De democratie is springlevend. Want waar klimaatbeleid faalt, staan burgers op
In het debat over klimaat en milieu overheerst de negativiteit, ziet onderzoeker Derk Loorbach. Maar wie alleen naar de problemen kijkt, mist het grotere verhaal: miljoenen burgers bouwen dagelijks aan de basis van een betere, duurzame samenleving.
De inflatie van het woord ‘duurzaamheid’ staat een duurzame samenleving in de weg.
Met dat inzicht verraste transitiewetenschapper Derk Loorbach mij ruim vijf jaar geleden. Hij legde uit dat bedrijven en overheden elke stap in de goede richting gretig presenteren als ‘duurzaam’. Maar in feite zijn die stappen vaak niet meer dan een kleine verbetering van een onhoudbare praktijk – bijvoorbeeld een nieuwe lijn van ‘milieubewuste’ producten die boven op de ‘normale’, vervuilende bedrijfsvoering komt.
Als een groene kers op een berg stront.
Zulke fopduurzaamheid staat een echte duurzame transformatie in de weg, vertelde Loorbach me destijds. Want ondanks die kleine stapjes blijven we telkens méér investeren in het fossiele systeem dat we eigenlijk zouden moeten afbouwen.
Van Loorbach leerde ik hoe maatschappelijke verandering wél werkt. Dat is precies wat hij onderzoekt als hoogleraar sociaal-economische transities aan de Erasmus Universiteit, en als directeur van onderzoeksinstituut DRIFT.
Overal ter wereld, zegt hij, zijn mensen aan het experimenteren geslagen, en zijn ‘transities’ – grote maatschappelijke veranderingen – ingezet. Als die doorzetten, en als de overheid een handje helpt, kunnen ze samen optellen tot iets revolutionairs: een echt duurzame samenleving.
Dat was vijf jaar geleden: een hoopvol geluid uit de wetenschap. Dus ging ik rechtop zitten toen ik laatst een mailtje kreeg van Loorbach. Hij vond de koers die ik net was ingeslagen als correspondent Democratie & Klimaat wel erg negatief, schreef hij.
‘Als je vanuit het bestaande en de problemen blijft kijken, zie je op een gegeven moment ook weinig anders meer. Als transitie-onderzoekers proberen wij juist voorbij het bestaande en vanuit het mogelijke te kijken, dan ziet de toekomst er een stuk positiever uit.’
Dus spraken wij af voor onderstaand gesprek, dat is ingekort en bewerkt voor de helderheid.
Als jij ‘voorbij het bestaande en vanuit het mogelijke kijkt’, wat zie je dan?
‘Ik zie dat er op allerlei niveaus technologische, sociale, economische en institutionele veranderingen plaatsvinden die een antwoord bieden op de existentiële problemen van klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit.’
‘Heel veel mensen in alle lagen van de samenleving voelen die urgentie. Vroeger noemden we het een onderstroom, maar inmiddels is die, mede dankzij corona, enorm aan het versnellen. Het is nu een brede beweging die de basis aan het leggen is voor een heel ander soort samenleving. Dat is misschien lastig te zien, want het is een gefragmenteerde beweging – binnen bedrijven, in wijken, bij ambtenaren en bij individuele onderzoekers. Het lijkt allemaal klein, maar die mensen worden gedreven door eenzelfde motivatie en ze zijn aan het experimenteren in eenzelfde soort richting.’
Wat is die richting dan?
‘Mensen zoeken naar een manier van produceren en consumeren die bijdraagt aan het herstel van het klimaat en de biodiversiteit. Het gaat over eerlijk loon, goed werk, een gezonde leefomgeving – wij noemen het een “natuurpositieve economie”, een economie die goed is voor mens en natuur. Daar zit een enorme groei in: meer mensen eten meer plantaardig, fietsen meer, gebruiken meer duurzame energie, beleggen duurzaam; er komen meer echt duurzame producenten en producten, duurzame energie en mobiliteit worden goedkoper, enzovoort. Daarnaast is er nog – en dat is moeilijker te meten – een omslag in het bewustzijn van mensen: veel mensen zouden inmiddels veel gezonder en duurzamer willen leven.’
‘Daarom is mijn boodschap aan beleidsmakers: het herstel na corona moet je volledig enten op het uitfaseren van de fossiele economie en het aanjagen van die transitie naar een natuurpositieve economie. Voor bedrijven betekent dat: ga je als de wiedeweerga ontvlechten van de fossiele economie, want die staat onder druk en is eindig. En word onderdeel van die zoektocht naar dat andere economische model.’
