Meer dan de helft van de huizen in Nederland is een koopwoning. Dat zegt veel over de manier waarop wonen in Nederland is ingericht. En waarom dat niet voor iedereen werkt.

Het percentage koopwoningen was niet altijd zo hoog: in 1971 was maar 35 procent van de woningen in Nederland een koophuis, nu is dat 58 procent. Prima zaak, zou je kunnen zeggen, want een eigen huis is voor veel mensen immers een goede investering in de toekomst (en een logische stap op weg naar volwassenheid).

Tenminste, dat was het. Want door de snelle stijging van de huizenprijzen is een eigen stekje vooral voor veel jongeren inmiddels onbetaalbaar. Er ontstaat een groeiende kloof tussen (veelal oudere) huiseigenaren en (vaak jongere) huurders. Wie een eigen huis heeft, profiteerde de afgelopen decennia van de enorme prijsstijging, terwijl de sociale huursector juist een stuk kleiner werd.

De komende tijd ga ik daarom meer schrijven over koophuizen. Ik snap dat het kopen van een huis individueel gezien vaak de beste optie is voor wie het kan betalen. Maar wat betekent dit hoge aandeel koopwoningen voor de samenleving als geheel? Mijn eerste onderzoekje (waar wellicht een stuk in zit): onderzoek uit onder andere Duitsland en laat zien dat het hebben van een eigen koopwoning significante invloed heeft op je politieke voorkeuren en stemgedrag.

Heb jij nog goede tips over wat te kijken, lezen of luisteren over het ideaal van een eigen woning? Laat me dat dan weten via de mail of in de bijdragen hieronder!

Wat er deze week gebeurde

Amsterdam gaat flink ingrijpen op de woningmarkt. Wethouder Laurens Ivens (Wonen, SP) dat het college van burgemeester en wethouders woningen wil opkopen van woningcorporaties. Daarmee wil de stad voorkomen dat deze woningen op de vrije markt belanden, als corporaties ze verkopen aan particuliere eigenaren.

Het radicale voornemen doet denken aan Berlijn, − inmiddels zijn er op die manier zo’n 10.000 woningen in handen van de deelstaatregering gekomen. Maar terwijl Berlijn de vastgoedeigenaren dwingt hun huizen te verkopen, willen de Amsterdamse woningcorporaties hun bezit vrijwillig afstaan. Ze worden naar eigen zeggen gedwongen woningen te verkopen, omdat ze zulke hoge belastingen moeten betalen. Dit jaar zijn alle corporaties samen zo’n twee miljard euro kwijt aan de verhuurderheffing.

De maatregel is ook een middel om druk te zetten op het Rijk. Als het kabinet de verhuurderheffing afschaft, ziet Amsterdam af van het plan om woningen op te kopen. Handig dus dat het college de plannen voor de verkiezingen aankondigt, en voor de onderhandelingen over het nieuwe regeerakkoord.

Om te lezen, kijken en luisteren

  • In mijn van het boek Jij hebt ons niet ontdekt, wij waren hier altijd al van Massih Hutak probeerde ik de ingewikkelde verhouding tussen 'oude' en 'nieuwe' bewoners van een buurt te begrijpen. In de commentaren raadde een lezer mij aan van online magazine Aeon, een filosofische beschouwing van gentrificatie. Volgens mij raakt auteur Daniel Putnam de kern van het probleem: het eigendom van de één perkt de vrijheid van de ander in. De vraag is wat we daarvan vinden.
  • In over de ongelijkheid tussen de stad en het platteland gaat journalist Floor Milikowski in op de ontwikkeling van regio's als Zeeland en de Noordoostpolder. omdat ze mensen portretteert die alles op alles zetten om iets voor elkaar te krijgen. En vanwege de liefde voor hun woonplek die daaruit spreekt. Het lijkt er bovendien op dat ze de wind mee hebben, nu de regio onder andere door de coronacrisis aan populariteit wint.
  • Gaan de huizenprijzen dalen door de coronacrisis, of sleept de woningmarkt ons er juist doorheen, vroeg NRC zich af. Spoiler: het antwoord blijft de krant schuldig. Maar bevat wel een aantal andere interessante inzichten over de woningmarkt. Bijvoorbeeld dat de consument een hogere inflatie ervaart dan de cijfers van de centrale bank weergeven, omdat stijgende de huizenprijzen niet meetellen voor het inflatiecijfer.

Tot de volgende!

Josta