Het wonderlijke verhaal achter het coronasucces van Nieuw-Zeeland
De minste doden, de minste zieken, de minste dagen lockdown: op vrijwel alle pandemielijstjes scoort Nieuw-Zeeland uitstekend. Toch is de corona-aanpak van het land maar zeer ten dele een voorbeeld voor de rest van de wereld – zeggen de twee mannen die erachter zitten.
Het was zondag 22 maart 2020, iets voor half drie ‘s middags en Nick Wilson stond in de wacht voor een conference call met de bekendste mensen van zijn land.
Onder de aanwezigen:
- Jacinda Ardern, premier van Nieuw-Zeeland;
- Grant Robertson, minister van Financiën van Nieuw-Zeeland;
- Graeme Hart, private equity multimiljardair, eigenaar van een eiland;
- Stephen Tindall, warenhuiskoning, vermogen: 660 miljoen dollar;
- Sam Morgan, oprichter van Trade Me, Nieuw-Zeelands versie van Marktplaats, dat hij verkocht voor 700 miljoen dollar;
- Wilsons oud-studiegenoot Michael Baker, enigszins bekend epidemioloog;
En hij dus, Nick Wilson, nauwelijks bekend gezondheidswetenschapper.
Op de agenda: Nieuw-Zeelands lot in de coronapandemie.
Veel virus was er nog niet in het land. Maar dat kon en zou snel veranderen, volgens Wilsons berekeningen. Als het land niet binnen enkele dagen op slot ging, zou het virus niet meer onder controle zijn, en zouden er vermoedelijk tienduizenden doden vallen. Hij ging adviseren, nee, hij ging pleiten voor een lockdown.
Het verhaal achter een modern epidemiologisch sprookje
Het succes van Nieuw-Zeeland in de coronapandemie lijkt een bekend verhaal – een modern politiek sprookje.
De progressieve regering van Jacinda Ardern greep keihard in tegen het coronavirus, hoewel het land nog geen doden en nauwelijks besmettingen had. De bevolking ging in de op dat moment hardste en langste lockdown ter wereld, volgens het motto: go hard and go early – precies zoals je zou moeten reageren op een exponentieel groeiend probleem.
Het resultaat?
De minste doden, de minste zieken, de minste dagen lockdown, het minste verloren levensgeluk, de minst getroffen economie – op zo’n beetje alle ranglijsten staan de virusvrije Nieuw-Zeelanders en hun inmiddels weer volle cafés, theaters en sportstadions bovenaan of vrijwel bovenaan. Dit was geen sciencefiction, zoals sceptici dachten,* dit was science reality.
Veel minder bekend is hoe dit sprookje in werkelijkheid tot stand kwam. Nieuw-Zeeland was maar enkele dagen verwijderd van een ramp. Dat die niet gebeurde, is te danken aan de bereidwilligheid van premier Ardern om officieel advies te negeren en te luisteren naar de boodschap van twee wetenschappers die jaren eerder scenario’s hadden gemaakt voor precies zo’n virus als dit.
Die twee wetenschappers – de studievrienden Michael Baker en Nick Wilson – hadden zich decennialang gespecialiseerd in levens redden zonder dat iemand het doorheeft. Ze waren pioniers in de luwte op het gebied van Nieuw-Zeelands aidsbeleid, rookbeleid, suikerbelasting, alcoholbelasting.
‘Ik had altijd al een zwak voor dramatische ingrepen op volksgezondheidgebied’, zegt Wilson. ‘In oplossingen die niet werden overwogen, omdat ze op een of andere manier ondenkbaar waren. Zoals een rookverbod.’
Het coronavirus in Nieuw-Zeeland proberen te beteugelen sloot er naadloos op aan. Met hun pleidooi voor grenssluiting en lockdown kozen ze voor hoogst omstreden methodes, zoals ze wel vaker hadden gedaan.
Maar er was één groot verschil met hun eerdere werk. Hun eerdere werk was een kwestie van jarenlang hameren op aantoonbare waarheden.
Nu hadden ze slechts enkele weken – en wisten ze helemaal niet zeker of ze gelijk hadden.
