De macht van het parlement dat we vandaag kiezen is groot, de legitimiteit ervan klein
Onlangs organiseerde ik in Pakhuis De Zwijger een Correspondent-avond over de macht van het Europees Parlement. Op de dag van de verkiezingen een verslag met de belangrijkste bevindingen: het parlement heeft geen tekort aan macht, maar wél aan legitimiteit en herkenbaarheid.
‘Het Europees Parlement is eigenlijk het machtigste parlement van de wereld,’ zei Herman Van Rompuy afgelopen zondag op de Vlaamse televisie. En dat legde hij zo uit: dit parlement hoeft geen regering te ondersteunen, staat daarom vrij ten opzichte van elk wetsvoorstel en kan telkens weer wisselende meerderheden vormen.
Een maand eerder had hij die macht in een Duitse krant juist ernstig gerelativeerd. Daarin legde hij uit dat de opkomst bij de Europese verkiezingen nooit erg overweldigend is, omdat mensen donders goed weten dat de in de Europese Raad verzamelde regeringsleiders aan de touwtjes trekken. ‘Dit onderscheid tussen het Parlement en zij die werkelijk beslissen snappen de burgers heel goed,’ zei hij.
‘Zij die werkelijk beslissen.’ Een pikante en veelbesproken formulering.
Ontsnapte op dat moment de waarheid aan Van Rompuys lippen? Stemmen wij vandaag op een Parlement dat niet de belangrijkste besluiten neemt? Of had hij gelijk toen hij er later op tv op wees dat het Europarlement over bijna alles meebeslist? En hoe democratisch is het EP eigenlijk? Is het een orgaan van en voor het volk?
Over die vragen organiseerde ik op 6 mei in Pakhuis De Zwijger te Amsterdam een debatavond. Zoals beloofd een verslag, met daarin de belangrijkste bevindingen op een rij.
1. Het Parlement heeft veel macht
‘Het Europees Parlement (EP) heeft wel degelijk veel macht. Heel veel macht zelfs,’ betoogde Dorette Corbey. En zij kan het weten: Corbey was tien jaar lang Europarlementariër voor de PvdA. Als bewijs voor haar stelling voerde ze aan dat het Europarlement bij bijna alle wetsvoorstellen waar de Europese Commissie mee komt medewetgever is.
Dat betekent dat een meerderheid in het Parlement de macht heeft wijzigingen in wetsvoorstellen aan te brengen. En aan het einde van de rit, als ook de Raad van Ministers zich over het voorstel heeft gebogen, komt het er alleen door als het EP het in meerderheid aanneemt.
Ook andere argumenten die de macht van het EP relativeren, ontzenuwde Corbey. Zeker, het kan een individuele Eurocommissaris niet naar huis sturen, terwijl de Tweede Kamer wel een minister heen kan zenden. Maar het kan in noodgevallen wel de hele Commissie tot aftreden dwingen, zoals in 1999 ook gebeurde, toen was gebleken dat een Franse Eurocommissaris had gefraudeerd.
En het is waar: het EP kan zelf niet met wetsvoorstellen komen. Maar door het aannemen van resoluties kan het wel degelijk onderwerpen op de politieke agenda plaatsen.
Maar hoe zit het dan met die opmerking van Van Rompuy, dat de echte beslissingen in de afgelopen tijd door de Europese Raad zijn genomen? Dat komt allemaal door de eurocrisis, legde Bas Eickhout, lijsttrekker voor GroenLinks, uit. ‘Ineens bleek dat landen failliet konden gaan. Ineens bleken onze economieën totaal verweven. Ineens bleek de redelijk kleine economie van Griekenland grote gevolgen te hebben voor de hypotheekprijzen in Nederland.’
In het Europese Verdrag stonden geen regels hoe daarmee om te gaan. ‘We moesten in paniek nieuwe regels gaan verzinnen. Eigenlijk is het Verdrag geschonden,’ constateerde Eickhout. ‘We hebben een land gered, terwijl we het volgens het Verdrag failliet hadden moeten laten gaan.’
Hij is er gelukkig mee dat die keuze niet is gemaakt, maar als Europarlementariër had hij er formeel niets over te zeggen. ‘Want zo werkt Europa namelijk. Het Verdrag regelt wat ik kan en mag. Dus waren de regeringsleiders aan zet. De eurocrisis heeft het gevoel gegeven: dat Parlement kan niets. Maar wij werken elke dag aan wetgeving. Interne markt, visserij, landbouw, milieu, banken, er komt geen wet tot stand zonder goedkeuring van het Europees Parlement. Dat is wel degelijk macht.’
2. Het Europees Parlement is niet te vergelijken met andere parlementen
Net als Corbey beklemtoonde Eickhout de rol van de Europarlementariërs als medewetgevers. ‘In de Tweede Kamer beïnvloed je vooral het publieke debat, wat heel belangrijk is in een democratie. Dat kan ik als Europarlementariër maar in heel beperkte mate. Maar ik ben wel een wetgever voor een half miljard inwoners.’