Een onvermijdelijk duurzaam alternatief
Je beschrijft losse bewegingen in verschillende sectoren die in dezelfde richting werken. Hoe tellen hun inspanningen op?
‘Wij zien netwerken ontstaan tussen mensen en plekken. In de transitiewetenschap noemen we die netwerken “translokaal”. “Lokaal”, omdat mensen daar actief zijn; “trans”, omdat hun inspanningen zijn gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en principes, die via internet wereldwijd gedeeld worden. Mensen wisselen ervaringen en inspiratie uit, ze ontwikkelen handboeken en standaarden, organiseren conferenties.’
Wereldwijd zijn tientallen miljoenen mensen bijna dagelijks actief met het vormgeven van een alternatieve economie
‘Kijk naar de snelle groei van energiecoöperaties in Europa. Dat begon bij pionierende individuen die allemaal te maken hadden met lokale regelgeving en verschillende omstandigheden. Maar vervolgens delen ze ervaringen en standaarden, en beginnen ze gezamenlijk te lobbyen. Nederlandse energiecoöperaties onderhandelden bijvoorbeeld mee in het Klimaatakkoord, en kregen daar bedongen dat lokaal eigendom een vereiste is bij nieuwe duurzame energieprojecten. Op Europees niveau is REScoop opgericht, een federatie van energiecoöperaties die een miljoen mensen vertegenwoordigt en directe lobby-invloed heeft op het energiebeleid van Europa.’
‘Zo zijn er ook netwerken rond voedsel, alternatieve munten en eco-villages. En rond steden die werken aan duurzame mobiliteit of een duurzame voedselvoorziening. Wereldwijd zijn er tientallen miljoenen mensen die bijna dagelijks actief bezig zijn met het vormgeven van een alternatieve economie.’
Wat geeft jou het vertrouwen dat deze bewegingen uiteindelijk het huidige systeem kunnen vervangen?
‘In de eerste plaats: de geschiedenis. Bij historische transities zie je een duidelijk patroon: mensen proberen dingen uit, delen hun ervaringen en bouwen daarop voort. Hun alternatief wordt op een gegeven moment goedkoper, makkelijker en aantrekkelijker; meer mensen gaan het doen. Na verloop van tijd krijgt het een soort onomkeerbaarheid. Dat zag je bijvoorbeeld in de overgang van paard en wagen naar de auto. Je zag het ook in hoe we gingen van overal roken naar nergens; van waterverdediging naar leven met water; van kolen naar gas.’
‘Dat hangt vaak samen met nieuwe technologische mogelijkheden en gedragsveranderingen. Er zijn mensen die aangetrokken worden door wat nieuw is. Mensen die tegen de stroom in gaan en dingen uitproberen die anderen nog raar en alternatief vinden.’
‘Dan zijn er mensen die de kat uit de boom kijken, maar wel vrij snel de mogelijkheden herkennen. Zij gaan niet direct in een zelfgebouwd duurzaam huis wonen, maar ze steken wel geld in het verduurzamen van hun woning, omdat ze het nuttig vinden, omdat hun energiekosten dan dalen, en omdat het gezonder is.’
‘En dan is er een grote groep mensen die denkt: “Als die eerste twee groepen het doen, dan zal het wel zo horen, dus ga ik erin mee.” En dan kan de overheid ervoor zorgen dat het nieuwe vanzelfsprekend wordt. De laatste stap is dat je het oude niet eens meer kúnt doen, omdat het uitgefaseerd raakt of verboden wordt. De geschiedenis laat dus zien dat een transitie een zichzelf versterkend proces is.’
‘Aan de andere kant haal ik mijn vertrouwen ook uit de urgentie. Als je de onduurzaamheid van de huidige fossiele, lineaire economie serieus neemt, is het ondenkbaar dat we niet nog meer crises krijgen – als we zo doorgaan. Iedere volgende crisis zal een nieuwe motivatie vormen voor nog meer mensen om naar alternatieven te kijken.’
Willen we na een crisis niet juist ook terug naar hoe het was?
‘Ja, dat heb ik zelf nu ook. Ik kan niet wachten tot we weer naar een feestje kunnen, met elkaar uit eten, weer op reis. Dat is een menselijke reactie, en ook helemaal niet strijdig met het transitiedenken. In een transitie verandert er een hele hoop, maar er verandert ook een hele hoop niet. Dus waarschijnlijk zullen de meeste Nederlanders in de toekomst gewoon tussen zes en zeven uur ’s avonds hun warme maaltijd blijven genieten. Alleen verandert de samenstelling op je bord, en dus ook wat je in de supermarkt in je mandje stopt en hoe je kookt. We verbruiken in de toekomst nog steeds energie, alleen ligt je dak dan vol met zonnepanelen.’
