Topturnen móét veranderen, stelt de directeur van de turnbond. Zelfs als de prijs daarvoor minder medailles is
Een gezonde turncultuur komt er alleen als de fundering van de sport blijvend wordt aangepakt, zegt directeur van de Nederlandse turnbond Marieke van der Plas. De tijd van winnen ten koste van de veiligheid en het welzijn van turnsters moet nu maar eens voorbij zijn.
De directeur van de turnbond KNGU, Marieke van der Plas, heeft zichzelf geen klein doel gesteld: ze wil de definitie van ‘winnen’ in haar sport veranderen.
Ze wil breken met de cultuur dat een turnster op haar vijftiende of zestiende op haar top is, en op haar achttiende of twintigste met pensioen gaat – al dan niet beschadigd na een eentonige jeugd.
Van der Plas wil het turnen transformeren van meisjessport naar vrouwensport. En daar horen turnsters bij die pas als twintigers hun top bereiken, na een relatief normale jeugd, en na hun pensioen terugkijken op ‘een mooie tijd die nuttig blijkt te zijn geweest voor hun verdere leven’.
Turners en turnsters moeten ‘de regie’ over hun carrière hebben en ‘autonomie en zelfregulatie ontwikkelen’. Lees: niet alleen maar bevelen van hun coaches opvolgen. En juist de coaches – veelal gecast als de slechteriken in het turnen – moeten hun dit aanleren.
Ze weet dat dit niet eenvoudig zal zijn. Het zal – bijvoorbeeld – een ‘softere’ trainingscultuur inhouden, met minder uren, waardoor Nederlandse turnsters als tieners niet tot de wereldtop zullen horen. En ze weet dat als een sporter, club of bond geen wedstrijden wint, de vragen en twijfels al snel komen. Maar, zegt ze: ‘De tijd van medailles ten koste van alles is voorbij.’
Van der Plas zegt een ‘beweging’ te willen starten die deze omslag voor elkaar krijgt – en ze heeft de wind mee. De fysieke en geestelijke schade die het turnen kan opleveren, is breed bekend geworden door de documentaires Athlete A en TURN! Wereldwijd deelden turnsters hun verhalen op sociale media; zelf hoorde Van der Plas van sporters ‘dat ze niet gelukkig terugkeken op hun tijd als wedstrijdturnster’.
Tien jaar trekt ze uit voor de cultuurverandering. Aan het eind van die ontwikkeling moet er een turncultuur staan die pedagogisch verantwoord én sportief succesvol is. ‘Het is een valse tegenstelling om te zeggen dat het óf óf is.’ Anders gezegd: Van der Plas wil breken met vijftig jaar turntraditie.
Stap 1: Hoe richt je het turnen in als je op nul zou beginnen?
Een probleem – zij zou het eerder uitdaging noemen – daarbij is haar duidelijk: de bijdrage van de turnbond aan deze cultuurverandering kan en moet niet alleen van haar afhankelijk zijn.
In haar vorige baan – als directielid van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel – zat ze zeven jaar. ‘Daar heb ik best wel wat verandering gebracht. Ik was er even weg, en mensen belden me om te vertellen: “Sinds je weg bent, is het wel in elkaar gestort.” Dat kun je opvatten als een compliment, maar zo zie ik het niet. Dan heb ik het niet goed gedaan.’
Dat moet het bij de KNGU anders. In 2017 trad Van der Plas aan. Ze wil er nog vijf tot zeven jaar blijven. Tegen die tijd moeten haar ideeën een breedgedragen beweging worden, die streeft naar innovatie – échte innovatie.
‘In de sport wordt “innovatie” verstaan als het repareren van het huis’, zegt Van der Plas. ‘Maar ik wil de fundamenten aanpakken. Wat zou je doen als je het speelveld helemaal opnieuw kon inrichten?’
Op die vraag geeft ze zelf een lang en uitgebreid antwoord. Maar de kern is simpel: volwassenen moeten de sport door de ogen van een kind bekijken. Of zoals ze het zei: het turnen moet ‘door de pedagogische wasstraat’. Het ontbreken van dat perspectief is de oorzaak van de meeste ellende in de sport.