De zegen van een incomplete volwassenwording
Als middelbare scholier raakte Nick Wilson geïnteresseerd in existentiële onderwerpen – het heelal, de zin van het leven, filosofie. Big picture thinking, noemde hij dat.
Bij de meeste mensen vervaagt die fascinatie na verloop van tijd – een proces dat bekend staat als ‘volwassen worden’.
Bij Wilson was dat nooit helemaal gebeurd. Al had hij wel het verstandige gedaan. Hij was huis- en ziekenhuisarts geworden. Zo ziet Wilson er ook uit: een rustig pratende en geduldig luisterende man met een conservatief kapsel en een dito overhemd. Maar zijn geest had zich nooit gevormd naar zijn werk of uiterlijk.
Als arts stond hij aan het einde van een keten: iemand had iets doms gedaan, of was slachtoffer geworden van iemand anders’ stupiditeit, of had simpelweg pech gehad, en hij mocht het oplossen. Daar raakte hij snel gefrustreerd door. Hij was nuttig, ja, en mensen waren hem dankbaar, zeker. Hun gebroken been was weer heel. Maar het leek hem zinniger om ongeluk of ziekte te voorkomen. De mensen die hij hielp zouden niet weten dat hij hen had geholpen – en hij zou ook niet weten wie hij geholpen had. Maar zijn werk zou meer nut hebben.
Dus koos hij eind jaren tachtig voor de specialisatie ‘public health’, net als Michael Baker, met wie hij medicijnen had gestudeerd. Baker had een belangrijke rol gespeeld in het bestrijden van aids in Nieuw-Zeeland, door als assistent van de minister voor Volksgezondheid de overheid over te halen drugsgebruikers schone spuiten te leveren. Het was het eerste nationale spuitruilprogramma ter wereld. Vrij experimenteel, volstrekt onbewezen, behoorlijk omstreden – conservatieven zagen het als het aanmoedigen van drugsgebruik – en geweldig succesvol.
Het vermogen van de overheid om levens te verbeteren, als de overheid het aandurfde, had hem overweldigd
Het vermogen van de overheid om levens te verbeteren, als de overheid het aandurfde, had Baker overweldigd. En ook Wilson wist dat hij zijn roeping had gevonden. Hij had het uitroeien van de pokken bestudeerd en was verrukt geraakt. ‘Dat is zo onderschat. Het uitroeien bespaart ons nog elk jaar honderden miljoenen, nog afgezien van al het leed dat is voorkomen. Als je goed georganiseerd bent, dan kunnen de collectieve acties van een maatschappij grootse dingen bereiken.’
Dat wilde hij ook. En dat dééd hij ook, met het bestrijden van polio in de Pacific, en – vooral – met het aanjagen van antirookbeleid in Nieuw-Zeeland. ‘Als arts zag ik al die mensen die overleden aan longkanker. En ik dacht: dit is absurd. Zo onnodig.’ Toen hij in 2003 de wetenschap inging, richtte hij zijn pijlen op de tabaksindustrie. Zijn stroom aan publicaties vond zoveel weerklank, dat Big Tobacco een lastercampagne tegen hem begon.
‘Ik werd aangevallen door ingehuurde bloggers’, zegt hij. ‘Ik zag mijn hoofd op het lichaam van een varken, dat werk. Kennelijk was ik goed bezig.’
Met dank aan ‘s werelds best vermomde optimisten
Wilson tegen Big Tobacco. Kon je nog groter denken?
Dat kon.
Het begon met een paper* van de excentrieke Zweedse filosoof Nick Bostrom. De mensheid anno nu, schreef Bostrom, wijkt in een belangrijk aspect af van al haar voorgangers: ze heeft de macht zichzelf voorgoed te vernietigen. Hoe? Met op hol geslagen kunstmatige intelligentie of een pandemie van in een laboratorium gekweekte supervirussen. De kans dat dit deze eeuw gebeurt? Te groot, aldus Bostrom. (Een collega, Toby Ord, kwantificeert het: 1 op 6).
