Opnieuw relevant

De volgende pandemie wordt uitgebroed in kolossale kippenstallen

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel
Graphics: Ted du Bois en Leon de Korte

Al maanden heerst de vogelgriep. En het virus doet wat een virus doet: het muteert. In Rusland raakten voor het eerst mensen besmet met de huidige variant H5N8. Wat in elk geval duidelijk is: in de pluimvee-industrie kan de volgende pandemie ontstaan. En Nederland is daar met z’n megakippenstallen een grote kanshebber voor.

We zijn nog niet van covid-19 bevrijd, maar het volgende dodelijke virus is alweer komen binnenvliegen. Afgelopen herfst namen migrerende ganzen dodelijke vogelgriep mee uit het hoge noorden. Er stierven in Nederland Vanwege besmettingen in meer dan tien pluimveebedrijven zijn al ruim 700.000 kippen en eenden vroegtijdig gedood.

Het vogelgriepvirus H5N8 is uit Siberië meegenomen naar Nederland. Verdachte is de brandgans, die in het noorden van Het virus is oorspronkelijk afkomstig van grote pluimveebedrijven in andere delen van Azië, en waarschijnlijk tijdens de voorjaarstrek met watervogels meegelift naar de arctische broedgebieden.

Tot nu toe was het H5N8-virus voor zover bekend nooit overgesprongen naar de mens, maar afgelopen week meldde Rusland aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat zeven medewerkers van een pluimveebedrijf nu dan

Het gemuteerde virus lijkt nog niet besmettelijk van mens tot mens, en de geïnfecteerde mensen maken het goed. Maar dat betekent niet dat we ons geen zorgen hoeven te maken. De geschiedenis heeft meermaals uitgewezen dat grote stallen met varkens of kippen ware broedmachines zijn voor een dodelijke viruspandemie. 

De kans daarop wordt met het groeiende aantal megastallen alleen maar groter. In Nederland leven nu meer dan honderd miljoen kippen, vaak met meer dan honderdduizend in één schuur. Deze dieren zijn niet ingeënt tegen bestaande varianten van vogelgriep, terwijl dat eenvoudig zou kunnen. 

Dat zegt een van dé wereldwijde experts op het gebied van het ontstaan van vogelgriep: hoogleraar virologie Thijs Kuiken (geen familie van). Hij is verbonden aan het Erasmus MC in Rotterdam, en gespecialiseerd in de overdracht van virussen van wilde dieren op de mens. Op dit moment is hij drukker dan ooit, met onderzoek naar covid-19. Maar toch maakt hij zich ook zorgen over vogelgriep. Kuiken gaf me een spoedcursus over het ontstaan van dodelijke vogelgriepvirussen, en wat we daaraan kunnen doen.

Korte samenvatting: de pluimveehouderij in zijn huidige vorm is een kakelende tijdbom.

Wat is vogelgriep?

Net als het coronavirus is vogelgriep een zoönose. Oftewel: een ziekte die van andere diersoorten kan overspringen op de mens. Op zich niets bijzonders: de meeste bekende griepvirussen zijn ooit begonnen als vogelgriep. Vogelgriepvirus H1N1, ook wel de Spaanse Griep genoemd, doodde honderd jaar geleden tussen de twintig en vijftig miljoen mensen nadat het oversprong op mensen. 

Het meest veelzijdige stukje vlees: red junglefowl

Oorspronkelijk kwam het vogelgriepvirus alleen voor bij watervogels zoals ganzen, eenden en zwanen, in een variant die hen niet of nauwelijks ziek maakt. Er is nog nooit een wilde kip gevonden met het vogelgriepvirus, in wat voor variant dan ook. Wilde kippen, Gallus gallus, oftewel red junglefowl, leven in de bossen van Zuidoost-Azië, ver van open water.

Pluimveebedrijven zijn de speeltuinen die het vogelgriepvirus nodig heeft om dodelijk te worden

En open water is wat het virus nodig heeft om vogels te besmetten. Als een besmette eend in het water poept, kan een andere watervogel het daar weken later nog oppikken. Modellering van eerdere uitbraken van het vogelgriepvirus toonde aan dat het patroon van verspreiding alléén te verklaren is door zulke indirecte besmetting. Alleen met water komt het reproductiegetal van het virus, de bekende boven de één.