‘Wat je niet moet doen, is op incidenten sturen’, zegt ze. ‘Toen ik net aantrad, liep het VSK af, het programma “naar een veiliger sportklimaat”. Dat was niet verkeerd, want er waren misstanden geweest. Maar je moet kijken naar de grond die de uitwassen deed groeien. Naar het systeem dus.’
In alles moet pedagogiek leidend worden. Van der Plas: ‘Hoe we wedstrijden organiseren, welke kleding we dragen, hoe juryleden zich opstellen. Hoe kijk je naar een zesjarige turnster? Welke prestatiedruk leg je kinderen op? Wat gebeurt er als je een jong persoon een shirtje met de opdruk “NEDERLAND” aandoet? Of: wat doe je als coaches ouders uit de zaal weren?’
‘En we gaan heel fundamenteel kijken: wat betekent het dat we onze sport organiseren rondom puntaftrek? In het voetbal scoor je er doelpunten bij, dat voelt goed. In het turnen begin je met een uitgangsscore, en daarna kan het alleen maar minder worden. Onze sport draait om fouten, ze is heel negatief opgezet. Wat doet dat met mensen?’
Per september 2021 verandert het scoringssysteem bij de jeugd.
Stap 2: Meer en vooral betere coaches opleiden
Van der Plas wil een systeem- en cultuuromslag bereiken met een waaier aan initiatieven. Het belangrijkste daarvan is de nieuwe opleiding voor turncoaches.
De KNGU is daarom met het coachopleidingsinstituut CIOS en sportkoepel NOC*NSF een ‘modulair opleidingsprogramma’ aan het ontwikkelen met pedagogisch handelen als rode draad. ‘Redelijk uniek’, voor Nederland, zegt Van der Plas. Maar werkt dat wel, een cultuurverandering door betere coaches op te leiden? Kent ze daar goede voorbeelden van?
Niet klagen over het gebrek aan invloed, we doen wat we kunnen
‘Nee’, antwoordt ze, ‘maar een alternatief is er niet. Het begint met onderkennen dat het beter moet. Ik heb gemerkt dat we [de turncoaches bij de KNGU, MdH] te vanzelfsprekend aannemen dat onze opleiding goed is. De cursisten waren tevreden, maar dat kan bij wijze van spreken ook betekenen dat de kroketten goed waren.’
Het is een flinke uitgave voor een kleine bond met weinig financiële middelen. Ter illustratie: de KNGU heeft een regisseur voor de pedagogische wassessie aangesteld, Marit Gijsbers, maar zij werkt slechts parttime. ‘Ik zei toen ik aantrad: we gaan een tienjarenplan in. En we beginnen vandaag. Niet klagen over het gebrek aan invloed. We doen wat we kunnen. De meeste invloed hebben we op onze coaches, dus gaan we die als eerste beïnvloeden.’
Stap 3: De rest van de wereld meekrijgen
Over beperkte invloed gesproken: de KNGU probeert ook internationaal aan de weg te timmeren. Maar de internationale turnbond FIG is – zoals wel meer internationale sportbonden – een hopeloos conservatieve, trage organisatie. En dus is het ook daar zaak de energie strategisch te investeren.
Ze zet zich daarom in voor twee concrete punten: het afschaffen van het verplichte turnpakje, en het verhogen van de leeftijdsgrens voor wedstrijden naar achttien jaar. Dat is nu zestien jaar. (In Nederland voert de KNGU de achttien-jaar-grens bij landelijke wedstrijden stapje voor stapje in.)
Wat bereik je met het verhogen van de leeftijdsgrens?
‘Dan laat je wereldwijd zien waar je voor staat. Wat mij betreft kan de grens zelfs naar 21 jaar.’
Maar wat verandert er dan, als je dat doet?
‘Dan geef je een normaler tempo aan de carrière van een sporter en schep je meer ruimte voor vlieguren. Dan hoef je dus niet al op je vijftiende of zestiende bij de wereldtop te horen, maar pas op volwassen leeftijd. Zoals Sanne [Wevers, MdH], die op 25-jarige leeftijd de beste op de balk was op de Olympische Spelen van 2016. Gewonnen van een meisje van zeventien.’
Dat betekent wel dat je tot die tijd gaat verliezen. Als je met je Nederlandse pedagogische model concurreert met landen die aan de andere kant van het spectrum zitten, dan verlies je dus de jeugdtoernooien, als de turnsters dertien, vijftien, zeventien jaar oud zijn.
