Waarom kijk ik naar Heel Holland Bakt terwijl ik Oorlog en vrede nog moet lezen? 

Het is niet alleen het troostrijke idee dat er, terwijl op straat molotovcocktails naar hulpverleners worden geslingerd, binnen op z’n minst 3,4 miljoen burgers zoetjes op de bank zitten met thee, lange vingers en de publieke omroep. 

Het is niet de dat-zei-mijn-vrouw-vannacht-ook-humor, die met de geest van voormalig presentatrice Martine Bijl – bless her heart – langzaam uit het programma verdwenen is en die dit seizoen zelfs helemaal afwezig lijkt. (Misschien ook wel een eigentijdse keuze van de regie; er zit een houdbaarheidsdatum aan ‘Hij zit er in hoor, Janny!’ en ‘Je moet harder kneden, Hans!’) 

Is het misschien de afspiegeling van de Nederlandse bevolking die de revue passeert? 

Nauwelijks. 

Het opvallend vaak ontbijtspek-gerelateerde commentaar van André van Duin? (Bless his heart ook, trouwens.)

Nee. 

Het is al duizend keer gezegd, maar wat ook mij jaar in jaar uit naar Janny en de rest trekt, is simpelweg de tomeloze vriendelijkheid die heerst in het maatschappelijk vacuüm van die witte partytent. Wie heeft er dikke boeken nodig om zich ervan te vergewissen dat de meeste mensen deugen? Zet thee, pak lange vingers, zap zondagavond naar NPO 1.

De onversneden menselijkheid die uitgaat van een thuisbakker die na het ‘stop de tijd!’ nog net een loeiheet, schildpadvormig halffabricaat op zijn plankje smijt, ontdooit zelfs diepgevroren cynici. 

Specifieker betreft die schier oneindige humaniteit vooral het wedstrijdaspect van het programma. Wie in deze kille prestatiesamenleving vergeten was wat friendly competition ook alweer betekent, kijke Heel Holland Bakt. 

Dit seizoen konden we bijvoorbeeld zien hoe kinderarts Thijs meermaals zijn deeg deelde met een van zijn concurrenten of hoe verpleegkundige Elizabeth in haar overgebleven tijd een rivaal met een instortende taart te hulp schoot. (Zegt het iets dat ze allebei in de zorg werken? Bless their hearts.) 

Het is een wedstrijd, ja, een bakwedstrijd. Je kunt een eretitel winnen, maar – afvallers die de tent moeten verlaten zeggen het steeds weer – het gaat om het meedoen. Zoals vroeger bij de avondvierdaagse gewoon iederéén een medaille kreeg. 

Dat buiten die witte tent, buiten dat aangeharkte sprookjeslandgoed, half Nederland excellerend door de bossen trekt op de nieuwste, állerlichtste Bianchi-fietsjes, in de verbeten waan Tom Dumoulin te zijn, deert de olijke bakkers niet. 

In Heel Holland Bakt merk je niets van het steeds universelere professionalisme dat maakt dat hobby’s alleen nog ‘passies’ mogen en iedere jogger zich ‘atleet’ noemt, inclusief trainingsschema en  

Integendeel: amateur – liefhebber in het Frans! – is een geuzennaam in Heel Holland Bakt, geen denigrerend scheldwoord. Kinderarts zijn dat doe je maar thuis, het gaat hier in de tent om je hobby, een schitterend en ondergewaardeerd begrip. 

Dat dwangmatige topsportdieet moet trouwens ook overboord. Botercrème, slagroom, amandelspijs, bladerdeeg, alles komt in kalme harmonie samen in lobbige baksels, die vaak ontroeren. Ze zijn soms mooi, maar zelden professioneel en juist dat is de charme. Wie wil de hoekige, architectonische perfectie van de patissier? Ik niet. Geef me rustieke appeltaart. 

De mislukking zelf, meestal gearticuleerd door meesterbakker – niet gaar, een beetje slap, té elastisch –, is in de meeste gevallen meer bron van hilariteit dan een echte teleurstelling. Om het deerniswekkend bleke deeglapje dat voor je op de werkbank ligt, kun je, met nul minuten op de klok, maar beter smakelijk lachen, weet elke thuisbakker. 

Dat is een vorm van zelfrelativering die jammerlijk schaars is in het publieke domein. 

Het is een wedstrijd, ja. Maar zoals zoete dingen alleen een klein snufje zout nodig hebben, bevat Heel Holland Bakt precies de juiste, minimale hoeveelheid streven. 

Lees ook:

Hoe Harry Potter al twintig jaar een niet zo geheim genootschap betovert Welke ervaringen scheppen het moderne leven? Pottermania, bijvoorbeeld. Al twintig jaar geeft de bebrilde tovenaarsleerling zijn fans waar ze naar op zoek zijn: de kans om ergens bij te horen. En dan het liefst via een online clubje. Lees mijn essay terug