Het geluk van honderden miljarden toekomstige mensen lag in de waagschaal. Er was maar één conclusie mogelijk. De wereld moet hier al haar aandacht op focussen, schreef Bostrom in ‘Existential Risk Prevention as Global Priority’. Doet de wereld dat ook? Nee. Integendeel. Meer papers, veel meer papers, worden gewijd aan het paargedrag van de mestkever dan aan het voortbestaan van de menselijke beschaving.
Wilson las het instemmend. Dit was bigger picture thinking. Hiermee zou je levens redden. Hij had een werkveld erbij: existential risk studies.
Een van Wilsons recente papers in het genre verscheen in oktober 2019. Met de filosoof Matt Boyd probeerde hij in The Prioritization of Island Nations as Refuges from Extreme Pandemics een tragi-praktische vraag te beantwoorden. Stel: een superdodelijk virus ontsnapt uit een lab, of springt over van dier op mens, welke landen zijn dan het geschiktst als veilige haven voor de mensheid?
Uit Boyd en Wilsons checklist rolde een duidelijke top-2 van moderne Arken van Noach: Australië en Nieuw-Zeeland. Het leverde vragen op die Wilson niet wilde en kon beantwoorden. Hoe bepaalt een land of het een Ark wil zijn? Wie zou de uitnodigingen naar andere landen versturen? Maar hij had de basis gelegd voor beslissingen die – wie weet, het zou kunnen – op een dag gemaakt moesten worden en levens zouden redden.
Hoe overtuig je iemand van iets waar je zelf over twijfelt?
Geloof het of niet: toen in januari 2020 het nieuws over een nieuw dodelijk virus uit China arriveerde, legden Baker en Wilson – sinds jaren collega’s aan de universiteit van Otago in Wellington – net de laatste hand aan een onderzoek* naar wat Nieuw-Zeeland moest doen als een nieuw dodelijk virus arriveerde. Specifiek: hoe ernstig moest zo’n virus zijn om het sluiten van de grenzen voor Nieuw-Zeeland rendabel te maken?
De vraag had hen al jaren geboeid. Grenssluiting was voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een no-go. Het werkte niet en een handelsstop zou onnodige economische schade toebrengen. Wilson zag in het taboe verborgen waarde. Het Nieuw-Zeelandse deel van Samoa had in 1918, tijdens de Spaanse Griep, de grenzen opengehouden: een kwart van de bevolking stierf. Amerikaans Samoa had de grenzen gesloten: niemand stierf.
‘Dat was toch een aanwijzing, dachten wij’, zegt Wilson. ‘Maar de WHO is vrij Europa- en Amerika-centrisch. Moeilijker afsluitbare landen. Voor a-typische landen zoals Nieuw-Zeeland kon grenssluiting wel werken.’
Baker en Wilson concludeerden dat een virus zoals dat van 1918 een grenssluiting voor Nieuw-Zeeland zou rechtvaardigen. Precies zoals de eerdere studies uitwezen. Jarenlang had Wilson het Nieuw-Zeelandse ministerie belobbyd om grenssluiting en grenscontroles in het pandemieplan van het ministerie op te nemen.
‘Ze negeerden het.’
Dat wil zeggen: op papier maakte het officiële pandemieplan gewag van reisbeperkingen, maar in de praktijk was er niets uitgewerkt. Dat betekende niet dat grenscontroles niet konden, wisten Baker en Wilson. Maar was het in dit geval, met de komst van SARS-CoV-2, ook zinvol? Was het virus zo dodelijk? Dat was niet direct duidelijk.
De essentie van het WHO-rapport uit Wuhan: als je echt wil, kun je dit virus stoppen
Op 28 februari 2020 kregen ze nieuwe informatie, met het verschijnen van het rapport* van de WHO-missie naar Wuhan, de stad in China waar het virus vandaan kwam. De essentie van de veertig pagina’s kon je in een zin vatten: als je echt wilt, kun je dit virus stoppen.
Wuhan had het virus, op een moment dat het daar al weken in circulatie was, onder de duim gekregen met een harde ‘lockdown’: de hele bevolking, enkele ‘essentiële beroepen’ uitgesloten, moest wekenlang thuisblijven, behalve voor boodschappen. Onvertoond in moderne tijden. (Zelfs Wilson had hier niet aan gedacht.) Het maakte hun rekensom direct anders.
