Waarom politici zich niet mogen verschuilen achter de wetenschap – óók niet in coronatijd
Veel landen hebben drastische maatregelen genomen om de pandemie te beteugelen, vaak op advies van virologen. Politici laten zich sturen door de wetenschap en lijken daardoor neutraal. Maar in feite blijft elke beleidsbeslissing een waardeoordeel.
Hier in België zitten we weer in een gedeeltelijke lockdown. Ik schrijf dit stukje dus aan een klapbureautje op mijn slaapkamer. Het kantoor waar ik normaal werk, een kamer bij een vriend van mij, is tijdelijk verboden gebied.
Die beslissing om begin november het land weer plat te leggen, kwam er na druk van een aantal virologen. Die twitterden, verschenen in praatprogramma’s en publiceerden open brieven. De boodschap was steeds dezelfde: een lockdown was de enige optie om de stijgende coronabesmettingen het hoofd te bieden. De politici stribbelden nog even tegen, maar gaven uiteindelijk toe.
België is natuurlijk niet het enige land dat drastische maatregelen neemt om het virus te beteugelen. Bijna elk land ter wereld heeft bepaalde sectoren gesloten en regels ingevoerd die bepalen hoeveel mensen je mag ontmoeten, en of je al dan niet een mondkapje moet dragen. En, net als in België, waren het vaak wetenschappers die hierop aandrongen. Meestal volgden politici hen. Jammer dat ze die maatregelen moesten nemen, maar ze konden niet anders: het moest van de virologen.
Maar dat roept een aantal vragen op. Wentelen politici de verantwoording voor hun beleidsbeslissingen zo niet al te makkelijk op de wetenschap af? En: zouden wetenschappers wel zo openlijk moeten pleiten voor bepaalde overheidsmaatregelen? Hoe moeten beide zich tot elkaar verhouden?
Over de relatie tussen wetenschap en beleid
Op zoek naar een antwoord viste ik een boek uit de kast dat ik enkele jaren geleden kocht, diagonaal las, en al bijna weer vergeten was: The Honest Broker: Making Sense of Science in Policy and Politics van de Amerikaanse politicoloog Roger Pielke uit 2012. Het is een typisch product van een academicus. Gortdroog geschreven en veel herhaling. Maar in die taaie brok schuilen wel enkele belangrijke inzichten over de relatie tussen wetenschap en beleid.
Volgens Pielke kan je als wetenschapper vier posities innemen ten opzichte van het overheidsbeleid.
Positie één: je kan je totaal afschermen van alles wat met politiek of maatschappelijke impact te maken heeft. Als pure wetenschapper trek je je niets aan van wat er uiteindelijk met je onderzoek gebeurt. Je onderzoekt de dingen die je wil onderzoeken, publiceert je bevindingen in vakbladen en daar laat je het bij.
Als ‘wetenschapsscheidsrechter’ sta je een stapje dichter bij de samenleving. Je zit het liefst in je ivoren toren, maar wil die indien nodig wel even verlaten. Als een politicus je bijvoorbeeld vraagt hoe giftig een bepaald pesticide is, dan probeer je deze vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. Daarna ga je weer je eigen gang.
En dan zijn er nog twee posities die je als wetenschapper kan innemen als je wél actief invloed wil uitoefenen op het regeringsbeleid.
Je kan de rol van advocaat op je nemen en de noodzaak van een bepaalde beleidsmaatregel met vuur verdedigen. Als toxicoloog pleit je bijvoorbeeld voor een verbod op een bepaald pesticide, omdat je uit onderzoek weet dat het spul rampzalig is voor het bodemleven. De feiten die je als wetenschapper ter beschikking hebt, gebruik je als argumenten om je standpunt te verdedigen.
