Gender is geen modern gedoe. Kijk maar naar deze fascinerende geschiedenissen
Dat er meer is dan ‘man’ of ‘vrouw’ lijkt misschien nieuw. Maar het idee van gender als iets dat fluïde is, is eeuwenoud. Over de hele wereld en in de hele geschiedenis van de mensheid werd gender benaderd als een spectrum, totdat het westers imperialisme daar een einde aan probeerde te maken.
Genderneutrale kinderkleding en toiletten waar zowel mannen als vrouwen naar binnen mogen – we kenden het tot voor kort nog niet, dus zien het makkelijk als modern gedoe.
Maar het idee van gender als iets dat fluïde is, is verre van nieuw.
Het is juist een eeuwenoud idee dat over de hele wereld werd gedeeld – voordat koloniale machten dit, vaak aan de hand van religieuze opvattingen, de kop in probeerden te drukken.
Een rigide onderscheid in ofwel een vrouwelijke, ofwel een mannelijke identiteit is niet altijd zo vanzelfsprekend geweest als we tegenwoordig aannemen.
Opvallender nog: het is vooral het Westen geweest dat het idee van gender beperkte tot het binaire.
Hoe kan dat? En wat zegt het verleden over de mogelijkheden die we nu en in de toekomst hebben?
Waarom We’wha zowel man als vrouw was
Er zijn talloze geschiedenissen te vertellen van mensen en culturen die een gefragmenteerder beeld schetsen van gender dan het rigide onderscheid man-vrouw dat wij in het Westen kennen – in Nederland identificeert bijvoorbeeld 3,9 procent zich niet met het geslacht waarmee diegene bij de geboorte is geregistreerd.*
Een zo’n geschiedenis is die van de inheems Amerikaanse kunstenaar en diplomaat We’wha (1849-1896). We’wha behoorde tot de Zuni, een volk uit het gebied dat we nu als New Mexico kennen.
We’wha gold als een begaafd kunstenaar, van wie ook werk is opgenomen in het Amerikaanse Museum of National History. Het zijn prachtige potten, gemaakt in een traditie die waarschijnlijk teruggaat tot de prehistorie, van een kwaliteit die ook de Europese kolonisten niet ontging.
We’wha was namelijk een geliefde gast onder de witte Amerikaanse bovenklasse en bepleitte hartstochtelijk de waarde van de Zuni-cultuur. In 1886 werd We’wha voorgesteld aan de president van Amerika, Grover Cleveland.
In kranten en tijdschriften, waar destijds uitgebreide portretten verschenen, stond dat We’wha een vrouw was: er werd geschreven over ‘een excentriek kind van de natuur’ en ‘de Zuni-prinses We’wha.’*
We’wha was alleen geen prinses. Onder de Zuni werd We’wha beschouwd als vrouw noch man. Voor de Zuni was gender namelijk iets wat iemand aanneemt en niet iets wat bij de geboorte al is bepaald.
In de loop van hun jeugd werd vanzelf duidelijk of een kind zich meer thuis voelde bij de mannen, bij de vrouwen of bij allebei
Kinderen werden allemaal simpelweg ‘kind’ genoemd, en droegen hun haar allemaal in hetzelfde kortgeknipte kapsel. In de loop van hun jeugd werd vanzelf duidelijk of een kind zich meer thuis voelde bij de mannen, bij de vrouwen of bij allebei.*
Deze derde groep werd de ‘lhamana’ genoemd. Behoorde je daartoe, dan had je volgens de Zuni spiritueel toegang tot zowel de mannelijke als de vrouwelijke ziel.
Zo kregen de lhamana toegang tot de traditionele rollen van zowel mannen (jagen, oorlog voeren, religieus leiderschap) als vrouwen (geneeskunst, huishouden, stamverbanden in stand houden). Het was hun uitverkoren positie om de balans in de samenleving te beschermen.
Over de hele wereld is gender een spectrum
Niet alleen in Noord-Amerika, maar over de hele wereld en in de hele geschiedenis van de mensheid werd gender benaderd als een spectrum; als een gebied zo breed en diep als de menselijke identiteit zelf, waarbinnen elk mens zijn eigen plek intuïtief opzoekt.
De interpretatie ervan was, net als nu, altijd al ingebed in maatschappelijke opvattingen. Alleen waren die opvattingen niet altijd beperkt tot het binaire mannelijke of vrouwelijke.
