Zo groen is energie uit waterstof niet
Shell en de Gasunie hebben in samenwerking met de provincie Groningen en andere bedrijven en lokale overheden het vergevorderde plan om tot wel 9 miljard euro te investeren in een serie megalomane ‘electrolysers’: fabrieken die waterstof produceren. Die gaan bijna twee keer zoveel waterstof maken als de landelijke droom van de overheid.
Waterstof is een ‘schoon’ gas. Net als LPG kan je er een auto op laten rijden, maar anders dan met LPG kan je aan de uitlaat gaan hangen om je dorst te lessen. Want bij de verbranding van waterstof komt geen CO2 of andere troep vrij. Alleen maar water.
Dat plan is dus op het eerste gezicht goed nieuws voor de groene toekomst. Maar de massale waterstofproductie vergt zo veel energie, dat de helft van alle geplande groene stroom in 2030 eraan opgaat. En dat betekent of een tekort aan groene stroom voor huishoudens. Of, en dat is een waarschijnlijker scenario, er moeten als de wiedeweerga nog eens twee keer zoveel windmolens in de Noordzee gebouwd gaan worden als nu het plan is.
Waterstofproductie vergt zo veel energie, dat de helft van alle groene stroom in 2030 eraan opgaat
En dat heeft een hoge prijs. Niet alleen voor ons, maar vooral ook voor onze zoogdierneefjes onder water, voor steltlopers en vleermuizen die door de Noordzee migreren, voor zeevogels die tussen de suizende wieken hun voedsel moeten vinden, en voor nog veel meer dieren waarvan we bijna niks weten. Voor hen zijn onze groene dromen Russische roulette.
Waterstof: de voor- en nadelen
Waterstof maken kost een berg energie. Electrolysers doen dat door water (H2O) onder stroom te zetten, en het zo te scheiden in waterstof (H) en zuurstof (O). De resulterende waterstof is explosief, en kan net als benzine gebruikt worden om een motor aan te drijven.
Waterstof is dus geen bron van hernieuwbare energie zoals windmolens of zonnepanelen, maar een manier om hernieuwbare energie op te slaan en te transporteren. Een belangrijke schakel in een groene maatschappij, die ook energie nodig heeft als het niet waait of zonnig is.
Maar waterstof als opslagmethode is niet zaligmakend. Het levert ongeveer half zoveel* energie als je erin moet stoppen, veel minder dan batterijen. Voor auto’s heeft het twee grote voordelen ten opzichte van accu’s: je kan het sneller tanken, en het geeft een veel grotere actieradius (net als benzine). Bovendien is het proces niet afhankelijk van schaarse grondstoffen als lithium, zoals batterijen.
Waterstof is ook de ideale vervanger voor aardgas in een aantal industriële processen die lastig elektrisch te maken zijn, zoals het produceren van staal en kunstmest. Dat is ook precies waarvoor het nu voornamelijk wordt gebruikt.
Waterstoffabrieken gaan onze groene energie opslurpen
De meeste waterstoffabrieken in de noordelijke plannen zullen al in 2030 draaien. NRC berekende dat die dan jaarlijks 39 terawattuur aan stroom gaan verbruiken. Dat is een derde van het complete huidige Nederlandse stroomverbruik (113 terawattuur per jaar).
Een waterstoffabriek is op zichzelf net zo groen als een terrasverwarmer. CO2-vrij wordt het pas als de energie om het te maken eerst CO2-vrij is opgewekt. En dat moet gebeuren in grote windmolenparken op zee. De blauwe Noordzee is waar waterstof groen gemaakt moet worden.
Het zou duurzaam zijn als die waterstoffabrieken gaan draaien op het moment dat het wel waait, maar er weinig energievraag is. Dan heb je energie gevangen die anders verloren ging. Maar de waterstoffabrieken zouden 80 procent van alle windenergie opslokken die volgens de planning in 2030 van de Noordzee gaat komen. Daar komen andere landelijk geplande waterstoffabrieken nog bij.
Waterstof is vooral interessant voor industrie en auto’s. En dus gaat al die waterstof in 2030 ten koste van groene stroom voor andere noodzakelijke doeleinden zoals huishoudens, treinen en landbouw. Dus ofwel leiden die megalomane waterstoffabrieken tot een strijd om groene energie, ofwel komen er nog meer windmolens dan nu al gepland.