Zelfs als grenscontroles het virus niet helemaal buiten Nieuw-Zeeland hielden, en zelfs als het virus al onder de radar circuleerde, dan zou je verspreiding alsnog kunnen stoppen. Scholen dicht, winkels dicht, openbaar vervoer dicht, eventueel een avondklok. Dramatisch. Impopulair. Maar vermoedelijk extreem effectief.
Je zou – in epidemiologisch jargon – het virus in Nieuw-Zeeland zelfs kunnen ‘elimineren’. De relatief lange incubatietijd van het virus maakte dat mogelijk. Contactpersonen van besmette mensen kunnen dan in ‘quarantaine’ gaan voordat ze besmettelijk worden. Een lockdown zou het land tijd geven bron- en contactonderzoek op te zetten om dit mogelijk te maken.
Kortom: de kraan dicht bij de grens, de gelekte druppeltjes opdweilen met een lockdown, en eventuele toekomstige lekkages opvangen met bron- en contactonderzoek. Hoe hard de lockdown moest zijn, en hoe lang die moest duren, hing af van de hoeveelheid virus die circuleerde. Hoe meer virus, hoe langer de lockdown moest duren, en vice versa: hoe sneller de lockdown werd ingevoerd, hoe korter hij hoefde te duren.
Op 28 februari, ‘s avonds laat, had Nieuw-Zeeland één bevestigde covid-besmetting. Dit was de taak waar Wilson en Baker zich voor zagen gesteld: het kabinet ervan overtuigen het land op slot te doen terwijl het virus slechts een abstractie was. ‘En’, zegt Baker, ‘terwijl we niet helemaal zeker wisten of het zou werken.’
De drie stressvolste weken van hun levens
Aldus klonk het startschot van wat Baker en Wilson de drie stressvolste weken van hun leven noemen.
Ze wisten: dit was niet de tijd om de neutrale wetenschapper uit te hangen. In een groot land hebben wetenschappers die luxe wel, zegt Wilson. In een groot land kunnen wetenschappers beleidsmakers opties geven: doe je dit, dan gebeurt dat, doe je dat, gebeurt dit. Wat gedaan zou moeten worden, is aan anderen. In Nieuw-Zeeland is dat anders.
‘We behoorden tot de landen met de minste ic-bedden per hoofd van de bevolking ter wereld’, zegt Wilson. ‘We zouden echt heel hard worden geraakt.’
Dus vervulden zij beide rollen: wetenschapper en activist. De officiële route – via de overheid – liep snel dood. Het ministerie en de Technical Advisory Group van de overheid – zeg maar het Nieuw-Zeelandse OMT; Baker is lid – wilden zich aan het griepplan houden. Het griepplan dat sowieso nee zei tegen grenssluiting, laat staan een lockdown. Het griepplan zei vooral: een epidemie is onvermijdelijk, het doel is de impact verzachten. Flatten the curve.
‘Ik begrijp de ambtenaren wel’, zegt Baker. ‘Daar zijn draaiboeken voor. Je zoekt naar houvast. Stick to the plan. En het is een goed plan. Alleen voor het verkeerde virus.’
Dat leidde snel tot de tweede route: de media. Baker: ‘Politici laten zich nogal vaak leiden door media. Dat is niet altijd verstandig. Maar nu wel.’ De blogs die Wilson en hij schreven werden gretig geciteerd door veelvuldig bellende journalisten – precies zoals ze hoopten. Binnen dagen werden ze bekende Nieuw-Zeelanders, zeker Baker. En ook gehate Nieuw-Zeelanders. ‘Opmerkelijk hoe snel de haatmails binnenstroomden’, zegt Wilson.
Het leidde ook tot conflict met collega’s. Baker: ‘Nick en ik hadden een blog* geschreven dat zei: we moeten nu in een lockdown. Een collega die meeschreef, trok zich terug. Ik wil de scholen niet sluiten, zei ze. Anderen bekritiseerden ons in het openbaar. Zulke pushback kende ik nog niet. De tabaksindustrie: ja. De suikerindustrie: zeker. Maar collega-gezondheidswetenschappers? Nee. We zijn het meestal eens. Nu was het: Michael, je gaat te ver. Dat voelde eenzaam.’