Zo wordt in het zuidelijke deel van Mexico al eeuwenlang een derde gender erkend dat nu bekend staat als de ‘muxes’, mensen die zichzelf als genderqueer zien.
En terwijl de Navajo in Noord-Amerika vier genders kenden, hadden de Buginezen op Zuid-Sulawesi namen voor maar liefst vijf genders: de ‘makkunrai’, ‘oroané’, ‘bissu’, ‘calabai’ en ‘calalai’.
Deze non-binaire kijk op gender gaat volgens onderzoekers minstens zeshonderd jaar terug en komt in verschillende vormen terug in andere samenlevingen in Thailand, Maleisië en Bangladesh.
Ook bestaat er tot op de dag van vandaag een kaste in India die de ‘hijra’ genoemd wordt, al spreken zij zelf van ‘Kinnar’. In Bangladesh, India, Pakistan en Nepal worden zij officieel erkend als het derde ‘geslacht’: noch man, noch vrouw, of juist alles wat zich daar tussenin bevindt.
De lijst van culturen die genderrollen voorbij het binaire trekken, is nagenoeg eindeloos. Er zijn de mashoga in Kenia en Tanzania, waaronder mensen geschaard worden die als man geboren zijn, en zich op vroege leeftijd al identificeren als vrouw. Ze dragen mannen- én vrouwenkleding, en vervullen cruciale rollen bij huwelijksceremoniën.
Op Madagascar worden de sekrata, trans vrouwen, volledig geaccepteerd als vrouw. De sekrata worden beschouwd als mensen die bovennatuurlijke bescherming genieten, en worden daarom gekoesterd in hun samenleving.
Het idee dat een mens genderfluïde is, zie je ook in taal terug. Zo is de taal van de Yoruba – een etnische groep uit West-Afrika – niet-genderspecifiek. Yoruba-namen en voornaamwoorden maken geen onderscheid tussen man of vrouw.*
Lang kende het Jodendom maar liefst acht verschillende geslachten.* De Misjna, het boek dat de orale leer van de Thora omvat, beschrijft naast de ‘man’ en de ‘vrouw’ nog zes categorieën van mensen die zich identificeren met alles wat daarbuiten valt.
Als je je een wereldkaart voorstelt waarop alle continenten ingekleurd worden die een geschiedenis van genderoverschrijdende opvattingen hebben, dan zie je duidelijk hoe algemeen gedragen die opvattingen waren. Hoe normaal het ooit is geweest om mensen niet alleen in te delen in ‘mannen’ en ‘vrouwen’.
Hoe kan het dan dat we die beperking van genderidentiteit nu vaak juist wel als normaal beschouwen? En hoe komt het, om even terug te gaan naar die wereldkaart, dat Europa zo bleek afsteekt tegen de andere gekleurde continenten?
Chevalier d’Eon: de uitzondering die de regel bevestigt
Een van de weinige trans personen die wel een plek kreeg in de Europese geschiedschrijving is de Franse spion en schrijver Chevalier d’Éon (1728-1810). Zij werd geboren als man, maar gedroeg en kleedde zich als een vrouw.
Dat kon zij doen omdat ze door koning Lodewijk XV als spion werd uitgezonden naar Rusland en Engeland, waar ze ‘undercover’ ging als vrouw. In Engeland werden weddenschappen gehouden om haar ‘ware’ gender te achterhalen, waarna de koning haar terughaalde naar Frankrijk.
Daar zagen velen haar als een nieuwe Jeanne d’Arc. Chevalier d’Eon had het Verdrag van Parijs met Engeland van 1763 onderhandeld en ontving het felbegeerde Kruis van Saint-Louis voor militaire moed.
Voor veel vrouwen was ze dan ook het bewijs dat vrouwen alles konden bereiken wat mannen konden, als ze er maar de kans toe kregen. Anderen bleven speculeren over haar gender. Pas na haar dood werd bekend dat ze mannelijke geslachtsdelen had – en verstomde het prille feministische debat.
Volgens haar biograaf Gary Kates is vooral D’Éons eigen opvatting over gender interessant. In D’Éons opvattingen, en tot op zekere hoogte die van de achttiende-eeuwse Europese society, was gender niet een strikte scheiding, maar een fluïde spectrum.
