Het is officieel: Google, Facebook en Microsoft zijn de grootste lobbyisten. Maar wat ze doen blijft nog te veel onder de radar
Grote technologiebedrijven zijn inmiddels veruit de meest actieve lobbyisten in Washington en Brussel. De analyse van de laatste, rommelige, cijfers laat zien dat vooral in Europa meer transparantie in hun lobbygedrag nodig is.
In november vorig jaar moest Sundar Pichai, de hoogste baas van Alphabet, door het stof bij Eurocommissaris Thierry Breton. Even daarvoor was een intern document van Google uitgelekt, een van de dochters van Alphabet.* Daarin stond een agressief plan om nieuwe Europese wetgeving, de Digital Services Act (DSA), dwars te zitten. Die vergaande wetgeving moet onder andere de macht van grote techbedrijven breken.
Alphabet wilde met een publiekscampagne de DSA in diskrediet brengen. Daarnaast werd voorgesteld om medestanders te zoeken bij onder andere grote internetbedrijven, zoals Booking.com. En het plan voorzag erin dat er publiekelijk meer druk moest worden gezet op Breton, omdat hij verantwoordelijk is voor de DSA. In een telefoongesprek met de Eurocommissaris zei Pichai dat het document ‘niet is waar Google voor staat’* en bood zijn excuses aan.
De excuses werden geaccepteerd, maar niemand in Brussel, of in Washington, zal geloven dat Pichai hier de waarheid sprak. De grootste lobbyisten in de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn allang niet meer oliebedrijven, banken of grote farmaceuten. Uit een onderzoek* van Transparency International en een eigen analyse van de Europese en Amerikaanse lobbyregisters blijkt dat technologiebedrijven de nieuwe big spenders zijn.
Monopolisten die zelf de regels willen maken
Dat past in het patroon dat collega Maurits Martijn en ik schetsen: Big Tech-bedrijven zijn van een heel andere orde van grootte dan megabedrijven in andere sectoren. Als je die techbedrijven vraagt wat hun succes verklaart, zullen ze wijzen op hun innovatievermogen. Ze maken simpelweg goede producten.
Big Tech-bedrijven verdienen vooral geld door hun poortwachtersrol keihard uit te buiten, de concurrentie te vermorzelen, hun kosten af te wentelen op de samenleving en de regels naar hun hand te zetten
Maurits en ik laten zien dat dat maar een klein deel is van het verhaal: deze bedrijven zijn zo groot omdat ze monopolisten zijn, poortwachters van grote digitale platforms. Ze verdienen vooral geld door die poortwachtersrol keihard uit te buiten, de concurrentie te vermorzelen, hun kosten af te wentelen op de samenleving en de regels naar hun hand te zetten. Dat kan niet zonder een leger aan lobbyisten, in de VS, maar ook daar waar ze het meest bedreigd worden: Europa.
Toch is het nog niet zo eenvoudig om achter de Europese lobbycijfers te komen. Bedrijven en organisaties kunnen sinds 2011 hun lobby-activiteiten opgeven, inclusief een indicatie van de bedragen die ze daaraan besteden, maar dat is niet verplicht. Daarnaast turven parlementariërs en medewerkers van de Europese Commissie welke lobbyisten ze ontmoeten en waar die gesprekken over gaan. De registers zijn een behoorlijk rommeltje.
Transparency International heeft die verschillende databronnen toch bij elkaar weten te vegen en gekeken naar de activiteiten van de grootste technologiebedrijven sinds 2011: Alphabet, Amazon, Apple, Facebook en Microsoft. Een paar opmerkelijke conclusies:
- In het Europese transparantieregister is sinds 2011 tussen de 1,6 en 2,4 miljard euro aan lobby-uitgaven opgegeven. Google heeft van alle ingeschreven bedrijven de hoogste uitgaven genoteerd: bijna 6 miljoen euro per jaar. Nummer twee: Microsoft met ruim 5 miljoen. Shell is de derde, met zo'n 4,5 miljoen euro.
- Sinds 2014 zijn de bestedingen van de vijf grootste techbedrijven verdubbeld naar 19 miljoen euro per jaar, gezamenlijk.
- De laatste jaren is vooral Facebook flink aan het uitgeven: van bijna niets in 2016 naar ruim 4 miljoen euro in 2020.
Twee keer per week bij de Commissie buurten
Nu zegt geld niet alles. Wat je als bedrijf terugkrijgt van een euro die je aan lobby besteedt, is moeilijk in te schatten. Ontmoetingen met beleidsmakers en politici zijn mogelijk interessanter: dat zijn momenten waarop beleid direct kan worden beïnvloed. Uit de registraties daarvan blijkt dat grote techbedrijven de deur platlopen bij de Europese Commissie en het Europees Parlement.
Google, Facebook en Microsoft staan alle drie in de top tien van bedrijven die het meest op bezoek zijn geweest bij de Europese Commissie. De vijf grootste techbedrijven kwamen de afgelopen zeven jaar zeker 661 keer over de vloer. Bijna twee keer per week. Google alleen al 248 keer. Een op de vijf lobbygesprekken van de huidige Europese Commissie gaat over digitale issues.
