons een wereld gegeven waarop wij nu in staat zijn om een goed leven te hebben. Het is tijd dat er nu eens echt naar hen geluisterd wordt.’ Dat zou volgens Ole-Morindat een échte bijdrage zijn aan een duurzame toekomst.

Uit het boek ‘Rundvee’ door Cas Oorthuys

Een duurzame toekomst

Het vervangen van de kleinschalige en diverse veehouderij en landbouw door hoogproductieve veeteelt is niet de heilige graal. Daarmee worden landen als Tanzania alleen nog maar gevoeliger voor de extreme droogtes die zich met klimaatverandering steeds vaker voordoen. Bovendien is de intensieve veeteelt onlosmakelijk verbonden met toenemend biodiversiteitsverlies. Als het gaat om het opzetten van een werkelijk duurzame veehouderij, zou Tanzania wel wat meer aandacht mogen geven aan de ingenieuze manieren waarop Tanzanianen zichzelf al eeuwenlang door droogtes heen slepen. 

Net als veel Tanzanianen ziet Ole-Morindat de waarde van initiatieven zoals die van Lút Zijlstra, maar benadrukt hij dat die geen oplossing op zichzelf zijn. Ze zullen alleen een blijvende positieve bijdrage leveren als de regering zijn pastoralisten en kleine boeren – de mensen die op dit moment Tanzania voeden, serieus gaat betrekken in een duurzaam langetermijnplan voor de toekomst, waarin bodem, biodiversiteit en het klimaat centraal staan. Net als in Nederland dus eigenlijk.

‘Gisteravond zat ik in mijn boma onder de sterren met de ouderen te praten’, zegt Ole-Morindat. ‘Ik vertelde dat ik me zorgen maakte, want het droge seizoen is nog maar net begonnen, en mijn koeien zijn al bijna veertig procent van hun gewicht verloren.’ 

‘Maak je geen zorgen, zeiden de ouderen. Dat is normaal. Nu is het zaak dat we weinig eten, dat we afvallen, de pijn doorstaan en vertrouwen hebben. Als de regen komt, dan kunnen we weer genieten. Dan krijgen de koeien hun glans terug, dan gaan hun ogen weer wijd open. Dan krijgt onze huid weer kleur, en dan bloeien de planten als nooit tevoren.’

‘Vertel dat maar aan jouw mensen’, eindigt Ole-Morindat het gesprek. ‘Wij leren veel van jullie, met jullie groene eten, jullie gele eten, jullie witte eten en jullie blauwe eten. Maar laat jullie ook eens van ons leren. Laten we onze ideeën met elkaar delen.’

Bij deze.

Dit verhaal kwam tot stand met hulp van Sara de Wit, antropoloog aan de universiteit van Oxford.

Lees ook:

Hierdoor blijven Nederlandse boeren steeds meer melk produceren (ook als minder beter zou zijn) Vroeger molk de boer zijn koeien, nu belt hij met zijn melkrobot. Inmiddels produceren Nederlandse boeren bijna veertig miljoen liter melk per dag. Ik zocht uit hoe dat kwam – en waarom minderen zo moeilijk is. Lees het verhaal van Hiske Versprille terug