De vierde optie is de eerlijke makelaar, de honest broker uit de titel. Zo’n makelaar probeert – in tegenstelling tot de advocaat – het aantal beleidskeuzes niet te verkleinen, maar juist te vergroten. Je weet als wetenschapper dat een bepaald pesticide giftig is, en als makelaar maak je een overzicht van alle mogelijke beleidsopties, zoals het inzetten van een minder schadelijk alternatief of een nieuwe teeltwijze waarbij minder pesticide nodig is.
Van elke optie breng je zo goed mogelijk de gevolgen in kaart. Dus niet alleen de impact van het pesticide op het bodemleven, maar ook de gevolgen van een verbod op de oogst en op de inkomsten van de boeren. Daarna is het aan de politici: zij moeten de voor- en nadelen van de verschillende opties afwegen en een keuze maken.
Een beleidsbeslissing is ook altijd een waardeoordeel
Wil je als wetenschapper bijdragen aan de samenleving, dan kan je volgens Pielke het beste kiezen voor de makelaarsrol. Een beleidsbeslissing is immers niet alleen gebaseerd op feiten, maar is ook een oordeel over wat het belangrijkst is, over wie de lusten krijgt en wie de lasten – een waardeoordeel dus. Pleit je als advocaat-wetenschapper voor een verbod op pesticiden, dan vind je waarschijnlijk het bodemleven belangrijker dan de inkomsten van de boeren.
Maar hoe vanzelfsprekend zo’n waardeoordeel ook lijkt, het is volgens Pielke niet aan wetenschappers om over zo’n kwestie in actie te komen. In tegenstelling tot politici hebben wetenschappers geen mandaat gekregen van de bevolking om te bepalen wat belangrijk is en wat niet.
Pielke ziet nog een nadeel als je je als wetenschapper als advocaat gedraagt: het kan je blik vertroebelen. Ook wetenschappers hebben de neiging om de werkelijkheid zo te interpreteren dat deze hun standpunten bevestigt. De advocaat-wetenschapper loopt het risico dat hij feiten niet meer gebruikt om meer inzicht te verwerven in de complexe werkelijkheid, maar als munitie om zijn visie te verdedigen. Om bij het voorbeeld te blijven: als je net een vurig pleidooi hebt gehouden voor een onmiddellijk verbod op een pesticide, kijk je misschien toch iets minder objectief naar een studie waaruit blijkt dat de impact van dat pesticide best wel meevalt.
Maak geen misbruik van je autoriteit als wetenschapper
Dat betekent niet dat wetenschappers geen mening mogen hebben over het te voeren beleid. Maar ze moeten volgens Pielke oppassen dat ze hun autoriteit als wetenschapper niet misbruiken om hun eigen waardeoordelen erdoor te drukken. Dan worden ze wat Pielke stealth issue advocates noemt: ze doen alsof ze zich enkel door feiten laten leiden, maar verzwijgen dat er ook een waardeoordeel aan de basis van hun standpunt ligt.
Kortom: als we willen weten wat waar is en wat niet, kunnen we het beste te rade gaan bij wetenschappers. Maar over de vraag wat belangrijk is en wat niet, is het oordeel van een wetenschapper evenveel waard als dat van elke andere burger. Als we beide vragen met elkaar verwarren, wordt wetenschap politiek met andere middelen. Wetenschappers kunnen dan niet meer beweren dat zij boven het politieke gekrakeel staan. Ze zitten er middenin, zijn niet meer onafhankelijk en ondermijnen zo het vertrouwen in de wetenschap.
Wanneer wetenschappers het beleid wél direct kunnen sturen
Toch zijn er wel degelijk situaties denkbaar waarin het wel in orde is als wetenschappers rechtstreeks het beleid sturen. Stel dat er een enorme gifwolk richting Amsterdam drijft. Elke wetenschapper is het erover eens: ja dat spul is giftig en zal duizenden Amsterdammers het leven kosten. Ze weten ook dat er maar één maatregel is die zeker werkt: evacueren.