Omdat wilde watervogels al millennia met vogelgriep te kampen hebben, kunnen zij er normaliter heel goed tegen. Toch gaat er nu een dodelijke versie rond die ook hen laat creperen.

En daar komen pluimveebedrijven in het spel. Dat zijn de speeltuinen die het vogelgriepvirus nodig heeft om dodelijk te worden. 

Om dat echt te begrijpen, moeten we terug naar het begin. De geboorte van een virus.

Hoe het vogelgriepvirus dodelijk wordt

Virussen kunnen zichzelf niet vermeerderen. Het zijn slechts envelopjes met daarin kleine stukjes genetisch materiaal. In het geval van vogelgriep zijn dat altijd acht losse stukjes per virusdeeltje (vergelijk het met het menselijke DNA, verdeeld over 46 chromosomen). Cellen van andere organismen kunnen virussen opnemen, vermeerderen en verder verspreiden. 

En bij dit vermeerderen kunnen twee dingen gebeuren, waardoor er een nieuwe variant van het vogelgriepvirus ontstaat.

Manier 1: Reassortatie

Een manier waarop een nieuw virus kan ontstaan is Dat gebeurt als één of een aantal van die acht stukjes genetisch materiaal van twee verschillende virusdeeltjes tijdens het vermeerderen Meestal leidt dat tot niets, want net zoals menselijke cellen alle 46 chromosomen nodig hebben, kan een virus alleen normaal groeien als het precies alle acht stukjes RNA heeft. Maar het kán gebeuren dat het dochtervirus na zo’n verwarring precies alle acht stukjes heeft, een deel van het ene en een deel van het andere oudervirus.

De namen van de verschillende varianten van het vogelgriepvirus, zoals H5N8, verwijzen naar de verschillende varianten van twee eiwitten, zogenaamde ‘oppervlakte-eiwitten’ die uitsteken aan het oppervlakte van het virus (hemagglutinine en neuraminidase). Als een cel besmet wordt met een H1N1-variant én een H5N8-variant van het virus, dan kan er door reassortatie een H1N8- of een H5N1-variant ontstaan. Een nieuw virus is geboren.

Maar reassortatie maakt het virus nog niet dodelijk. En in een kip zal dat niet zomaar gebeuren, want het dier moet een dubbele infectie van vogelgriep oplopen – niet alleen in haar lichaam, maar in dezelfde specifieke lichaamscel. Ganzen en eenden kunnen veel beter tegen vogelgriep en kunnen het heel lang meedragen, dus bij hen is de kans groter, al blijft die klein. 

Die kans groeit als grote concentraties van ganzen of eenden dicht op elkaar zitten, zoals in fokkerijen. Als die ook nog in aanraking komen met wilde vogels, en dus met meer bestaande varianten van het virus, is er een serieuze mogelijkheid dat op zo’n manier een nieuw virus Dit is vooral in Azië het geval, bijvoorbeeld wanneer grote groepen gedomesticeerde eenden worden losgelaten op rijstvelden na de oogst, om daar de plantenresten en slakken op te eten.

Manier 2: Mutatie

De enige manier waarop een nieuw virus dodelijk wordt, is door een mutatie. Dat kan wel in een kip gebeuren, want er is maar één virusdeeltje voor nodig. Er hoeft slechts één overschrijffout in het genetische materiaal plaats te vinden tijdens het vermeerderen, maar wel op een

Normaliter kan een vogelgriepvirus alleen in darmcellen en luchtwegen worden opgenomen en vermeerderd, omdat alleen daar een noodzakelijk enzym aanwezig is voor het maken van een van de oppervlakte-eiwitten (hemagglutinine). Vogels worden dan wel ziek, maar niet ernstig.

Maar bij een virus met die specifieke mutatie kan dat oppervlakte-eiwit ook gemaakt worden met een ander enzym, dat overal in het lichaam voorkomt. En dus kan het virus ineens overal in het lichaam worden opgenomen en vermeerderd. Dat maakt het virus veel schadelijker, waardoor vogels er doodziek van worden en In vaktermen: het virus is ‘hoogpathogeen’ geworden.