Als politicus in campagnetijd herinnerde hij graag aan het succes dat hij op dat gebied had geboekt: de wet over de terugdringing van superbroeikasgassen die hij als onderhandelaar voor het Europarlement tot stand had gebracht. Die wet wordt nu in Californië nagemaakt. En dat had hij vanuit de Tweede Kamer nooit kunnen bereiken, zei Eickhout trots. ‘Op het moment dat een wet waar ik aan heb gewerkt in een hoofdredactioneel commentaar in TheNew York Times staat en Barack Obama zegt dat je dat Europese voorbeeld moet volgen, ben ik heel blij.’
Een Europarlementariër in Brussel en Straatsburg houdt zich dus met heel andere dingen bezig dan een volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer. Dat was wat ook de Nijmeegse historicus Koen van Zon benadrukte. ‘We denken over een parlement graag als een arena waar politiek bedreven wordt, aan volksvertegenwoordigers, coalitie en oppositie, aan een plek van debat waar een regering beleid moet verantwoorden. We denken vooral aan de Tweede Kamer dus. Maar het Europees Parlement lijkt weinig op de Tweede Kamer.’
Als we bedenken dat we te maken hebben met een betrekkelijk jong project, voltrekt zich weinig minder dan een revolutie
In zijn historische schets liet Van Zon zien dat het EP juist in de jaren zeventig van verstarring en economische crisis aan zijn opmars begon. ‘De lidstaten realiseerden zich steeds meer dat de Europese Unie niet meer het neutrale project was dat ooit was bedacht,’ vertelde hij. ‘De gemeenschappelijke markt raakte inmiddels aan het dagelijkse leven van miljoenen burgers. Het idee dat hun stem gehoord moest worden drong in alle Europese hoofdsteden door.’
Het Europees Parlement werd in 1979 voor het eerst rechtstreeks gekozen, daarvoor vaardigden de nationale parlementen de leden af. ‘Vanaf dat moment begon het zich tot een serieuze machtsfactor in het Europese krachtenveld te ontpoppen,’ constateerde de Nijmeegse historicus. ‘Het mocht meebeslissen over de begroting en het liet gelijk zijn tanden zien door de begroting van 1980 gelijk af te schieten. Bij alle nieuwe verdragen kreeg het Parlement er een beetje macht bij.’
Zijn slotsom: ‘We moeten vooral af van het idee dat er iets is als een echt, normaal Europees Parlement. Er bestond nooit een blauwdruk voor en dus ontwikkelt het zich als geen ander parlement in een richting die we niet kunnen voorspellen. En die ontwikkeling mag dan traag lijken, als we bedenken dat we te maken hebben met een betrekkelijk jong project, voltrekt zich weinig minder dan een revolutie.’
3. Er is geen gebrek aan macht, wel aan legitimiteit
Het EP mag dan machtig, onvergelijkbaar en in snelle ontwikkeling zijn, populair is het niet. Het Europees Parlement komt geen macht, maar legitimiteit tekort, constateerde Patrick van Schie, directeur van de Teldersstichting, de aan de VVD gelieerde denktank. ‘Het heeft een buitengewoon lage opkomst [43 procent in 2009, TV] die dan naar boven geflatteerd wordt door de opkomstplicht in landen als België en Italië.’
Dat gebrek aan draagvlak voor het EP was in zijn ogen te wijten aan de ondoorzichtigheid van de Europese besluitvorming en het ongenoegen over het feit dat de trein van de Europese integratie maar voortdendert, terwijl de burger die kan afremmen noch invloed kan uitoefenen op welke richting die uitgaat.
Thierry Baudet, de huisfilosoof van de Nederlandse eurosceptici, betoogt dat elke democratie per definitie een demos, een volk, nodig heeft. Daar er geen Europees volk is, kan er dus per definitie geen Europese democratie bestaan. De Europese Unie ziet hij daarom als een bezettende macht die onze soevereiniteit afpakt.
Radicaal, maar in zijn constatering dat er geen Europees demos bestaat, heeft hij wel gelijk, vindt Van Schie. ‘Afgezien van mensen als Van Rompuy en Barroso die hun brood verdienen in Brussel en Belgen die een identiteitsprobleem hebben en dat denken op te lossen door een sprong naar voren, zijn er weinig Europeanen die zich als Europees burger beschouwen,’ spotte de directeur van de Teldersstichting.
Het Europarlement vond hij maar ‘een buitengewoon vreemd orgaan.’ Want een normaal Parlement hoort de machthebbers te controleren, zei Van Schie. ‘Het zou er in mijn ogen nooit voor pleiten dat de instantie die zij controleert méér macht krijgt. Maar het EP wil wel meer macht voor de Europese Commissie, natuurlijk in combinatie met meer macht voor zichzelf. Dat hangt misschien ook wel samen met wat Wouter Bos zei: dat veel partijen vooral hun meest eurofiele leden afvaardigen.’