De projectleiders van de Groningse fabrieken pleiten dan ook voor twee keer zoveel windmolens op de Noordzee als er nu zijn gepland.* Ze smeken in hun plan om soepele regelgeving en meer financiële steun van de overheid.*
Groene stroom is níet goed voor de natuur
‘Groene stroom’ geeft de indruk dat die goed is voor de natuur. Maar precies dat, de natuur, gaat de prijs betalen voor waterstof, door al die extra windmolens. Van zeepaardjes tot roggen, van oesters tot bruinvissen, de bewoners van de Noordzee hebben het door visserij en drukke scheepvaartroutes al bepaald niet makkelijk. Met een Noordzee vol windmolens wordt dat er voor de meeste dieren niet beter op.
Het probleem is dat zowel windmolens als het meeste zeeleven het liefst op de ondiepe plekken vertoeven
De Noordzee komt niet helemaal vol windmolens te staan. Maar het probleem is dat zowel windmolens als het meeste zeeleven het liefst op de ondiepe plekken vertoeven. Voor windmolens is dat omdat de bouw dan goedkoper is (drijvende windmolens op volle zee zijn voorlopig nog een droom), voor het zeeleven omdat daar het meeste licht is en de minste stroming.
Het huidige klimaatakkoord gaat uit van maximaal 1.100 windmolens in de Noordzee, waarvan er nu al 460 staan.* Niet van die lullige boerderijmolentjes, maar dingen ter hoogte van twee Martinitorens, met wieken ter grootte van een Boeing 747.
En dat is al heel veel. In 2014 werd door Wageningen Universiteit voor een aantal vogelsoorten zo goed mogelijk berekend hoeveel er gaan sterven wegens habitatverlies en rake klappen van de wieken. En ook: hoeveel er mogen sterven, voordat de populatie instort.
Voor zilvermeeuwen, kleine mantelmeeuwen en grote mantelmeeuwen leken die getallen van hoeveel er gaan sterven en hoeveel er mogen sterven aardig op elkaar – desastreus dus. En ook vogels die door de Noordzee migreren, zoals kleine zwanen en drieteenstrandlopers (die witte bolletjes die in de winter op het strand langs de waterlijn rennen), leek de prijs van windmolens hoog.
Een recente update van die berekeningen pakken gunstiger uit voor de toekomst van mantelmeeuwen, maar zilvermeeuwen, en vooral ook wulpen (met die grote kromme snavels – een wulp ruikt aan zijn gulp) en zwarte sterns (elegante vogeltjes die hun eieren drijvend tussen waterlelies uitbroeden), zijn de klos. Voor die laatste kwetbare vogelsoort kunnen de windmolenparken zelfs einde verhaal betekenen.
Maar niet alleen vliegende dieren hebben last van windmolens. Een draaiende windmolen maakt onder water evenveel herrie als een flink schip. Er is steeds meer onderzoek dat erop wijst dat vooral dolfijnen en walvissen, die op geluid navigeren en communiceren, daar veel last van hebben.
Het heien tijdens de bouw van windmolenparken moet zo zacht mogelijk gebeuren en zo weinig mogelijk in de lente, anders zou dat naar schatting meer dan vijftigduizend bruinvissen het leven kunnen kosten. Dat is bijna een kwart van alle bruinvissen in de hele Noordzee.* En dat terwijl dit zoogdier, ter grootte van een mens, de laatst overgebleven walvis is die in de Noordzee nog veel voorkomt.
En bedenk daarbij: op het spectrum van voorspelbaarheid staat ecologie nog een stuk verder in het ongewisse dan het klimaat. Hoeveel dieren er mogen sterven zonder dat de populatie in gevaar komt? Dat is niet veel meer dan een expert guess, vanwege de vele interacties tussen soorten. De rapporten geven een zo goed mogelijk beeld, maar staan vol mitsen en maren, hiaten en leemtes. Dus het kan meevallen, maar zeker ook tegen.
Hoeveel vleermuizen door windmolens uit de lucht gemept gaan worden, is bijvoorbeeld een vraagteken ter grootte van een windmolen. De schatting van het aantal ruige dwergvleermuizen die over de Noordzee migreren: tussen de honderd en een miljoen.* Er zouden jaarlijks duizenden ruige dwergvleermuizen kunnen sterven door windmolens. Of tien, kan ook.
Het gedroomde voordeel: oesterriffen
Al deze gevolgen zijn de berekende effecten van de windmolens volgens de huidige kabinetsplannen. Dus wat staat de bewoners van de Noordzee te wachten met nóg eens duizend windmolens?