‘Ja, nou? Dat doen we bij de mannen nu ook.’
Dat vereist wel een dikke huid. Niemand wil verliezen. Coaches niet, bonden niet, geldschieters niet, en turners zelf ook niet.
‘Dat snap ik. Maar een transitie doet nu eenmaal pijn. Als we dit willen veranderen, dan moeten we daar tegen kunnen. Zo’n cultuurverandering gaat ook langzaam. Het lijkt op de pietendiscussie. Dat duurt ook even, en is soms ook heftig, en opeens is het anders. Al moeten we ook niet doorslaan. Het is niet zo dat de topsport afgeschaft moet worden. Maar wel hoe je balanceert.’
Krijg je steun van NOC*NSF, een belangrijke geldschieter van de turnbond, als je de aanlooproute naar succes verandert?
‘Als ik zou zien dat NOC*NSF daar niet achter staat, dan zorg ik dat ik mijn zin wel krijg. Een afwijzing van steun om deze reden zou ik niet accepteren. Maar ik heb die steun wel.’
Oké, maar er is wel een financiële afhankelijkheid, en die hangt weer af van prestaties.
‘Ik zou niet anders verwachten dan dat we gesteund worden. Ik zou het raar vinden als NOC*NSF alleen naar medailles kijkt, en niet naar onze toekomstplannen. Natuurlijk, je wordt wel op resultaten uit het verleden afgerekend. Maar ook weer niet zo scherp. Toen de herenploeg zich niet voor de Olympische Spelen kwalificeerde, was dat niet meteen dodelijk. Het is wel een interessante discussie: als je wereldwijde resultaten als criterium loslaat, hoe ga je dan de schaarse middelen toewijzen? Maurits [Hendriks, technisch directeur van de NOC*NSF, MdH] vertelde dat hij met de Topsportvisie 2032 bezig is. Hij zei: dat gaat niet alleen over medailles.’
Dat is mooi. Maar het kabinet heeft wel als doel: Nederland structureel in de top-10 bij de Spelen. Vrij vertaald: medailles, maakt niet uit hoe. Dus dat lijkt dan een koerswijziging.
‘Ja… Daar kun je beter met Maurits over praten. Maar ik ben het niet eens met zo’n uitgangspunt.’
Wat bedoel je?
‘Ik wil niet alleen afgerekend worden op medailles. Het gaat mij erom dat ik een programma neerzet waarin Nederland serieus meedoet op toernooien, maar wel op zo’n manier dat atleten blij en gezond blijven. En dat ze achteraf ambassadeurs van de sport zijn. Dat ze terugkijken en denken: dat was leuk en nuttig, voor mijn verdere loopbaan. Dat is mijn why. Dat is waar ik naar streef.’
De KNGU werkt samen met een aantal andere West-Europese landen bij het verhogen van de leeftijdslimiet. Of preciezer: de KNGU wil een werkgroep instellen die bestudeert hoe turncarrières langer en gezonder kunnen worden. Van der Plas probeert ook Canada en de VS aan boord te krijgen, om in februari, als een belangrijke commissie van de internationale turnbond FIG zich over de kwestie buigt, steun te hebben verworven. Maar Rusland en China, machtige landen in het turnen, verzetten zich. Sterker: die willen de minimumleeftijd behouden of zelfs verlagen naar veertien jaar.
Weet jij waarom China voor een lagere leeftijd pleit?
‘Omdat zij methodes hebben die lichamelijk en mentaal het meest effectief zijn op vijftienjarige leeftijd, en turnsters afschrijven als ze zestien jaar oud zijn.’
Kennelijk zien zij veertien jaar als ideale leeftijd voor het turnen.
‘Ja, dat denken ze. En ik geloof dat de turnwereld bij elk toernooi blijft twijfelen of die turnsters van China wel echt vijftien of zestien jaar zijn.’
Maar is dat niet ook gewoon waar dan? Dat kennelijk, of je het leuk vindt of niet, het lichaam van zo'n meisje perfect is voor turnen?
‘Ik blijf erbij: je kunt prima presteren als je 25 jaar oud bent. Het is niet zozeer de vraag wat ideaal of wat mogelijk is. Het is de vraag hoe je je systeem wilt inrichten.’
Kun je zelf alvast zeggen: we gaan alleen nog maar met turnsters van achttien jaar en ouder naar het WK?