4. Of is er in de EU juist een gebrek aan politiek?
Ook Corbey erkende dat het EP niet de ‘hearts and minds’ van de burgers heeft gewonnen. ‘De opkomst bij de verkiezingen is laag, mensen interesseren zich weinig voor het Europarlement.’ In haar ogen is dit vooral het gevolg van een gebrek aan duidelijke politieke strijd.
De politiek is in het ideale geval leverancier van standpunten over waar het met de samenleving naartoe moet. Voor dergelijke visies kijken mensen in eerste instantie richting Den Haag. Maar daar valt eigenlijk niet meer zoveel te beslissen.
De Tweede Kamer houdt zich bezig met de kruimels die van de Europese onderhandelingstafels afvallen
‘Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de Tweede Kamer zich bezighoudt met de kruimels die van de Europese onderhandelingstafels afvallen,’ zei Corbey. ‘Dat geldt bijvoorbeeld voor het milieubeleid en voor de nationale begrotingen waar Europa belangrijke randvoorwaarden aan stelt. Ook migratiebeleid is voor het grootste deel Europees beleid. Natuurlijk kan de Tweede Kamer daar nog een paar kleine dingen aan veranderen, maar uiteindelijk is de hoofdlijn echt al in Europa bepaald. Dat is natuurlijk pijnlijk.’
De politiek in Den Haag is dus uitgehold - en in Brussel is ze onherkenbaar. ‘Brusselse politiek is compromis op compromis op compromis,’ zei de oud-Europarlementariër. ‘Het is te vergelijken met een grote kookpot. Uit allerlei landen en politieke stromingen gooi je er allerlei ingrediënten in. Daar roer je een tijdje in en je laat het even pruttelen, en op het einde komt er een redelijk smakelijke soep uit waarin de oorspronkelijke ingrediënten niet herkenbaar zijn. Ergens in Europa bestaat een groot zwart gat waar de politieke verantwoordelijkheid en herkenbaarheid in verdwijnt.’
En de oplossing is?
Koen van Zon wilde zich als historicus niet wagen aan een politiek debat over toekomstvisioenen.
Dorette Corbey zag drie oplossingen om te ontsnappen aan de zuigkracht van het zwarte gat. Allereerst de vlucht naar voren: zorgen dat er op Europees niveau per politieke familie heldere standpunten worden ingenomen waar ook de partijen in de lidstaten zich naar voegen. Maar in de praktijk zag ze daar weinig van terechtkomen. De Europese sociaal-democraten hebben nu bijvoorbeeld samen een programma. Een waterige compromistekst waar dingen in staan als dat er ‘meer werkgelegenheid’ moet komen, we ‘het milieu niet moeten vervuilen’ en ‘de wereldvrede moeten tekenen’.
Veel meer zag ze in een betere samenwerking tussen de nationale volksvertegenwoordigers en de Europarlementariërs. In haar diagnose passeert nu veel te veel wetgeving uit Brussel haast onbesproken de Tweede Kamer en zit er vaak veel licht tussen wat leden van dezelfde partijen in de Kamer en het Europarlement verkondigen.
Dat kon Bas Eickhout helemaal beamen. Alleen vond hij Corbey te pessimistisch over de mate waarin de Kamer nu al betrokken is bij de Europese politiek. ‘In de afgelopen jaren heeft de Tweede Kamer procedures veranderd om veel serieuzer te gaan kijken naar Europese wetgeving.’ Hij wees er ook op dat de Tweede Kamer nu bij elk belangrijk dossier een ‘behandelvoorbehoud’ maakt. Dat betekent dat een minister niet in Brussel een standpunt mag innemen zonder dat van tevoren met Tweede Kamer te hebben besproken.
Voor Van Schie waren dat allemaal noodoplossingen voor een fundamenteler probleem: de overdracht van bevoegdheden is verder gegaan dan de Nederlandse burger wil. Daarom bepleitte hij de ‘renationalisatie,’ het terughalen van beleid uit Brussel. Verder vond hij dat nieuwe verschuivingen van bevoegdheden altijd gepaard moeten gaan met een beslissende stem van burgers in een referendum.
In het idee dat er meer directe inspraak van de burger moet komen, vonden de VVD-denker en de oud-PvdA-Europarlementariër elkaar. ‘Voor alle belangrijke beslissingen die het Europees Parlement neemt, zou je via het internet een burgerraadpleging kunnen doen zodat mensen kunnen zeggen wat ze ervan kunnen vinden,’ zei Corbey.
Vooralsnog toekomstmuziek. Maar vandaag is er wel een mogelijkheid rechtstreeks invloed uit te oefenen op de politieke kleur van het Europarlement. Grijp die kans!