Nu kán zo’n killermutatie ook plaatsvinden in het wild, ook al is de kans veel kleiner. Maar in het wild hebben de dodelijke symptomen tot gevolg dat het virus zich bijna niet kan verspreiden. De ‘gastheer’ – het dier dat het virus met zich meedraagt – is meestal al dood voordat die een volgende gastheer heeft kunnen besmetten. Godzijdank.

Veel kippen bij elkaar: party time

Daar komen pluimveebedrijven weer in het spel. Hoewel vogelgriep zich normaliter dus alleen via het water verspreidt, zitten kippen in moderne pluimveebedrijven zo dicht op elkaar dat het virus zich daar zonder water kan verspreiden. En als een besmette kip het loodje legt, zitten andere kippen er daarna nog een tijdje bovenop en raken dan makkelijk besmet. Zo kan een killervirus zich verspreiden.

Als een besmette kip het loodje legt, zitten andere kippen er daarna nog een tijdje bovenop en raken dan makkelijk besmet

En als dat eenmaal gebeurt, dan is het party time voor het virus.

Een mutatie die leidt tot een levensvatbare verandering van het vogelgriepvirus is Maar in zo’n gigantische berg kippen (in Nederland gemiddeld zo’n per bedrijf) wordt het virus binnen no time miljarden keren vermeerderd. Dus ook al zijn levensvatbare mutaties zeldzaam, het virus wordt zó vaak vermeerderd dat het toch aan de lopende band muteert. 

Er ontstaat dus een golf aan nieuwe variaties van het virus. Variatie is dé grondstof voor natuurlijke selectie. En natuurlijke selectie werkt volgens een logisch principe: de variant die zich het hardst voortplant, zal het talrijkst worden. Voor een virus in een berg kippen betekent dat: varianten waarbij een zieke kip snel en veel andere kippen aansteekt. 

Zo kan er een virus ontstaan dat niet alleen dodelijk is, maar ook nog eens heel erg besmettelijk. Voor kippen, en

De nachtmerrie.

Waarom die bergen kippen?

Het belangrijkste wat je van dit technische verhaal moet onthouden: doordat kippen met zo veel zo dicht op elkaar zitten, kan het vogelgriepvirus evolueren in een dodelijke én zeer besmettelijke variant. En over een virus met die twee eigenschappen moet je je zorgen maken.

Tussen 1959 en 2015 zijn er 39 gevallen geregistreerd waarin een relatief ongevaarlijk H5- of H7-vogelgriepvirus muteerde in een dodelijke variant. 37 keer ontstond die in de en het vaakst in grote kippenstallen in Dat werpt de vraag op: waarom hebben wij die?

Tot in de jaren vijftig werden kippen vrijwel alleen gehouden door boeren die daarnaast ook ander vee hielden en gewassen verbouwden. Er leefden in 1952 al 24 miljoen kippen in Nederland, maar die waren verspreid over 300.000 boerenbedrijven, met een wettelijk maximum van

Maar in de jaren vijftig veranderde de overheid van strategie, om te kunnen concurreren met andere landen. Het aantal kippen in Nederland steeg snel, terwijl het aantal bedrijven daalde. Bovendien werden de vele sterke traditionele kippenrassen vervangen door die veel meer eieren leggen of vlees opleveren, maar wel ziektegevoeliger zijn. 

Nu zijn er nog zo’n tweeduizend pluimveehouderijen over, die zich concentreren in drie regio’s: de Gelderse vallei, en rondom Weert en Venray. Samen houden die meer dan honderd miljoen kippen. Omdat vooral vleeskuikens heel kort leven, betekent dat een veelvoud aan kippen die jaarlijks worden geslacht (nog exclusief de veertig miljoen haantjes die jaarlijks in de legkippenindustrie worden

De kans op een pandemie groeit

Dat de laatste grootschalige vogelgrieppandemie met tientallen miljoenen dode mensen alweer honderd jaar geleden is, zegt dus niet zo veel. Want nooit eerder in de geschiedenis hield de mens zo veel kippen zo dicht op elkaar. 