‘Dat doen we ook grotendeels. Onze bondscoach Gerben Wiersma zet in op het behouden van seniore sporters en introduceert jonge turnsters langzaam. Dan krijg je wel kritiek. In de Nederlandse ploeg voor het WK in Stuttgart zaten geen jonkies, behalve Naomi Visser. Dan krijg je reacties als: “Waarom geef je jonge sporters geen kans?”’
Toch wil Van der Plas doorzetten. Ook in de aard van de oefeningen. Die moeten niet per se allemaal moeilijker en complexer. Turnoefeningen krijgen twee beoordelingen: eentje voor de moeilijkheidsgraad van een oefening (de D-score, van difficulty) en eentje voor de uitvoering van die oefening (de E-score, van executie).
‘Simone Biles [de beste turnster aller tijden, MdH] laat steeds hogere D-scores zien. Zij legt de lat voor het turnen daardoor hoger. Coaches vertellen me dat als je op complexiteit meegaat, je steeds jonger moet beginnen. En de vraag is of dat pedagogisch verantwoord is. Wij denken van niet. En dus zetten wij eerder in op lage D- en hoge E-scores. Al is het natuurlijk telkens aan de coach om dat in te schatten.’
Stap 4: Mensen veranderen en/of vervangen
Bij een recente online vergadering van de FIG over de cultuur van de sport zei Van der Plas dat het turnen voor een keuze stond: change or be changed. Stoere taal, maar makkelijker gezegd dan gedaan: mensen verander je niet heel snel, en je kunt ook niet zomaar mensen ontslaan, hoe veel klachten er ook bekend zijn geworden in de media. (Over individuele gevallen zegt Van der Plas niets in afwachting van de uitkomsten van twee onderzoeken die momenteel gaande zijn, zie onder.)
Kun je niet tegen coaches waarover veel klachten binnen zijn gekomen zeggen: je moet weg?
‘Die gesprekken worden wel gevoerd. Voor de komende jaren moet heel helder zijn: dit is wat we gaan doen en daar hoort dit functieprofiel bij. Kun je daarin mee? Mooi. Zo nee, dan nemen we afscheid.’
Er zijn mensen al vertrokken?
‘Dat is wel gebeurd, maar daar wil ik niet hardop over praten. Dit gaat de komende jaren nog meer het gesprek worden.’
Wat wel openlijk is veranderd: de trainingen van de nationale selectie zijn deze zomer verplaatst naar een centrale locatie in Nijmegen. Aanvankelijk trainden de beste turnsters van Nederland bij hun eigen clubs. Maar centraal in Nijmegen zou er meer toezicht zijn, aldus de KNGU. Zelfs de ex-turnsters die zich kritisch uitlaten over de turncultuur zien dat als symboolpolitiek; een verhuizing die vooral onhandig is voor coaches en turnsters.
Is de verhuizing symboolpolitiek?
‘Nee. Wij zien veel voordelen van de centrale trainingen, in een prachtige hal op een centrale plek met veel faciliteiten, veel expertise en meerdere coaches. Het is een plek waar turnsters en coaches kunnen ‘spiegelen’ [gedachten uitwisselen, elkaars methoden bevragen, MdH] met een prestatiecoach die we hebben aangesteld. We willen een omgeving vormen waar een turnster terechtkan, ongeacht wat er met een trainer gebeurt. Dan is de infrastructuur er alvast. Meer ‘ethische ruimte’, noemde iemand dat laatst. Meer ruimte voor intervisie, voor reflectie, voor nadenken over de vraag: wat is het verschil tussen streng en gemeen?’
'Ongeacht wat er met de trainer gebeurt' – anticipeer je daarmee op mogelijke conclusies van het onderzoek? (De onderzoeken van het bureau Verinorm, dat de turncultuur in Nederland onderzoekt, en het onderzoek van het Instituut Sportrechtspraak naar de klachten tegen coaches.)
‘Niet in de zin hoe jij bedoelt: dat trainers ontslagen gaan worden. In de toekomst wil ik naar minder afhankelijkheid van één bepaalde trainer/coach of een groep trainer/coaches. Die afhankelijkheid moeten we doorbreken. Daarnaast sowieso meer ruimte voor aanstormende talenten onder de trainers/coaches.’