Gisteravond zond de VPRO de eerste aflevering uit van de driedelige documentairereeks De serie, van regisseur Miriam Guttmann, gaat over vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat, die in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ten minste 65 vrouwen insemineerde met zijn eigen zaad – zonder dat zij dat wisten, en tegen alle zaaddonatierichtlijnen in.

Ook maakte hij zich schuldig aan seksuele intimidatie en misleidde hij sommige vrouwen op een andere manier – bijvoorbeeld door weliswaar zaad van een andere donor te gebruiken, maar te liegen over wie die donor was.

Een maand voor de rechtbank in 2017 oordeelde dat Karbaats vermoedelijke nakomelingen recht hadden op een DNA-test om te bepalen wie hun vader was, overleed hij. Toch was er nog genoeg genetisch materiaal beschikbaar – een mens laat overal sporen achter – en zo werd menig bang vermoeden bevestigd. 

Wat doet het met je, als kind, wanneer je (donor)vader niet blijkt te zijn wie je dacht? Wat doet het met je als moeder, wanneer de arts die je aan een kind hielp, je ook enorm heeft opgelicht? En wat beweegt iemand om zo’n gigantisch nageslacht te willen produceren? Over die vragen en meer gaat dit prachtig vormgegeven drieluik, dat het kijken meer dan waard is.

Ongereguleerd zaad

Een kinderwens kan kwetsbaar maken. Met de ontwikkeling van kunstmatige inseminatie kwam ook een wereldwijde zaaddonatie-industrie op gang, maar die blijkt niet al te strak gereguleerd te zijn. In Nederland is anoniem doneren verboden en zijn er richtlijnen voor hoe vaak een man mag doneren: 25 kinderen is de max, om te voorkomen dat bloedverwanten ongewis relaties met elkaar aangaan, met een groter risico op erfelijke afwijkingen  

Karbaat blijkt niet de enige die een grote kinderschare ambieerde

Maar weinig weerhoudt een donor ervan om zijn zaad bij meerdere klinieken aan te bieden, en naast officiële zaadbanken zijn er ook talloze online fora waar aspirant-moeders en zaaddonoren elkaar kunnen vinden. Karbaat blijkt niet de enige die een grote kinderschare ambieerde: later in de serie komt een van zijn donoren aan het woord, een man voor wie het verwekken van zo veel mogelijk kinderen een levensdoel werd. En vorige maand nog schreef The New York Times die de afgelopen jaren honderden kinderen zou hebben voortgebracht, zonder daar eerlijk over te zijn tegen hun moeders. 

Seriedoneren. Het is voldoen aan een hulpvraag, maar dan wel op een onvoorstelbaar misdadige en arrogante manier. De term ‘manspreading’ komt steeds bij me op wanneer ik dit soort verhalen hoor, alleen zie ik dan iets heel anders voor me dan iemand die te veel ruimte inneemt in het openbaar vervoer. Of, zoals de tagline van Het zaad van Karbaat het zegt: Some men just want to watch the world burn – and some men just want to come all over it. 

De zorgzamen

Ik ben begonnen met een nieuwe reeks reportages op De Correspondent: Daarin loop ik mee met mensen die zorgen, om zo te leren welke vormen zorg zoal kan aannemen, wat het moeilijk maakt en wat de moeite waard, en wat er nodig is om goed te kunnen zorgen.

De eerste vier afleveringen staan inmiddels online: over hoe je een ingang vindt wanneer je over welke vooroordelen er nog altijd op je wachten wanneer je om lekker veel voor je baby te zorgen; over hoe er in een operatiekamer niet alleen voor patiënten wordt gezorgd, maar en over hoe is het om als ouder te zorgen voor een kind dat, veel intensievere zorg nodig heeft dan gemiddeld.

Ik ga hier voorlopig nog wel even mee door, dus mocht je een ‘zorgzame’ kennen van wie je vindt dat die niet mag ontbreken, laat het me weten. 

Tot slot...

...mocht ik langskomen in de podcast-studio van Brainwash, waar ik met Floortje Smit sprak over eenzaamheid, de vermeende eenzaamheidsepidemie, en waar die metafoor wel en niet goed voor is. In de playlist die ik mocht samenstellen staan Nina Simone, Suzanne Vega en Robyn – waardoor twee van de drie nummers in een podcast over eenzaamheid toch nog behoorlijk upbeat waren. (en in elke podcast-app). 

Tot de volgende,

Lynn.