De overheid probeert op dit moment alles te redden, en daarmee zet ze de transitie op pauzestand
‘Bij DRIFT zeggen wij vaak: in transities ga je “vooruit naar vroeger”. Denk aan de platforms waar je digitaal direct bij boeren uit de regio kunt kopen en het eten aan huis bezorgd wordt. Of denk aan de coöperaties voor duurzame energie. Dit zijn oude manieren van produceren en consumeren, maar dan met nieuwe technologie en in nieuwe, moderne context.’
‘Probleem is: de overheid probeert op dit moment álles te redden. En daarmee zet ze de transitie op pauzestand. Net als tijdens de bankencrisis gebruiken we nu publiek kapitaal – belastinggeld – om systemen in de lucht te houden waarvan we eigenlijk al weten dat we ervanaf moeten. De sectoren waarvan de duurzaamheid in ecologische én economische zin al heel lang ter discussie stond, zoals de veehouderij, de luchtvaart en de sierteelt, stonden vooraan in de rij om steun te vragen. De overheid stelt in ruil wel duurzaamheidseisen, maar die zijn relatief zacht.’
Waarom de overheid niet voorbij de korte termijn komt
Jullie noemen crises ‘transitiepunten’: momenten om snel verandering af te dwingen. Waarom zijn we daar zo slecht in, waarom doet de overheid dat niet?
‘Het is heel dubbel. Ik zie maatschappelijk wél dat mensen de coronacrisis aangrijpen om te reflecteren en op zoek te gaan naar alternatieven. Mensen die al met transities bezig waren, hebben een podium voor hun verhaal gekregen, of een grotere afzetmarkt. Omdat zij al weten welke kant ze op willen, kunnen ze na zo’n crisis “vooruit struikelen”.’
‘Beleidsmatig zijn we daar nog steeds niet goed in. Dat heeft met de poldercultuur te maken, maar ook met de manier waarop we managers en beleidsmakers jarenlang hebben opgeleid om risico’s te mijden. Iedereen heeft wel iets te zeggen, maar niemand is echt verantwoordelijk.’
Als het om transities gaat, komt de politiek bijna niet verder dan abstracte ambities op de lange termijn
‘We proberen verandering nu vaak te vangen in beleidsprocessen, waarbij een aantal mensen een document produceert en de illusie heeft dat wat daarin staat ooit allemaal uitgevoerd zal worden. Als het om transities gaat, komt de politiek bijna niet verder dan abstracte ambities op de lange termijn. De uitvoering lukt gewoon niet.’
‘De overheid is ook onderdeel van het probleem, omdat daar heel veel mensen werken die de regels moeten naleven die ooit zijn opgesteld om een bepaald historisch probleem op te lossen. Na de Tweede Wereldoorlog was er een hongersnood en stond er een visionaire minister op, Sicco Mansholt, die de landbouwrevolutie in gang heeft gezet. Daarbij zijn allerlei praktijken, regels, routines, afspraken en economische condities gecreëerd om die hoogproductieve, maar ecologisch destructieve voedselproductie mogelijk te maken. Kleine boeren werden onteigend, technologische innovatie en de import van veevoer werden gestimuleerd. De samenleving heeft daar enorm profijt van gehad, maar de overheid is ondertussen ook afhankelijk geworden van de inkomsten die het oplevert en heeft innige relaties opgebouwd binnen het bestaande systeem.’
Welke rol moet de overheid dan wel spelen?
‘Transitie-onderzoekers zien vier strategieën die de overheid kan gebruiken om te sturen. Eén is duidelijkheid over de richting, dus bijvoorbeeld de transitie naar een natuurpositief voedselsysteem als uitgangspunt nemen. Door te zeggen: “We zijn nu heel innovatief en productief, maar het is ecologisch compleet onhoudbaar, en ook in economische zin is het voor veel boeren niet houdbaar. En het eetpatroon van de Nederlander is onduurzaam, dus moeten we naar een dieet toe met 20 procent dierlijke eiwitten en 80 procent plantaardig voedsel.” Bij sommige mensen is dat nu omgekeerd.’
‘Als je die transitie als uitgangspunt neemt, dan betekent dat, en dat is de tweede strategie, dat je echt structuur aanbrengt in het opbouwen van een alternatieve economie. Dus niet alleen experimenteren en innovaties stimuleren, maar boeren anders opleiden, LTO Nederland vernieuwen, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) reorganiseren, anders beprijzen door bijvoorbeeld de btw op groente en fruit extreem omlaag te brengen.’
