De film van de kunstenaar Renzo Martens over Congo maakte diepe indruk op me. Ik zag de film niet lang na terugkeer uit op een vrijdagavond in New York. Ik deed iets wat ik zelden doe: ik contacteerde Martens en stelde een ontmoeting voor.

Weliswaar had ik een tijd geleden al een van Raymond van den Boogaard in NRC Handelsblad over deze film gelezen, kennelijk was die lof niet voldoende geweest om de film ook echt te gaan zien. Mijn reis naar Congo veranderde dat. Opeens was Congo en dus ook Enjoy Poverty urgent.

Een ontmoeting met Martens was nog niet zo makkelijk, want we reisden allebei veel maar uiteindelijk bleek dat we elkaar op zaterdag 10 mei in New York konden ontmoeten. Hij was de dag ervoor aangekomen, ik zou die avond vertrekken. Het zou dus een lunch worden.

‘In ontbijten ben ik niet zo goed,’ schreef Renzo Martens. Een intrigerende zin. Ontbeet Martens nooit? Of hield hij van uitslapen? Ik was weleens een literair criticus tegengekomen die beweerde dat een van de belangrijkste doelen in zijn leven was om nooit voor 8 uur op te hoeven staan. Het zou ook 9 uur geweest kunnen zijn. Die uitspraak was uiteraard ironie, maar uitslapen is wel degelijk een serieus te nemen ambitie.

Ik stelde Martens restaurant Sfoglia voor, een restaurant waar ik vrijwel altijd op zaterdagmiddag lunch als ik in New York ben. Het ritueel is een wapen tegen de dood. In Sfoglia had ik ooit een diner gegeven toen ik mijn Green Card kreeg, om de mensen die me hadden geholpen bij het verkrijgen van die kaart te bedanken. Een van mijn gasten bleek een mormoon en hij vertelde over het heilige ondergoed dat mormonen dragen. Verder is die avond als een roes aan mij voorbijgegaan.

Renzo Martens stond op de afgesproken tijd met een kleine koffer in Sfoglia op mij te wachten. Hij zag er wat vermoeider uit dan in de film over Congo, waarin hij zelf meespeelt. Ik had wat schoenen van de moeder van mijn petekind naar de schoenmaker gebracht, daarom was ik verlaat.

We gingen aan tafel zitten en Martens vertelde dat hij die ochtend ontbeten had met vlees. Hij ontbeet dus toch, maar misschien liever niet in gezelschap. Hij was aarzelender, misschien ook iets verlegener dan ik me op basis van zijn film had voorgesteld. Hij zei dat hij vroeger een mooie jongen was geweest, ondanks zijn vermoeidheid vond ik hem nog steeds mooi. Zijn haren leken eraan toe om gewassen te worden, het was een taak die ik graag op me wilde nemen.

Kunst is een economische motor waar mensen die in de omgeving van die kunst wonen van kunnen profiteren

Ik bestelde pasta en Martens vroeg om groente, hij kon na het vlees van die ochtend wel wat groente gebruiken.

In een voormalige plantage in Congo was hij het begonnen. Een van de gedachten achter dit instituut is dat waar kunst is, economische activiteit wordt gecreëerd; kunst is een economische motor waar mensen die in de omgeving van die kunst wonen van kunnen profiteren.

Eind van de zomer zou hij er weer heengaan, dit keer met een hoogzwangere vrouw en kind. Dat vond ik moedig, maar voor de kunst moet je iets overhebben en voor de liefde ook. Soms gaan kunst en liefde goed samen.

Naarmate de lunch vorderde, werd ik steeds zenuwachtiger, het vliegveld riep. Hoeveel ik ook reis, ik blijf een zenuwpees.

‘Ik heb het idee om uit Afrika als VN-vredestroepen naar Nederland te brengen,’ zei ik nog voor ik wegging, ‘wil je meewerken aan dit project?’

Martens aarzelde, hij wilde zich concentreren op zijn eigen projecten. Bovendien vond hij kindsoldaten in Nederland te satirisch en daardoor te makkelijk.

Daar zat iets in: satire maakt zichzelf bij voorbaat al onschadelijk.

Aan de andere kant: als je kindsoldaten met blauwe helmen daadwerkelijk door Den Helder of Almere laat marcheren, begeef je je aan gene zijde van de satire. Je bent bezig met een Gesamtkunstwerk, hoewel dat woord onbescheiden kan overkomen. Enfin, het Afrikaanse continent maakt nu eenmaal grote woorden in de westerling los.

Voor ik wegging opende Martens midden in het restaurant zijn koffer om mij een dvd te geven van een oudere film die hij had gemaakt. Ik vond dat moedig. Niets is intiemer dan een blik in andermans koffer. De obers bleven staan om te gluren.

In de taxi op weg naar het vliegveld drong tot me door dat eigenlijk ieder hotel een Institute for Human Activities is. Ik heet de mens graag welkom in dat instituut.

schreef in Molloy: ‘Als dingen op het punt staan te verdwijnen, wend ik de blik tijdig af.’ Dát is het geheim. Hoe overleef je menselijke activiteit? Door de blik tijdig af te wenden.

Met twaalf voormalig kindsoldaten door de vinexwijken Hotelmensen spreken Duits, het liefst het Duits van Bertolt Brecht. Tijdens een bijeenkomst van de Akademie van Kunsten stelt de Hotelmens zich voor met twaalf voormalig kindsoldaten, liederen van Brecht zingend, door de Nederlandse vinexwijken te trekken. Op medewerking van Fred Teeven kan gerekend worden. Lees hier het feuilleton Het leven is geen magnetronhandleiding De Hotelmens bezoekt een symposium van de boeddhistische leraar Chögyal Namkhai Norbu. De leraar blijkt aangenaam amoreel. Om het verleden hoef je je geen zorgen te maken, om de toekomst trouwens ook niet, stelt hij. Daarop besluit De Hotelmens zelf ook meester te worden. Lees hier het feuilleton van vorige week