In zo’n geval is er volgens Pielke aan drie voorwaarden voldaan. Eén: er is consensus over de waarden. Iedereen is het erover eens dat we zo veel mogelijk Amsterdamse levens moeten redden. Ten tweede is er zekerheid over de effectiviteit van de te nemen maatregelen: door een evacuatie zullen duizenden mensenlevens gered worden. En ten slotte is het gevaar acuut. Er is geen tijd om eindeloos te palaveren, er moet beslist worden.
Kunnen we het coronabeleid aan wetenschappers overlaten?
Terug naar corona. Zitten we daar in een gifgasscenario? Is er een brede consensus over de waarden , voldoende zekerheid over de effectiviteit van de maatregelen en is het gevaar acuut? Kunnen we, met andere woorden, het beleid volledig aan wetenschappers overlaten?
Vrijwel iedereen is het erover eens dat het aantal zieken en doden door corona zo laag mogelijk zou moeten zijn. Maar bij het nemen van maatregelen komen andere waarden in het gedrang. In Zuid-Korea gebruikt de overheid de locatiegegevens van telefoons en betalingen om alle mogelijk besmette personen op te sporen en te isoleren. In Nederland en alle andere Europese landen willen we daar niet aan, omdat het botst met ons recht op vrijheid en privacy.
De Nederlandse regering besliste onlangs om onder meer bioscopen, pretparken en theaters weer te openen. Ook dat is een afweging tussen het recht op ontspanning – met de onderliggende waarde: we vinden het belangrijk dat mensen af en toe een uitje hebben – en de mogelijke impact op het aantal besmettingen.
Over die waarden is bepaald geen consensus. Toch wegen politici continu die waarden tegen elkaar af, zij het zelden expliciet.
Er is nog veel wat we niet weten
Ook over de manier waarop we het aantal besmettingen zo laag mogelijk houden, bestaat veel discussie. Dat afstand houden werkt lijkt wel duidelijk, maar er is nog veel wat we niet weten. Welke rol spelen aerosolen? Kan je ook besmet raken via oppervlakken zoals deurklinken of winkelwagentjes? Door al die onzekerheden weten we niet exact welk effect specifieke maatregelen zullen hebben. Niet voor niets omschreef premier Mark Rutte het coronabeleid meermaals als ‘varen door dichte mist’.
Is het gevaar acuut? In maart konden we nog beweren dat er geen tijd was om lang na te denken, omdat we de impact van de pandemie in Nederland nog niet goed kunnen inschatten. Nu, negen maanden later, kunnen we dat al veel beter. Maar juist omdat het gevaar minder acuut is, is er meer ruimte om te discussiëren over nut en effectiviteit van mogelijke maatregelen.
We moeten proberen het oordeel over de feiten los te koppelen van het oordeel over waarden
We zitten dus niet in een gifgasscenario. En als we Pielkes analyse volgen, is het dus geen goed idee om het beleid volledig aan de virologen over te laten. We moeten proberen het oordeel over de feiten los te koppelen van het oordeel over waarden.
Op dit moment is deze ontkoppeling bij een aantal wetenschappers volgens mij te weinig aanwezig. Als het Red Team stelt dat een harde lockdown de enige oplossing is, vellen ze een waardeoordeel – dat is stealth issue advocacy. Zij beslissen wat belangrijk is en wat niet, maar doen alsof deze beslissing enkel op feiten gebaseerd is.
Politici maken handig gebruik van die stelligheid. Het expliciet maken van de afweging tussen waarden vergt moed. Stellen dat het recht op onderwijs belangrijker is dan de stijging van het aantal coviddoden, wordt je door een deel van je achterban waarschijnlijk niet in dank afgenomen. Maar als politici deze beslissing aan wetenschappers overlaten, hoeven ze die afweging niet te expliciteren. Ze kunnen zich verschuilen achter de brede ruggen van de witte jassen.
Begint het volk te morren, dan wassen ze hun handen in onschuld. Wij waren het niet, het waren de virologen.