Korte antwoord: dat weten we niet. Maar toch worden windmolens door exploitanten zoals Essent graag verkocht als een opsteker voor het zeeleven. Schelpdieren en ander bodemleven kunnen zich vastklampen aan de betonblokken waar de windmolens op staan. Daar worden ze ook niet gelijk opgevist door garnalenvissers die hun netten door de bodem trekken, aangezien die niet tussen de molens door mogen varen.
Niet eens zo’n slecht idee, want sinds alle oeroude mossel- en oesterbedden zijn opgevist, is de bodem vooral een grote zandbak – dik honderd jaar geleden was zo’n 30 procent van de bodem met oesters bedekt, volgens oude zeekaarten.
Zulke riffen vormen de basis voor veel ander bodemleven. Dus het zou prachtig uit kunnen pakken, als oesters, anemonen en zeepokken zich kunnen vastgrijpen aan speciaal daarvoor ontworpen windmolenfundaties. Maar of oesters zich daar echt gaan vestigen, en of die regelmatige werkzaamheden kunnen overleven, is verre van zeker. In de bestaande windmolenparken wordt wel eens een oester gevonden. Er zijn volop oesterherstelprojecten gaande in de huidige windmolenparken, maar echte oesterbanken maken lukt nog niet.
Het energieverbruik gaat niet af-, maar toenemen
Overvloedige groene energie in 2030: in your dreams. Schone kernreactoren, betaalbare drijvende windmolens op volle zee, energie uit aardwarmte, allemaal dromen waar we voorlopig niet op kunnen bouwen.
De enige maatregel die ons werkelijk binnen tien jaar naar compleet groene energie zou kunnen brengen: minder energie verbruiken. Veel minder.
Tig keer meer waterstof produceren dan de natste droom van het kabinet, dat doet ons energieverbruik niet af-, maar toenemen
Tig keer meer waterstof produceren dan de natste droom van het kabinet, dat doet ons energieverbruik niet af-, maar toenemen. Als die fabrieken er eenmaal zijn, zal het de overheid er alles aan gelegen zijn om niet alleen al die extra windmolens te gaan bouwen, maar er ook voor te zorgen dat er genoeg zware industrie in Nederland is om de economie zo goed mogelijk van al die waterstof te laten profiteren.
Het klimaatakkoord belooft niet veel goeds. De combinatie van de woorden ‘minder’ en ‘energie’ komt daarin niet voor, het woord ‘bezuinigen’ ook niet. Het woord ‘waterstof’ wel, 184 keer. En ook aan de Europese Unie zal het niet liggen, die staat te springen om waterstof.* Dat Shell en de Gasunie meer zien in waterstof dan in bezuinigen is ook wel te begrijpen – het eerste is meer geld aan te verdienen, zeker als je al 25.000 tankstations en een vacant landelijk gasbuizennetwerk hebt.
Vaarwel, natuur
Nederland is een mooi land, maar niet het ideale land om duurzame energie op te wekken. We hebben wel wind, maar geen ruimte. Dat wisten we al, want daarom is Nederland de meeste biodiversiteit al verloren. Meer dan de rest van Europa, meer dan de rest van de wereld.
Onze laatste natuur, de blauwe, de laatste plek zonder herrie en beton, offeren we nu ook op voor onze groene toekomst.
Zeedieren zullen er vast blijven – degenen die om de wieken heen vliegen, tegen de herrie kunnen, niet malen om trillingen. Andere dieren, zij die dat allemaal niet kunnen, zullen sterven. Is dat het waard? Daarover verschillen de meningen. Sommige mensen vinden echte natuur, die ongestoord kan uitgroeien tot een complex ecosysteem, onbetaalbaar. Sommigen vinden het moeilijk te verkroppen, dat wij willens en wetens diersoorten zoals die prachtige zwarte stern laten uitsterven.
Anderen zullen zeggen: hangt ervan af wat we ervoor terugkrijgen. Waterstof dus. Heel veel waterstof. Zodat we snel kunnen tanken, hard en ver kunnen rijden, en heel veel staal kunnen maken. Vaarwel, vogels en dolfijnen. Op naar de groene toekomst!
Correctie 19/12: in een eerdere versie werd het gebruik van waterstof bij de productie van staal en kunstmest niet goed beschreven. Dat is aangepast.