Collega-wetenschappers zeiden: Michael, je gaat te ver
En dan was er nog een derde route: het bellen van kabinetsleden. Op vrijdag 20 maart stelde Baker in de Technical Advisory Group een lockdown voor. Hij kreeg geen gehoor. ‘Ze keken me aan of ik gek was.’
Het kabinet ging mee met het advies van de Technical Advisory Group, zo hoorde hij die avond van een van de kabinetsleden die hij kende. (‘Nieuw-Zeeland is een beetje een dorp.’) Het kabinet had weliswaar een routekaart opgesteld, die van level 1 (niets aan de hand) naar level 4 (lockdown) ging. Maar het besluit* was om naar level 2 te gaan. Scholen open, openbaar vervoer open, iedereen kon naar zijn werk. Veel te soft.
En dus praatte Baker nogmaals op de minister in. ‘Ik zei hem: we moeten naar level 4, meteen. Je moet extreem ingrijpen en daarna eventueel versoepelen. Niet andersom. Je moet meteen alles wat je hebt ertegenaan gooien.’ Die nacht was een slechte nacht. Het virus klopte op de deur. ‘Maar zaterdagmiddag belde de minister me opeens: we gaan het toch doen.’ ‘Het’ was een lockdown. Maar Baker was nog niet gerust.
En toen – zondagmiddag 22 maart – kwam de onwerkelijke slotscène van een maand die toch al als een thriller voelde. Een uitnodiging voor de conference call met de beroemdste mensen van het land: Jacinda Ardern en de miljardairs.
Als je het eens bent met een multimiljardair
Het initiatief voor de vergadering kwam van de rijke mannen. Ze boden de regering hulp met invoer en productie van mondkapjes, beademingsapparatuur en testmaterialen. Maar ze wilden ook bij Ardern pleiten voor een lockdown.
Sterker: de volgende dag wilden ze het kabinet in advertenties daartoe oproepen. Ze wisten hoe het virus had huisgehouden in Chinese fabrieken. En dat maakten ze duidelijk. ‘We really must do this now.’ (‘Ik was het eens met miljardairs’, zegt Wilson, nog steeds verrast.)
Wilson en Baker waren aanwezig op verzoek van de zakenmannen, met wie Baker de weken ervoor in contact was gekomen. Maar nodig leken ze niet meer. Hun standpunt was bekend, en belangrijker: het kabinet leek al te hebben besloten om het ultieme paardenmiddel in te zetten.
Uiteindelijk stelde de premier Baker een vraag.
Ardern: ‘Michael, als we een lockdown doen, hoe lang denk je dat die moet duren?’
Baker: ‘Ik denk enkele weken, maar het is op dit moment lastig te zeggen precies hoe lang.’
Niet lang daarna eindigde het gesprek. (Nick Wilson had uiteindelijk geen woord gezegd.)
Een groot sociaal experiment
De volgende maandagochtend besloot het kabinet dat het land woensdag naar level 4 ging: lockdown. Baker moest huilen van blijdschap. Wilson was voorzichtiger. Het motto van het kabinet was go hard and go early, maar dat vond hij niet kloppen. Het was eerder go hard and quite late geweest. En omdat het besluit laat was genomen, circuleerde het virus al flink, en moest het land behoorlijk lang in lockdown.
Wat zou er gebeuren? Zouden mensen echt weken thuisblijven? Wilson: ‘Zouden mensen gaan rellen, gaan plunderen, zich aan de regels houden? Helemaal gerust was ik er niet op.’ De haatmails en de bedreigingen leerden hem dat niet iedereen zijn voorliefde voor dramatische ingrepen deelde. ‘Ik was 80 procent vertrouwen, 20 procent angst. Laten we eerlijk zijn: het was een groot sociaal experiment.’
