Europa kiest voor het risico op een volgende pandemie, stikstofvervuiling en dierenleed. Want: handel
Vogelgriep-epidemieën komen steeds vaker voor. In de afgelopen vijf jaar waren er alleen in Nederland al drie (voor kippen) dodelijke uitbraken. Ze zijn nauwelijks nog nieuws.
Dat vogelgriep de afgelopen maand wél de landelijke kranten haalde, is omdat er nu wel héél veel wilde ganzen trillend, schokkend en gedesoriënteerd over wegen en door parken waggelen. Het zijn de boodschappers die een eerder in Europa opgedoken variant van het vogelgriepvirus opnieuw hierheen brachten, om vervolgens dood neer te vallen.
Dat is des te schokkender omdat een vogelgriepuitbraak in een kolossale kippenstal een van dé kansrijke recepten is voor de volgende dodelijke viruspandemie – voor mensen, welteverstaan. Dat heeft niet alleen met het aantal kippen te maken, maar ook met hun leefomstandigheden. Alleen als kippen met zo veel tegelijk zo dicht op elkaar zitten, kan een virus zoals het huidige evolueren in een nog besmettelijker type dat ook mensen treft, en zo een pandemie onder mensen veroorzaakt. Dat leerde ik vorige week van viroloog Thijs Kuiken.
Naast het risico op een nieuwe pandemie zijn er ook de gevolgen voor de vogels zelf – vogelgriep en de ‘ruimingen’ (eufemisme-alert) die daarop volgen zijn massaslachtingen.
Meer dan een half miljoen kippen werden afgelopen maand alleen al in Nederland geruimd – evenveel dieren als er jaarlijks aan dierproeven worden geofferd.* De ruimingen gebeuren meestal door de stal vol te spuiten met CO2, omdat de dieren snel moeten worden omgebracht en niet verplaatst mogen worden. Of dat een pijnlijke dood is, daarover verschillen de meningen.
Deze kippen gaan de verbrandingsoven in, ze worden niet opgegeten. Toch wordt er in Nederland na een vogelgriepuitbraak geen grammetje minder kip gegeten – pluimveebedrijven elders in de wereld profiteren van de groeiende Europese vraag.
De uitbraak was makkelijk te voorkomen geweest
Het zuurste is nog wel dat de huidige en de andere recente uitbraken van vogelgriep makkelijk te voorkomen waren geweest. Tegen de bestaande varianten van vogelgriep zijn vaccins op de markt, die in China succesvol worden gebruikt om uitbraken te voorkomen.
Maar de Europese Unie wil niet dat pluimvee preventief wordt gevaccineerd, omdat dat de export van kippenvlees zou bemoeilijken. Gevaccineerde kippen worden niet ziek, en verspreiden het virus nauwelijks, maar omdat tests voor vogelgriep dan ook niet meer werken, mogen de ingeënte kippen niet worden verhandeld binnen Europa. Dat gaat de Nederlandse overheid en de pluimveesector te ver. Vaccineren? Graag, maar niet als het ten koste gaat van de handel.
De kosten van een uitbraak
De huidige vogelgriepuitbraak is dus geen ongeval, maar een koele economische afweging: omdat 80 procent van het Nederlandse kippenvlees wordt geëxporteerd, vooral naar andere Europese landen, zou vaccinatie een groot deel van de afzetmarkt doen verdampen. Dat is minder aantrekkelijk dan de preventieve ruimingen.
Voor de sector als geheel klinkt dit allemaal logisch, maar voor individuele pluimveehouders is het een drama. Alleen al van de mogelijkheid op een ruiming raken pluimveehouders overspannen.* Zo’n ruiming is, naast een financiële smak van jewelste, ook een traumatische ervaring.
Getroffen pluimveehouders krijgen een gedeeltelijke vergoeding uit een fonds waaraan alle pluimveehouders meebetalen. De overheid neemt dat fonds over als de kosten in vijf jaar tijd boven de 46 miljoen euro komen.* Een smak geld, maar peanuts vergeleken met wat de verwachte uitbraken de komende vijf jaar gaan kosten.
De kosten van de vogelgriepuitbraak in 2014/2015 – die kleiner was dan de huidige nu al is – werden geschat op 50 miljoen euro.* De grote uitbraak in 2003, waarvoor 30 miljoen kippen werden geruimd en die ook zo’n duizend mensen besmette van wie er één overleed, kostte de maatschappij zo’n 750 miljoen euro.
Wel de baten, niet de kosten
Dat zijn absurde bedragen, voor een sector die nog geen tweeduizend bedrijven telt.* De pluimvee-industrie in zijn huidige vorm kan alleen maar rendabel zijn omdat de kosten van alle ellende niet worden meegerekend: het leed onder pluimvee, de vele doden onder wilde vogels, natuurschade, het persoonlijke drama voor de pluimveehouders, de maatschappelijke kosten van regelmatige uitbraken, laat staan van een volgende pandemie.
Na de grote uitbraak van 2003 kampte één op de drie pluimveehouders met depressieve klachten, met name door een somber toekomstbeeld. En terecht: het aantal pluimveehouders daalt al decennia, ze gaan bij bosjes failliet. Dat komt niet alleen door vogelgriep, maar ook doordat ze worden weggeconcurreerd door bedrijven die steeds groter worden, en door de steeds strengere regels die het gevolg zijn van die schaalvergroting.
De EU kan uitbraken voorkomen door vol in te zetten op vaccinatie. Maar vogelgriep zou helemaal geen groot probleem meer zijn, legde viroloog Thijs Kuiken me uit, als de pluimveesector anders wordt ingericht. Als we grote kippenstallen (waaronder 150 megastallen) vervangen door veel meer kleinschalige bedrijven, verspreid over het land en wellicht ook als onderdeel van ‘gemengde’ boerenbedrijven, die hun producten regionaal verhandelen, verdampt het risico op het ontstaan van een dodelijke pandemie in Nederland.
Slecht voor de export. Maar wat we daarvoor terugkrijgen is minder dierenleed, minder stikstof- en CO2-uitstoot, minder natuurschade, minder kosten voor de bestrijding van ziektes, minder kans op een pandemie, en meer levensgeluk voor meer boeren. En hun kippen.