‘De derde strategie is eigenlijk heel saai bureaucratenwerk: het aanpassen van de regels. Aanbestedingen anders doen, anders inkopen, het gronduitgiftebeleid veranderen, andere beloningsprikkels geven. En de vierde strategie is uitfaseren, afbouwen. Net zoals bij de kolencentrales, door te zeggen: “Over tien jaar is er nog maar 20 procent van wat we nu hebben.”’
D66-Kamerlid Tjeerd de Groot oppert sinds eind 2019 dat de veestapel gehalveerd moet worden. Hij probeert zo een stap te zetten binnen die vierde poot die je schetst. Maar zijn betoog creëerde al ontzettend veel protest en conflict, veel partijen kijken wel uit zich bij D66 aan te sluiten. Hoe moet zo’n agenda dan uitgevoerd worden?
‘Dit is het failliet aan het worden van het huidige politieke bestel, want daarin is het bijna onmogelijk om voorbij de korte termijn te komen. Het is ook ontzettend tegenstrijdig: op de korte termijn heb je te maken met de economische belangen van boeren, maar op de lange termijn weet je dat de huidige veehouderij eindig is. Het lukt bijna niet om dat te benoemen in de huidige politiek.’
Door dat polderen kan de bestaande orde gewoon doorgaan met wat ze doet
‘Dat heeft deels te maken met de mediacratie, en hoe gemakkelijk iedereen een stem kan hebben en de politiek kan aanvallen. Maar ook met hoe de politiek gevoed wordt door de ambtenarij. Veel ambtenaren redeneren toch nog steeds vanuit het bestaande systeem, en adviseren politici en ministers om het rustig te houden. Als ergens een probleem ontstaat, is de reflex om te onderhandelen en compromissen te sluiten, waarbij de belanghebbenden direct aan tafel zitten. Maar daarmee investeert de overheid telkens weer in het bestaande systeem – dat zie je bij het Klimaatakkoord, maar ook in de stikstofdiscussie. Door dat polderen kan de bestaande orde grosso modo gewoon doorgaan met wat ze doet.’
‘Wat je eigenlijk zou willen, is dat politici à la Sicco Mansholt met een perspectief komen waarmee ze zo veel positief draagvlak creëren en zo veel eerlijke compensatie voor de verliezers dat de weerstand te overkomen is. Toen Mansholt met zijn industrialisatie en z’n ruilverkaveling kwam, ging dat ook niet zonder slag of stoot. Maar er was wel een maatschappelijke urgentie die breed gevoeld werd. En er was sterk leiderschap dat zei: “Dit is de langetermijnrichting, we gaan het met z’n allen doen, en ook diegenen die nu buiten boord vallen, gaan we meenemen.”’
Binnen de huidige politieke constellatie is dat heel moeilijk voor elkaar te krijgen, ook omdat tegenstemmers zich heel goed kunnen mobiliseren en organiseren. Na de boerenprotesten mocht de Farmers Defence Force bijvoorbeeld gelijk ontbijten met de LNV-minister en de premier.’*
Moeten de groene bewegingen op dezelfde manier polariseren, het conflict opzoeken om gehoord te worden?
‘Je ontkomt in een transitie niet aan maatschappelijk conflict, maar ik geloof meer in die positieve strategie dan in het polariseren of de weerstand opzoeken. Ondernemers, activisten, burgers, ambtenaren en onderzoekers die tegen de stroom in gaan, praten nu nog te veel vanuit de overtuigingsmodus: “Het gaat helemaal verkeerd, het moet helemaal anders.” Bij weerstand of ongeloof gaan ze vaak het gevecht aan of zetten ze zich af. Het werkt denk ik beter om de bewijslast bij de andere partij te leggen, en bijvoorbeeld te vragen waarom die haar geld nog in kolencentrales investeert. Koplopers moeten hun plek opeisen en veel vanzelfsprekender praten over het alternatief dat er al is.’
Echte democratie vind je in buurttuinen
Een van de oplossingsrichtingen die ik interessant vind, is meer zeggenschap direct aan burgers geven. Bijvoorbeeld door burgerberaden te organiseren waar een afspiegeling van de samenleving zelf voorstellen mag doen. Omdat burgers niet al die relaties hebben met het bestaande systeem, omzeilen ze een hoop van de problemen die je net beschrijft. Zie jij dat ook zo?