In praktisch elke wetenschappelijke studie naar de kwestie staat: een vogelgrieppandemie zoals de Spaanse Griep, of erger, kan weer gebeuren

Het was dan ook geen enorme verrassing toen er in 2003 ook in Nederland een dodelijk vogelgriepvirus muteerde dat naar schatting meer dan duizend mensen besmette, van wie één aan de ziekte overleed (een dierenarts). Het virus verspreidde zich als een lopend vuurtje over kippenbedrijven in de Gelderse vallei, en sloeg ook over naar Zuid-Nederland en het buitenland. Om verdere verspreiding te stuiten werden dertig miljoen kippen geruimd – vergast en verbrand.

Gelukkig bleek het virus niet erg besmettelijk van mens op mens, maar dat kan met een nieuwe variant wel zo zijn. In praktisch elke wetenschappelijke studie naar de kwestie staat: een vogelgrieppandemie zoals de Spaanse Griep, of erger, kan weer gebeuren.

De oplossing: hogere biosecurity?

De oplossing van de pluimvee-industrie is wat die al decennialang is: het verhogen van de zogenoemde biosecurity – kippenschuren zo goed mogelijk afschermen van de buitenwereld. Maar dat werkt maar ten dele, laten de vele kleine uitbraken zien. Je kunt stallen niet potdicht maken. Er moeten dagelijks tonnen voer naar binnen, en tonnen poep naar buiten. Gigantische ventilatoren zuigen buitenlucht naar binnen en binnenlucht naar buiten om ervoor te zorgen dat zo veel lichamen bij elkaar niet oververhit raken en zo droog mogelijk blijven.

Bacteriën zijn onzichtbaar klein. Maar virussen zijn nog véél kleiner. Een griepvirus ten opzichte van een salmonellabacterie bijvoorbeeld, dat is een konijn ten opzichte van een walvis.

Een griepvirus ten opzichte van een salmonellabacterie, dat is een konijn ten opzichte van een walvis

Zodra een flink besmettelijke vogelgriep uitbreekt in één megastal, worden er zo onbeschrijflijk veel minuscule virusdeeltjes geproduceerd, dat verspreiding naar buiten onmogelijk te voorkomen is. Via knaagdieren, vogels, vliegen, stofjes, de kleren van boeren, ga zo maar door, is verdere verspreiding van een uitbraak van een besmettelijk virus tussen stallen simpelweg niet te voorkomen. Ook in Nederland, bewezen de massale besmettingen in 2003.

Maatregelen om een stal zo goed mogelijk af te sluiten zijn ontzettend duur. Maar hoe groter de stal, hoe lager de kosten per kip – precies de reden waarom het aantal megastallen in Nederland groeit. En dat verhoogt weer het (economische) belang van een grotere biosecurity. Het is een vicieuze cirkel.

Ondertussen zijn dodelijke H5-vogelgriepvirussen endemisch geworden onder kippen. Dat betekent dat het virus constant circuleert, en niet meer is uit te roeien (net als minder schadelijke griepvirussen bij de mens). Eerst in Azië, en langzamerhand ook in Afrika, het Midden-Oosten en Oost-Europa.

Dus hoe hard we in Nederland ook ons best doen om vogelgriepvrij te blijven, een nieuwe besmetting is steeds minder ver weg.

Wat moeten we nu doen?

Hoe ziet onze vogelgriepexpert Thijs Kuiken de toekomst eigenlijk? Ik vraag het aan hem aan het eind van mijn privécursus vogelgriep.

Wat we in Nederland kunnen doen ligt eigenlijk voor de hand, legt hij uit. ‘Het risico op een uitbraak is groot door onze manier van pluimveehouden.’ 

Nederlandse kippenstallen worden steeds groter. Volgens de meest recente cijfers zijn er nu zo’n 120 stallen met meer dan 120.000 leghennen in Nederland, en 34 stallen met meer dan 220.000 vleeskuikens. Ze staan bij elkaar in de buurt en vaak ook nog eens in gebieden waar veel watervogels voorkomen. ‘Het zou helpen om kleinere bedrijven te hebben, en die te verspreiden over Nederland, op plekken waar zo min mogelijk watervogels zijn’, zegt Kuiken.

‘Wat ook enorm zou helpen, is het vaccineren van kippen tegen de bekende vogelgriepvarianten.’ Er zijn eenvoudige vaccins, die goed werken.