Het is een opvatting die volgens Kates laat zien ‘dat de samenleving die beslissing niet voor die persoon zou moeten maken, dat is ongeveer hoe men er halverwege de achttiende eeuw over dacht.’*
Jezus met borsten, Jezus met een jurk
Maar D’Éon is de uitzondering die de regel bevestigt. In de westerse geschiedenis voert het binaire denken in man en vrouw de boventoon. Zoals ras een construct is – er is immers maar één menselijk ras – zou je ook kunnen zeggen dat dit genderdenken een project is geweest.
Het christendom heeft hier een aanzienlijke rol in gespeeld. Denk aan hoe de eerste mensen in de Hof van Eden werden beschreven, Adam en Eva, waarin de witte, cisgender, heteroseksuele man aan het hoofd staat.
In de Hof van Eden staat de witte, cisgender, heteroseksuele man aan het hoofd
Dit is niet altijd zo geweest, vertelt theoloog Janneke Stegeman aan de telefoon. ‘In de katholieke en protestante kerk is een steeds sterkere focus op mannelijkheid gekomen, waarbij Maria steeds meer buiten beeld viel. In het middeleeuwse christendom werd Jezus nog regelmatig afgebeeld met een vrouwelijk lichaam.’
Een korte zoektocht op het internet toont bijvoorbeeld een schilderij van Jezus in een jurk, met een zacht, licht behaard gezicht, die zijn jurk ter hoogte van zijn borst ontbloot en een stuk van zichzelf ter voeding aanbiedt.
Theologen denken dat, door hem ook als moeder af te beelden, de nadruk op zijn menselijkheid werd gelegd – het idee dat iemand die non-binair is een ideaal van het ultiem menselijke benadert, is dus ook aan het westerse denken niet vreemd.
En zie ook het schilderij Christus met borsten, te bezichtigen in de Vlaamse kerk Notre Dame à la Rose. Daar ligt Jezus halfnaakt, met gezwollen borsten, omgeven door heilige vrouwen en Sint-Jan op een kleed. Ook hier zou hij de spirituele vader én moeder uitbeelden.*
Toen het binaire denken de standaard werd in Europa
Na de middeleeuwen, voor en na de tijd van D’Éon, veranderde in Europa het denken over gender en seksualiteit. De fluïditeit rondom het lichaam van Jezus werd een taboe.
Volgens sommige historici was het een reactie op het kolonialisme: Europeanen gingen meer en meer de wereld in, en kregen dus steeds meer contact met andere culturen. In de vergelijking met ‘de ander’ werd gaandeweg het idee ontwikkeld van hoe een ‘ontwikkeld’ of ‘beschaafd’ mens eruitziet, en hoe deze zich diende te gedragen.
De Europese vrouw werd bijvoorbeeld beschouwd als een ‘echte’ vrouw. Vrouwen die er anders uitzagen dan een witte française, om maar wat te noemen, werden als ‘onnatuurlijk’ of ‘dierlijk’ gezien.
Soms werden zij zelfs tentoongesteld voor witte Europeanen, om zich aan te vergapen, zoals de Zuid-Afrikaanse slaafgemaakte Saartjie Baartman overkwam. Zij werd vanwege haar grote billen en lange schaamlippen in 1810 tentoongesteld op Piccadilly Circus in Londen. Na haar dood werden haar hersenen en schaamlippen op sterk water gezet.
Zo namen Europeanen in de negentiende eeuw steeds meer afstand van gekoloniseerde mensen. De wetenschap speelde hier ook een rol in: in de eerste decennia van de negentiende eeuw werd de taxonomie, het hiërarchisch ordenen van de natuurlijke wereld, daar een essentieel onderdeel van.
Deze wetenschappelijke traditie was erop gericht om alle verschijnselen in de natuurlijke wereld te observeren, meten, vergelijken en ordenen. Wetenschappers leunden daarbij op het identificeren en beschrijven van zichtbare kenmerken.
Het was een kleine stap om aan die kenmerken ook bepaalde eigenschappen te verbinden. Dat wat bekend was – de Europese man en vrouw – werd standaard en daarmee superieur bevonden aan de anderen.
Maar net zomin als schedelmeters de intelligentie van een mens kunnen bepalen, kan een arts aan de hand van iemands genitaliën zeggen wat voor persoon ze voor zich heeft.
Hoe dit denken tot isolatie en geweld leidde
In diezelfde tijd trachtten Europese kolonisten en missionarissen hun zienswijze op talloze manieren aan gekoloniseerde samenlevingen op te dringen. Vaak ging dat gepaard met geweld; de geschiedenis van de hijra in India is daar een pijnlijk duidelijk voorbeeld van.