‘Jij betoogt dat we de democratie moeten vernieuwen. Het transitiedenken zegt eerder dat de democratie zichzelf vernieuwt, omdat het huidige democratische systeem er niet uit komt. Daarom zie je de maatschappelijke initiatieven op dat vlak toenemen. De politiek zou er veel proactiever over na moeten denken, hoe ze dat soort nieuwe vormen van democratie een serieuzere plek kan geven.’
‘Persoonlijk zie ik burgerberaden als een heel noodzakelijke, maar per definitie toch ook beperkte oplossing, omdat je blijft opereren binnen het idee van een rationeel besluit- en beleidsvormingsmodel: in beperkte kring overleggen over een complex maatschappelijk vraagstuk en dan oplossingen bedenken die ergens ooit door iemand anders uitgevoerd zouden moeten worden.’
Dat ondernemerschap van burgers ís directe democratie, en het beleid van de overheid zou dit moeten ondersteunen
‘In transitie-onderzoek trekken wij het begrip van democratie veel breder. Het ondernemerschap van mensen, dus wat zij doen voor het publiek belang, kun je een vorm van directe democratie noemen. Denk aan buurttuinen, voedselcollectieven, energiecoöperaties of autodeelinitiatieven. Wij deden onderzoek naar zulke maatschappelijke initiatieven, en in het overgrote deel bleek de motivatie erachter te zijn: “Wij doen het omdat de overheid en de markt het niet doen.” En heel vaak zijn het ook nog eens ambtenaren die in hun eigen buurt als burger aan zo’n initiatief meedoen.’*
‘Dus mensen zien vanuit allerlei verschillende rollen een grote maatschappelijke urgentie, en ze gebruiken machtsmiddelen die tot voor kort van de overheid waren – het mobiliseren van geld, kennis, netwerk. Dat ondernemerschap van burgers ís directe democratie. En het beleid van de overheid zou dit moeten ondersteunen. De politiek moet dan vooral afwegen waar conflicten ontstaan, en of initiatieven passen binnen het langetermijnperspectief van een gewenste transitie.’
Wordt de politiek in zo’n scenario minder relevant?
‘Ik denk juist dat de politiek nu steeds minder relevant wordt. En dat politici enorm aan legitimiteit en relevantie zouden winnen als ze veel meer op die grotere lijn en op die publieke waarden gaan sturen. Dan spreek je veel meer het maatschappelijk ondernemerschap aan, én dan creëer je veel meer ruimte om het nieuwe te laten ontstaan.’
Het kan compleet misgaan én het kan allemaal prachtig worden, maar waarschijnlijk ligt het ergens in het midden
‘We hadden het eerder even over de mensen die terug willen naar vroeger. Er wordt in gesprekken over klimaat en milieu vaak een voor-na- of voor-tegen-stemming gecreëerd. Dus óf alles wordt anders, óf het moet allemaal hetzelfde blijven. Dat is een soort fatalisme dat ons weinig brengt. En het is eigenlijk een truc van het bestaande systeem om transities tegen te houden. Want in een transitie gebeurt er heel veel tegelijkertijd: we zitten in een existentiële crisis én er is wereldwijd een enorme versnelling van hoopvolle alternatieven gaande. Het kan compleet misgaan én het kan allemaal prachtig worden, maar waarschijnlijk ligt het ergens in het midden.’
‘Bij DRIFT noemen we transities “evolutionaire revoluties”, omdat ze zich afspelen op een termijn van twintig, dertig of veertig jaar. Historici zeggen terecht dat we het nu wel veel over transities hebben, maar dat we eigenlijk nog helemaal niet weten of het wel transities worden. We kunnen ook blijven hangen in het bestaande, dan krijgen we roaring twenties, gaan we lekker een decennium feesten, komt er een nieuwe pandemie en wordt de klimaatcrisis alleen maar erger.’
‘Tegelijkertijd zien wij steeds duidelijker een kritieke massa van bedrijven, beleidsmakers, mensen die denken: “Dit loopt vast, het moet anders.” Daardoor lijkt het er steeds meer op dat we in transities terechtkomen die een revolutionair karakter hebben op de lange termijn. Dat kan goed aflopen, als mensen zich daarvoor inzetten.’
‘Dus tegen de mensen die zeggen dat het alles of niks is, zou ik willen zeggen: probeer er maar eens van uit te gaan dat heel veel mensen die urgentie delen. Ga het gesprek met elkaar aan om heel praktisch te kijken wat er mogelijk is, reik alternatieven aan, geef het goede voorbeeld, werk samen om zo veel mogelijk stappen te maken.’