Bijna alle partijen willen minder marktwerking – behalve als het gaat om onze belangrijkste infrastructuur
‘Je hoort ze juichen in Beijing en Riyad’,* schamperde oud-D66-partijleider Lousewies van der Laan op Twitter.
Even daarvoor riep Tiers Bakker, de nummer 22 van de SP, op tot een ‘overheids-Facebook’. Om minder afhankelijk te worden van technologiebedrijven, ‘zul je radicaal moeten gaan ontmarkten’, zei hij tijdens het ‘digitaliseringsdebat’ vorige week woensdag.
Met andere kandidaat-Kamerleden sprak hij daar over het opknippen van Big Tech en nieuwe wetgeving om haar macht te temmen. ‘Je zult veel verder moeten gaan’, stelde Bakker. ‘We zullen onze overheden helemaal los moeten laten komen van de Big Five.’
Er is een nieuwe infrastructuur ontstaan
Veel concreter werd het niet, en een ‘overheids-Facebook’ klinkt als een bijzonder slecht plan. Maar Bakkers pleidooi om te ‘ontmarkten’ is dat zeker niet.
Het afgelopen jaar liet meer dan ooit zien hoe afhankelijk alles en iedereen is van digitale diensten en technologieën. Om te leven en te werken, voor informatie, vermaak en onderwijs: zonder Zoom en Teams, Facebook en Netflix, Amazon, Apple, Google en Microsoft kan dat simpelweg niet meer. Er is een nieuwe infrastructuur ontstaan waar de samenleving niet zonder kan – net als de riolering, het elektriciteitsnet en de watervoorziening.
Deze digitale infrastructuur is volledig geprivatiseerd. Big Tech – Apple, Amazon, Facebook, Google en Microsoft – vormt er de kern van. Zij beheren de producten en de diensten waar gebruikers, bedrijven, sectoren en overheden afhankelijk van zijn. Alle smartphones draaien op besturingssystemen van Apple (iOS) of Google (Android). De Nederlandse overheid functioneert niet zonder Microsoft-producten. 70 procent van de basisscholen* in Nederland maakt gebruik van Google-software.
Amazon, Microsoft en Google bezitten samen ruim zestig procent* van de wereldwijde cloudmarkt. Daarmee stutten zij overheids-, onderwijs- en zorginstellingen. Diensten als Netflix, Zoom, UberEats en Slack, waarvan het gebruik het afgelopen jaar explodeerde, zijn voor hun functioneren afhankelijk van hun ongeëvenaard krachtige datacentra.
Als het erop aankomt, hebben overheden weinig in te brengen tegen deze poortwachters van de digitale infrastructuur
Als het erop aankomt, hebben overheden weinig in te brengen tegen deze poortwachters van de digitale infrastructuur. Zij bepalen wie er onder welke voorwaarden toegang krijgt tot die cruciale diensten. Toen overheden bedachten dat ze met apps corona wilden bestrijden, dwongen Apple en Google deze akkoord te gaan met hun voorwaarden. Toen duidelijk werd dat de Capitool-bestorming bekokstoofd was op de site Parler, besloot Amazon (en later ook Apple en Google)* deze site met miljoenen gebruikers niet meer te hosten – datzelfde deden Facebook, Instagram en YouTube met de persoonlijke accounts van ex-president Donald Trump. En enkele weken geleden nog bepaalde Facebook dat Australiërs geen nieuws meer mochten delen, omdat Facebook niet voor dat nieuws wil betalen.
De plannen breken deze privatisering niet, maar bestendigen haar
Nu is het niet zo dat de politieke partijen niet doorhebben dat er een probleem is met Big Tech, integendeel. Big Tech wordt flink aangepakt in de verkiezingsprogramma’s. Ze moet veel meer belasting gaan betalen. Ze moet transparanter worden. Ze moet gebruikers meer zeggenschap geven over hun data.
De radicaalste maatregel is het opknippen van grote technologiebedrijven. Dan worden bijvoorbeeld Googles zoekmachine en advertentiebedrijf van elkaar gescheiden. Of mogen Facebook, Instagram en Whatsapp niet meer tot één bedrijf behoren.
Dit zal de uit de klauwen gelopen marktmacht van Big Tech bedwingen. Maar in essentie draait het opknippen om het creëren van gezondere markten en het stimuleren van meer concurrentie. De privatisering van de digitale infrastructuur zelf wordt er niet mee aangepakt, integendeel: die wordt erdoor bestendigd.
Er is behalve de SP geen partij, nieuw noch zittend, die deze status quo wil veranderen. Geen verkiezingsprogramma bestrijdt de privatisering van deze digitale infrastructuur op fundamenteel niveau, zoals dat wel met de privatisering in de zorg gebeurt. Geen partij heeft een uitgewerkt techplan met minder markt zoals er wel plannen liggen voor het onderwijs, het openbaar vervoer en de energievoorziening. Alsof iedereen zich erbij neerlegt dat een paar beursgenoteerde bedrijven onze toegangspoort vormen tot kennis en informatie, tot leven en spel, tot onderwijs en zorg.
Ruk naar links
Volgens de kranten zijn we getuige van een ‘ruk naar links’. Zelfs de VVD zegt dat ‘de macht van sommige private partijen soms doorgeschoten’ is. Voor coronaminister Hugo de Jonge (CDA) bewijst de pandemie dat ‘het heilige geloof in de markt’ niet ‘zaligmakend’ is.
Vrijwel alle zittende partijen beloven de kiezer méér overheid, minder markt en méér investeringen in de publieke sector
Vrijwel alle zittende partijen beloven de kiezer méér overheid, minder markt en méér investeringen in de publieke sector.
Onze digitale infrastructuur verdient dezelfde analyse. En het mooie is: de ideeën en plannen liggen voor het oprapen. Ik noem er drie.
Het Nederlandse Public Spaces* is een coalitie van twintig partijen uit de publieke sector* die los wil komen van de afhankelijkheid van Big Tech en een alternatief online ecosysteem bouwt – gebaseerd op publieke waarden in plaats van winstmaximalisatie. Een soort publieke omroep van de 21ste eeuw.
Of neem het voorstel* van de rectoren van de Nederlandse universiteiten – die vrijwel volledig draaien op commerciële technologie. Zij pleitten vorig jaar voor een alternatief ‘digitaal soeverein’ kennisplatform voor het hoger onderwijs, waarmee ‘gebruikersdata in publieke handen blijven’.
En er is het boeiende Barcelona-model. Deze stad beschouwt data als een publiek goed dat democratisch moet worden beheerd. Zo hebben burgers er zelf zeggenschap over en kan iedereen ermee aan de slag. Barcelona eist van techbedrijven dat ze de data die ze van de bewoners verzamelen afstaan aan de stad.
Nee, een overheids-Facebook is geen goed idee, publieke alternatieven voor de belangrijkste infrastructuur van deze tijd zijn dat wel.
Tenminste: als we ze niet nog heel lang willen horen juichen in Silicon Valley.