Dat is enorm veel vergeleken met bedrijven uit andere sectoren. Shell, toch een groot Europees bedrijf met enorme internationale belangen, kwam in diezelfde periode ‘slechts’ 79 keer op bezoek bij de Commissie. Novartis, een grote farmaceut, 23 keer.
Bij het Europees Parlement ziet het beeld er niet heel anders uit. Het probleem is dat het Parlement, in tegenstelling tot de Commissie, geen verplicht register van ontmoetingen heeft, en nog niet eens de helft van de volksvertegenwoordigers publiceert netjes lobbybesprekingen. Uit de beschikbare data, die dus verre van volledig zijn, komen twee bedrijven naar voren als het meest actief: Facebook (33 ontmoetingen) en Google (28). Vergelijk dat weer met Shell (13) en Novartis (10).
De directe politieke contacten zijn interessant, maar het rapport van Transparency International laat nog iets anders zien. Namelijk: hoezeer de Big Tech-bedrijven verweven zijn met andere organisaties en die een deel van het lobbywerk laten doen. Dit komt nog boven op wat de bedrijven zelf doen.
Het lobbynetwerk is gigantisch
Facebook, Google en Microsoft zitten in minstens 66 organisaties die ook namens hen lobbyen. Ook meer algemene bedrijfsorganisaties, zoals de Amerikaanse Kamer van Koophandel (AmCham) – die een sterke lobby in Brussel heeft –, zetten zich vaak in voor de techreuzen. Een op de vijf meetings van AmCham met de Europese Commissie gaat over digitale zaken.
Daarnaast zijn ze verbonden aan talloze consultancybureaus, denktanks, werkgroepen, beleidsgroepjes van het Parlement en andere fora waar beleid wordt beïnvloed.
Vaak gaat het op dat soort plekken niet om directe belangenbehartiging, maar meer om het framen van het publieke debat. Een techvriendelijke boodschap klinkt overtuigender als een ‘onafhankelijke’ denktank die brengt.
Tot slot hebben de grote techbedrijven ook lokaal een actieve lobby, om bijvoorbeeld via Parijs, Dublin, Den Haag of Berlijn het Europese beleid te beïnvloeden.
En dat zal de komende jaren alleen maar toenemen.
Big Tech is ook de biggest spender in de VS
In de Verenigde Staten worden lobbycijfers veel beter bijgehouden dan in Europa. En ook daar zijn grote techbedrijven inmiddels de grootste lobbyisten.
De bedragen zijn daar ook nog eens een stuk hoger. Om hun aandeel in perspectief te zetten, heb ik een vergelijking gemaakt tussen sectoren, zoals olie, banken en de farmaceutische industrie. Ook heb ik gekeken naar wat meer traditionele techbedrijven, zoals IBM, Intel en HP, aan lobby van het Amerikaanse Congres besteden. Als je de uitgaven tussen 2008 en 2020 op een rij zet, zie je Big Tech duidelijk opkomen en uiteindelijk gemiddeld twee keer zo veel aan lobby besteden dan andere bedrijven.
Gemiddeld hebben de techreuzen per bedrijf nu 88 lobbyisten in Washington, D.C., in dienst – heel wat meer dan Big Finance (26) of Big Oil (27).
Als we kijken naar de afzonderlijke Big Tech-bedrijven, zien we vooral de opkomst van Amazon en Facebook terug.
Wie denkt dat de lobby zich vooral op digitale zaken richt, heeft het mis. In het Amerikaanse Congres lobbyen de techbedrijven het meest over copyright, merkenrecht en belastingen.
Waarom is dit belangrijk?
Deze cijfers – hoe rommelig soms ook – laten tegelijk de kracht en de kwetsbaarheid van techbedrijven zien. De kracht omdat ze diepe zakken hebben, op heel veel fronten tegelijk wetgevers en de publieke opinie kunnen bespelen, op grotere schaal nog dan bedrijven in andere sectoren. Het zijn de nieuwe captains of industry.
Tegelijkertijd duiden deze cijfers erop dat de onbezorgde dagen wel voorbij zijn. Van lievelingetjes van politici en publiek zijn ze nu steeds vaker de schurk in het verhaal. Een schurk die veel te machtig is geworden en teruggedrongen moet worden.
Dat zal de komende jaren een enorm gevecht worden. Op allerlei manieren proberen techbedrijven om knellende wetgeving van tafel te krijgen of, als dat niet lukt, af te zwakken.
Daarom is het zo belangrijk dat dit soort lobbygegevens op orde zijn. Transparency International constateert in zijn rapport echter dat er nog veel mis is met de huidige registers in Europa.
Op papier is de Europese Unie transparant, er is een register. Maar in de praktijk is het erg lastig om de verschillende data bij elkaar te krijgen en betrouwbaar te analyseren. En dan ontbreekt er nog heel veel: van de helft van de Europarlementariërs weten we niet welke lobbyisten ze ontmoeten.
Nu er weer een episch gevecht op stapel staat tussen Big Tech en de Europese Unie is er een uitgelezen kans, en een dringende noodzaak, om dat register eindelijk op orde te krijgen. Dan komt een CEO als Sundar Pichai de volgende keer wellicht minder makkelijk weg met het sprookje dat de agressieve lobbycampagne ‘niet is waar Google voor staat’.