Maanden later las Wilson een paper* dat de sociale cohesie in een land afzet tegen succes in het coronabeleid. Hoe meer cohesie in een land, hoe succesvoller de bestrijding. ‘Als je me destijds had gevraagd waar wij stonden: erg dicht bij Amerika. Zeer individualistisch.’ Dat was ook uit een eerdere studie naar de nationale Nieuw-Zeelandse cohesie gebleken. ‘Maar dat model zat fout. En ik ook. Ik heb ons land onderschat.’
Niks opstand. Niks rellen.
Nieuw-Zeeland bleek inderdaad het ‘team van 5 miljoen’ dat coach Jacinda Ardern wilde dat het was. ‘De premier is een geniale communicator’, zegt Baker. 49 dagen later kwam het land uit de lockdown – virusvrij. (In augustus was er een serieuze opflakkering, die met een lokale lockdown werd bedwongen.)
De dag dat het besluit viel – 23 maart – hielden Baker en Wilson rekening* met tussen de 500 en 2.500 doden als de regering hard ingreep.
Het uiteindelijke resultaat?
Beste wereld: voortaan moeten we echt hard en echt early gaan
Zo is het dus gegaan. De vraag is nu wat het betekent. Baker en Wilson zijn duidelijk: elk land ter wereld verdient een Jacinda Ardern, maar geen land moet rekenen op een Jacinda Ardern. Je moet het ook aankunnen met een middelmatige leider. (Zij kijken vooral naar Taiwan als inspiratie.)
Want een veel ernstiger virus gaat vrijwel zeker komen, zegt Wilson. Misschien zelfs eentje dat tot een GCBR zou kunnen leiden: een global catastrophic biological risk. Een natuurlijk virus of een man made virus. Biotechnologie wordt alsmaar goedkoper, mensen met kwade intenties kunnen ermee knutselen. ‘Een PhD heb je daar niet meer voor nodig’, zegt Wilson.
Kortom: de SARS-CoV-2-pandemie, hoe ernstig ook, moet worden beschouwd als een lichte droogoefening. Wilson, Baker en een collega, Matt Boyd, deden in papers* en opiniestukken* enkele aanbevelingen.
Ga uit van het ergste (en hou reserves aan)
Taiwan had niet eens een lockdown nodig. Waarom? Omdat het direct de grens sloot, direct agressief bron- en contactonderzoek inzette, direct mondkapjes eerlijk verdeelde. De wetten en middelen lagen al klaar, ingevoerd na SARS-1 in 2003.
Wacht niet op zekerheid (die komt toch te laat)
In een crisis kun je niet wachten met besluiten tot je iets helemaal zeker weet. Neem de discussie over mondkapjes, of over nut en noodzaak van ventilatie. Lang werd getwijfeld over de inzet ervan. Want: het nut was niet wetenschappelijk bewezen. ‘Hier moeten we echt beter in worden’, zegt Baker.
Maak pandemieplannen adaptiever
De wereld was grotendeels voorbereid op een nieuwe pandemische griep. Maar niet elk virus is een griep en in zo’n geval kan een plan valse zekerheid bieden. Pandemieplannen moeten ingesteld worden op meer soorten ziekteverwekkers.
Go hard and go early – wereldwijd
Agressie moet het nieuwe uitgangspunt worden, zegt Baker. Als een nieuw virus zoals SARS-CoV-2 zich aandient, moet het land van origine meteen de grens sluiten. Zo win je tijd om uit te zoeken of het virus ook echt dodelijk is. Miljarden zullen verspeeld worden door valse alarmen. Maar zoals Boyd en Wilson schrijven:* ‘Veel valse alarmen wegen op tegen de kosten van één GCBR.’
Natuurlijk: Wilson ziet de consequenties al voor zich. Een virus breekt uit, een land gaat op slot. Het virus blijkt mee te vallen, en de rest van de wereld betaalt de rekening voor de lockdown. Waarvoor?, zal het dan heten. Voor niks! Het luilekkerland voor populisten. En toch is dat exact wat er moet gebeuren. ‘Anders’, zegt Wilson, ‘was dit succes geen echt succes. Het zou mooi zijn als het iets betekent.’
Als het doden voorkomt zonder dat iemand het doorheeft.