Hijra’s zijn over het algemeen als mannen geboren personen die zichzelf omschrijven als ‘ontmand’. Ze dragen vrouwelijke kleding en nemen meestal vrouwelijke namen. Onder hijra vallen ook mensen die intersekse zijn en in bijzondere gevallen mannen die zijn gecastreerd.
In het hindoeïsme nemen zij een speciale plek in, als de loyaalste onderdanen van de god Rama. Hun bestaan werd eeuwenlang niet alleen erkend, maar ook gewaardeerd. Dat veranderde met de bezetting van de regio door de Britten in de negentiende eeuw.
De hijra's werden langzaam maar zeker uitgehongerd en uit hun traditionele rollen verdreven
De Europeanen zagen de hijra als een obsceniteit. Koloniale ambtenaren beschouwden hen als ‘gewone sodomieten’ met een bizarre geslachtsafwijking.* In 1871 stelde de koloniale regering in wat nu India en Pakistan is de Criminal Tribes Act vast.
Met deze wet werden groepen mensen gelabeld als ‘geboren criminelen’ omdat ze tot een bepaalde kaste behoorden. Het betrof vooral groepen die zich onderaan de maatschappelijke ladder bevonden, maar ook nomadische volken die zich tegen de kolonisator verzetten, en met deze wet gestraft konden worden.
Voor de hijra’s was een apart onderdeel in de wet opgenomen. Mannen die zich verkleedden als vrouwen werden beschouwd als ‘eunuchen’. Ze werden geregistreerd als een bedreiging van de openbare orde.
Omdat het hen werd verboden om in vrouwenkleding te dansen en ceremonies bij te wonen, konden zij niet langer werken. Ze werden langzaam maar zeker uitgehongerd en uit hun traditionele rollen verdreven.
In koloniale archieven zijn afspraken terug te vinden waarin werd geschreven dat het ‘de bedoeling was het aantal eunuchen terug te brengen en uiteindelijk om hen te doen uitsterven’.*
Ook We’wha werd zonder proces gevangengezet
De hijra bestaan nog steeds in India, en bestaan nog steeds als op zichzelf staande gemeenschap in de Hindoeïstische samenleving. Maar in een ambivalente combinatie van eeuwenoude tradities met een geconditioneerde heteronormatieve blik, worden hijra nu behandeld als paria’s en freaks, terwijl ze nog steeds ingehuurd worden voor bijzondere ceremonies.
En zo komen we weer op We’wha. Want hoe gewaardeerd deze ook als kunstenaar of diplomaat was, ook aan de Zuni en alle andere autochtone Amerikaanse volken werd een binair mensbeeld opgedrongen.
Een kleine tien jaar voordat We’wha in het Witte Huis werd ontvangen, haalden christelijke missionarissen alle lhamana – waaronder óók We’wha – weg uit hun gemeenschappen. Ze werden zonder proces gevangengezet.
In sommige bronnen wordt nu geschreven dat het op basis was van aanklachten van hekserij,* maar in werkelijkheid werden ze gevangengenomen omdat hun genderoverschrijdende identiteit door westerse missionarissen niet werd geaccepteerd.*
Dat er in de culturen van oorspronkelijke Amerikanen heel andere opvattingen golden, was irrelevant. In gevangenschap zouden de lhamana tot het christendom bekeerd kunnen worden, en hun opvattingen over gender afleggen.
Gelukkig voor We’wha en de andere lhamana werden ze uiteindelijk, onder druk van de Zuni-bevolking, vrijgelaten.* We’wha en de anderen legden de 65 kilometer lange weg terug naar hun reservaat te voet af.
Een paar jaar later, in 1883, zou The Religious Crimes Code worden aangenomen worden. Hierdoor werden de culturele gebruiken van de inheemse Amerikanen die als aanstootgevend of immoreel werden gezien, verboden verklaard.*
Dat We’wha uiteindelijk naam maakte als kunstenaar, en bij de president op de thee werd uitgenodigd, is – net als Chevalier d’Éon – een uitzondering op de regel. Mensen als We’wha werden tijdens het kolonisatieproces consequent onzichtbaar gemaakt.
Degenen die desondanks de geschiedenisboeken hebben gehaald, zijn slechts het topje van de ijsberg. Daaronder schuilen de tallozen die het niet hebben gehaald. Die zijn vermoord, verjaagd of zich hebben verborgen.