Dat klinkt vanzelfsprekend. Waarom doen we dat niet? ‘De Europese maatregelen tegen dodelijke vogelgriep zijn bedoeld om de export van pluimveeproducten zoveel mogelijk te begunstigen’, vertelt Kuiken. En dat is gek genoeg niet hetzelfde als het zoveel mogelijk voorkomen van zieke kippen.

De landen waar ons kippenvlees heengaat, vooral Duitsland en Groot-Brittanië, proberen ook virusvrij te blijven. Daarom mag kippenvlees alleen geëxporteerd worden als het vogelgriepvrij is – de reden waarom de export nu even stil ligt.

‘En dus is het zaak om een uitbraak zo snel mogelijk op te sporen en uit te roeien. Vaccinatie maakt dat juist moeilijker’, legt Kuiken uit. Vaccinatie zorgt ervoor dat kippen niet ziek worden van vogelgriep en het nauwelijks verspreiden. Maar dat betekent ook dat een virus makkelijker sluimerend aanwezig kan zijn zonder dat dat duidelijk wordt door zieke kippen. 

Europa kiest dus bewust voor een hoger risico op een dodelijke uitbraak, en het regelmatig ruimen van grote hoeveelheden kippen. Dat is puur vanwege het economische belang van de export.

In Nederland zijn de te nemen maatregelen dus duidelijk, als je uitbraken zoveel mogelijk wilt voorkomen: minder kippen houden, die minder dicht op elkaar zetten en ze inenten. Op wereldschaal ligt dat iets moeilijker.

Wereldwijd groeide het aantal kippen de afgelopen decennia steeds harder. Per jaar worden er nu tachtig miljard kippen geproduceerd. 

De productie van kippenvlees neemt wereldwijd alleen maar toe, en is nu in kilo’s het meest gegeten dier. In 2018 aten we samen zo’n 80 miljard kippen. Dat staat dus nog los van de vergelijkbare hoeveelheid legkippen die worden gehouden.

In delen van Azië leven kippen ook in afgesloten megastallen, maar anders dan in Nederland staan die vaak pal naast kleine boertjes waar kippen of eenden scharrelen. Gevaarlijker dan die situatie wordt het niet. Met zoveel kippen is er – puur vanuit epidemiologisch oogpunt – iets voor te zeggen om alleen nog te werken met grote, afgesloten kippenstallen die ver uit elkaar staan. Zo minimaliseer je het contact tussen pluimvee en wilde watervogels. 

‘Toch is dat niet mijn oplossing’, zegt Kuiken. ‘Grote pluimveebedrijven zijn vervuilend voor hun omgeving. Bijvoorbeeld door hun stikstofuitstoot, maar er komen onder mensen in Nederland ook meer longziektes voor in de omgeving van grote pluimveebedrijven.’ 

Bovendien kan je kippen in zulke grote stallen niet van lokaal voedsel voorzien. Je moet dat van buitenaf toevoeren, en dat leidt vrijwel altijd ook tot biodiversiteitsverlies elders.

‘Alles bij elkaar genomen’, zegt Kuiken, ‘is de enige oplossing om veel minder en kleinschaliger vee te houden, en dat regionaal te verhandelen.’ Dat is goed voor onze gezondheid en voor de natuur in het algemeen. ‘Met kleine bedrijven kunnen we heel goed een robuust systeem creëren. Dan kan een vogelgriepvirus een keer binnenkomen, maar dan is dat geen groot probleem. Het systeem is dan veel flexibeler.’ 

Er is dan bijna geen kans meer op een dodelijk virus, en zonder strenge exportregels zou je besmette dieren dan gewoon kunnen laten uitzieken.

Thijs Kuiken redeneert vanuit het basisprincipe dat gezondheid van mens, dier en omgeving wederzijds van elkaar afhankelijk zijn. ‘Dodelijke vogelgriep is verschrikkelijk voor kippen zelf. Daarnaast creëren we ook een groot probleem voor wilde vogels, die toch al in de verdrukking zitten door hun slinkende habitat. En natuurlijk is het een gevaarlijk risico voor de mens. In de afgelopen honderd jaar is het meermaals bewezen dat intensieve veeteelt leidt tot dodelijke pandemieën.’

‘Als we als mens willen voortbestaan op deze aarde, dan zullen we substantieel rekening moeten houden met andere soorten. En daar moeten we ook iets voor willen doen. Of eigenlijk vooral laten.’

Lees ook: