Heel Holland Bakkeleit, de verkiezingseditie
‘Ik begin bij jou Wouter, waar ben je het meest benieuwd naar?’
‘Ik ben het meest benieuwd naar de mate waarin de andere vijf erin slagen het Mark Rutte echt moeilijk te maken.’
Jort Kelder: ‘CDA en VVD, dat is volgens mij het gevecht. [...] En uiteraard het bekende gamechangers-moment. Dus er komt ergens een moment dat iemand een blunder maakt die misschien een eigen leven gaat leiden.’
De voorbeschouwing op het lijsttrekkersdebat van Wouter de Winther, politiek commentator van De Telegraaf, en Jort Kelder, politiek commentator van NPO1 tot en met RTL82, aan tafel bij Eva Jinek vatte wel zo’n beetje samen waar het om draait tijdens de vaderlandse verkiezingen.
Ruzies en uitglijders.
De oogst tot nu toe: Wopke Hoekstra schaatst scheef in een ongeventileerd Thialf, Jesse Klaver weet niet wie de bondscoach van het Nederlands elftal is en Thierry Baudet had liever de nazi’s vooraf weggestemd dan achteraf berecht. Waarvan akte.
Ondertussen is het vooral bonje en verwijt dat de klok slaat: ‘Clash tussen premier Rutte en zijn minister van Financiën’. ‘Klaver over Rutte en Hoekstra: u liegt glashard’. ‘Azarkan en Wilders botsen hard over de islam’. ‘Kaag botst hard met Wilders over diversiteit’.
Heel Holland Bakkeleit.
Conflict zonder inhoud: wie struikelt er als eerste in de beeldvorming?
Lijsttrekkers die elkaar de maat nemen, media die incidenten en tegenstellingen uitvergroten, commentatoren die ruzie op laag water zoeken – het is volstrekt vanzelfsprekend dat onze verkiezingen daar om draaien. Maar waarom eigenlijk?
Waarom zou een diersoort die al tweehonderdduizend jaar lang zijn evolutionaire succes en maatschappelijke vooruitgang te danken heeft aan zijn vermogen tot samenwerken en kennisdelen, zijn toekomst bepalen aan de hand van gevecht en geschil?
Waarom zou een land dat al decennia lang uitblinkt in polderen, compromissen sluiten en coalities vormen elke vier jaar doen alsof alles aan de ander ligt, niemand met elkaar door een deur kan en iedereen elkaars gezworen vijand is?
Zo’n beetje de helft van het verkiezingsnieuws schildert de politiek af als ruzie of als wedstrijd
Waarom zou een representatieve democratie die geen president maar een parlement kiest, en dus eigenlijk geen winnaars en verliezers kent, twee weken lang de kiezer voorspiegelen dat ze in een winner-takes-all-achtige paardenrace naar Amerikaans model verwikkeld is?
Grofweg een kwart van de berichtgeving* over verkiezingen valt tegenwoordig in een conflict frame* en nog eens een kwart in het horse race frame.* Dat betekent dat zo’n beetje de helft van het verkiezingsnieuws de politiek afschildert als ruzie of als wedstrijd.
Nu is politiek natuurlijk ook een vorm van conflict, een botsing van belangen, ideeën, identiteiten. En verkiezingen zijn ook een race, een strijd om zetels. Dat er verschillen worden benadrukt, en gevechten om het gelijk in beeld worden gebracht, is dan ook niet per definitie problematisch.
Het probleem is om wat voor conflicten de verkiezingen tegenwoordig draaien.
Neem de momenten die in bijna alle media – en door bijna alle beroepscommentatoren – als ‘de belangrijkste’ werden aangewezen in het verkiezingsdebat van RTL: Sigrid Kaag versus Geert Wilders over Zwarte Piet en gedupeerde burger Kristie Rongen versus Mark Rutte over de toeslagenaffaire.
Het is conflict, inderdaad, maar conflict dat draait om het spelletje, niet om wat er op het spel staat
Momenten die overal breed werden uitgemeten: ‘Kaag botst hard met Wilders over diversiteit in eerste televisiedebat’, kopte Nu.nl;* ‘Niet een lijsttrekker, maar een kiezer brengt Mark Rutte bij RTL in het nauw’, kopte NRC;* ‘Confrontatie met kiezers’ een van de ‘hoogtepunten’ van het debat, concludeerde RTL Nieuws.*
En inderdaad, botsingen waren het. Maar ook allemaal conflicten waar je als kiezer niets wijzer van wordt. Geen kiezer die twijfelt tussen D66 en de PVV: dat Kaag Wilders van racisme beticht – ‘met z’n zielige Zwarte Piet’ – is het type conflict dat het lekker doet op tv, maar dat verder niets zegt over hoe D66 racisme wil bestrijden en waarom het diversiteit belangrijk vindt.
Dat juist dat moment als ‘sterk’ wordt bestempeld, verraadt: het gaat om de uithaal, niet om de inhoud. Een debat over de verschillen van mening tussen, zeg, Klaver en Kaag had de kiezer – van wie het veel waarschijnlijker is dat zij zweeft tussen D66 en GroenLinks – veel meer verteld, en had een inhoudelijke discussie kunnen opleveren. Maar ja: zo’n conflict, over nuances, argumenten, beleid, knettert niet op tv.
Hetzelfde geldt voor de ‘uithaal’ van de gedupeerde Kristie Rongen naar premier Rutte. Dat een slachtoffer van de toeslagenaffaire de premier ‘in het nauw’ drijft door drie keer te vragen wat hij nog in de politiek doet na haar zoveel ellende te hebben bezorgd, is zeker spannende tv. Maar het vertelt ons wederom niets inhoudelijks over hoe de VVD-leider tegen de affaire aankijkt en wat zijn neoliberale zerotolerancebeleid eraan heeft bijgedragen.
Het is conflict, inderdaad, maar conflict dat draait om het spelletje (houdt Rutte zich staande? Komt hij empathisch over? Zweet zijn bovenlip?), niet om wat er op het spel staat (hoe gaat Rutte in de toekomst fraude bestrijden zonder onschuldige mensen de vernieling in te helpen?). Dat juist dat moment als belangrijk wordt gezien, toont aan: het gaat er niet om waar de partijen voor staan, het gaat erom wie er als eerste struikelt.
Verkiezingen, een recept voor cynisme en teleurstelling
Dit type conflictjournalistiek is een recept voor cynisme en teleurstelling. De fabrieksinstelling van de journalist (en burger) is namelijk die van wantrouwen, in de moderne mediacratie synoniem voor ‘kritisch’. Maar wantrouwend is niet hetzelfde als kritisch.
Want om te wantrouwen hoef je niet te begrijpen wat de politicus zegt, je hoeft het slechts niet te geloven. Om kritisch te zijn moet je wel begrijpen wat de politicus zegt – en daar dan argumenten tegenover stellen. Daarom wordt elke ‘draai’ van een politicus ook per definitie als ‘verraad’ geframed in plaats van als voortschrijdend inzicht. Als de inhoud van de draai er niet toe doet, maakt dat de draai zelf automatisch ‘onbetrouwbaar’.
Vinden we het dan gek dat veel mensen cynisch zijn over de politiek? Als je als kind je ouders alleen maar ruzie ziet maken, als de een voortdurend speculeert dat de ander vreemdgaat, zou je later dan nog willen trouwen? Of denk je: daar komt alleen maar ellende van? De coronacrisis heeft laten zien: juist als we politici zien samenwerken, stijgt ons vertrouwen navenant – zelfs als de maatregelen die moeten worden genomen vreselijk zijn.
Tijd om de game zelf te changen
Ironisch genoeg wordt dat cynisme de politiek zelf voortdurend aangewreven. Met droge ogen staat opiniepeiler Gijs Rademaker van EenVandaag uit te leggen dat het vertrouwen in veel lijsttrekkers significant is gedaald na het eerste verkiezingsdebat. En het ‘schaatsincident’ heeft Wopke Hoekstra ook geen goed gedaan, zegt hij erbij.
Wie heeft eigenlijk bedacht dat politiek een spelletje is en struikelende volksvertegenwoordig-ers de prijs?
Maar zelden volgt de vraag: komt dat wantrouwen niet ook door hoe de politiek wordt afgeschilderd? Hoe verkiezingsdebatten worden georganiseerd? Hoe politici worden bejegend? Hoe ze in formatjes met boze kiezers worden geduwd in de hoop dat ze ‘onderuitgaan’?
Game changers, heet dat dan.
Maar wie heeft eigenlijk bedacht dat politiek een spelletje is en struikelende volksvertegenwoordigers de prijs? Wat als we de aandacht zouden richten op wat er op het spel staat in plaats van op het spelletje? Op compromissen en coalities in plaats van conflict en controverse? Op samenwerking en resultaat in plaats van wie het wie moeilijk maakt?
Verkiezingen over wat we gemeen hebben en samen willen bereiken: dat zou pas een game changer zijn.