Het geweld dat tot op de dag van vandaag voortduurt
Ook nu nog. Hoewel er ontegenzeggelijk veel veranderd is, zijn trans mensen nog steeds vaker slachtoffer van geweld, uitbuiting en discriminatie. Trans mensen van kleur worden daarbij verreweg het vaakst getroffen.*
Hoe zichtbaarder queer mensen zijn op televisie en andere media, lijkt wel, hoe meer geweld er op straat is.* Hoe meer queer thema’s er aan de orde komen, hoe geïrriteerder – en agressiever – een deel van de samenleving ervan wordt.
Neem de Amerikaanse Fred Martinez (1985-2001). Martinez voelde zich zowel een meisje als een jongen. De Navajo-gemeenschap waartoe Martinez behoorde, noemt deze identiteit ‘nádleehí’, en accepteert haar volledig.*
Maar ook in 2001, onze eigen eeuw, is die acceptatie niet volledig. Zo kon Martinez, destijds zestien jaar oud, door een twee jaar oudere jongen met een steen worden doodgeslagen. Later schepte hij erover op ‘die homo’ te hebben vermoord.
De wereld is geconditioneerd over non-binaire mensen te denken in termen van afwijking en schaamte
Zeker, er is veel veranderd sinds de tijd van de Criminal Tribe Act in India, en sinds We’wha door missionarissen gevangen werd gezet, en sinds transseksuelen in New York de eerste dappere aanzetten gaven voor hun emancipatie en daarvoor van het podium werden afgejouwd door de overwegend witte homobeweging, zoals activiste Sylvia Rivera overkwam.
Maar het geweld dat tot de dag van vandaag wordt gepleegd, kan alleen bestaan in een wereld die zijn mensbeeld blijft beperken tot of man of vrouw. Een wereld die geconditioneerd is om over non-binaire mensen te denken in termen van afwijking en schaamte.
Zie daarvoor vooral de Netflix-documentaire Disclosure. Daarin worden talloze beroemde filmscènes ontleed, en op zo’n manier dat je je als cis persoon redelijk ongemakkelijk gaat voelen.
Neem Jim Carrey, die in de film Ace Ventura verliefd wordt op een bloedmooie vrouw, en haar ten overstaan van een voltallig politiekorps de kleren van het lijf trekt. Als blijkt dat ze een penis heeft, gaat hij over zijn nek.
Waarom, vraag je je af. Wat is er nou precies zo walgelijk aan een lijf dat anders is dan je gewend bent? Waar komt toch die angst, en die haat vandaan?
‘Er is iets meeslepends aan zowel mannelijk zijn als vrouwelijk’
In een poging deze woede te begrijpen, draagt de Indiaas-Amerikaanse schrijver Alok Vaid-Menon een idee aan: zou het kunnen dat transgender en non-binaire mensen misschien zo worden gehaat en onderdrukt omdat ze zo krachtig zijn?
Wie videobeelden van trans activisten als Sylvia Rivera en Marsha P. Johnson terugkijkt, voelt die kracht in elke beweging, in elke buiging van hun stemmen. Zoals je dat ook voelt bij de foto’s die bewaard zijn gebleven van We’wha, die van een indrukwekkende sereniteit en waardigheid zijn.
Die gedachte raakt aan de status van ongrijpbaarheid die deze groepen in het verleden toebedeeld kregen in al die pre-koloniale culturen over de hele wereld. Van de Egyptenaren, wier eerste god, Atum, zowel mannelijk als vrouwelijk was, tot het eeuwenoude China, waar sommige Taoïsten het derde geslacht beschouwen als mensen in wie de ultieme balans tussen yin (vrouwelijke energie) en yang (mannelijke energie) gemanifesteerd is, een verhouding waarnaar anderen een leven lang streven.*
Het is een potentieel allesomvattend menszijn, zoals de Amerikaanse Gloria E. Anzaldúa het zo prachtig beschreef: ‘Er is iets meeslepends aan zowel mannelijk zijn als vrouwelijk, aan het toegang hebben tot beide werelden.’
Een prikkelende gedachte, die ons allemaal kan uitnodigen tot reflecties over wie we zijn, en over wie we kunnen zijn in het schier oneindige spectrum van identiteiten.
Met dank aan het onderzoek van Nychenda Fecunda.