Waarom ik op Volt ga stemmen
Het kabinet-Balkenende IV zou zoet na zuur komen brengen en toen vielen alle banken om door Amerikaanse rommelhypotheken.
Het kabinet-Rutte I zou de economie weer uit het bankenslop trekken en toen brak de pleuris in de eurozone uit door Griekse schulden.
Het kabinet-Rutte II zou orde op immigratiezaken stellen en toen stonden er opeens 1,2 miljoen vluchtelingen aan de Europese grens.
Het kabinet-Rutte III zou licht aan het einde van de crisistunnel brengen en toen legde een vleermuis uit Wuhan de hele wereld plat.
Benieuwd wat nu de plannen zijn.
De verdwijnende relevantie van de natiestaat
Het punt van de voorbeelden is natuurlijk niet dat regeren beloftes breken is – dat lijkt me niet meer dan logisch.
Nee, het punt is dat regeren allang geen nationale aangelegenheid meer is.
Je kunt iedere Nederlander wel duizend euro, minder vluchtelingen of goedkopere zorg beloven, als een Amerikaanse systeembank, een Syrische dictator of een Chinese voedselmarkt dwarsligt, is dat weinig waard. Tel daar klimaatverandering, verdwijnende biodiversiteit, digitale criminaliteit, belastingontwijking en de volgende virusuitbraak bij op en je snapt dat onze toekomst niet in Den Haag geschreven wordt.
Natuurlijk zijn partijen zich hier bewust van. Hun antwoord op globalisering is zelfs een van de belangrijkste breuklijnen in de hedendaagse politiek.
Aan de ene kant staan de nationaal-nostalgisten. Zij die een terugkeer beloven naar de glorieuze tijd dat geluk nog in guldens werd afgerekend, moslims nog gewoon in Marokko woonden en Europa een gezellig clubje kolen- en staalliefhebbers was. Het buitenland, dat is waar wij op vakantie gaan. En wat vooral buiten-ons-land moet blijven.
Aan de andere kant staan de globaliserings-TINA’s. Zij die, There Is No Alternative, globalisering als onvermijdelijk zien en met frisse tegenzin de noodzaak van internationale samenwerking bepleiten vanuit nationaal belang. Opkomen voor Nederland in Brussel en op de G-zoveel, onder het mom van: samen optrekken waar het moet, met rust gelaten worden waar het kan. Het buitenland, dat is waar wij op (onder)handelsmissie gaan. En dat vooral ons binnenland ten goede moet komen.
Rest nog, in een eenzaam hoekje van het politieke spectrum, de globaliseringsoptimisten. Zij die internationalisering niet alleen onvermijdelijk maar zelfs wenselijk vinden en niet alleen noodzaak maar vooral ook nut in grensoverschrijdende samenwerking zien. Het buitenland, dat is waar onze toekomst ligt. En wat uiteindelijk ons binnenland zal worden.
Veel partijen behoren er niet tot die school – D66 komt in de buurt – maar deze verkiezingen is er een nieuwkomer aan het front die er op dit punt echt uit springt: Volt.
De partij waarop ik dit jaar ga stemmen.
Europa, veel meer dan best belangrijk
Als je het verkiezingsprogramma van Volt in een zin zou moeten samenvatten, dan is het deze: zonder Europa zijn we nergens.
De partij, opgericht in 2017, heet dan ook voluit Volt Europa en noemt zichzelf een ‘pan-Europese beweging’. Haar grootste electorale succes tot nu toe: het behalen van 1 zetel in het Europees Parlement via verkiezingen in Duitsland.
Maar Volt doet niet alleen mee aan Europese verkiezingen, ze heeft inmiddels ook landelijke partijen in twaalf Europese landen, waarvan geen enkele er nog in geslaagd is door te dringen tot het nationale parlement. Nederland kan dus de primeur hebben, wanneer het Volt op 17 maart als eerste het nationale parlement in stemt. Een primeur die Nederland kent uit 2006, toen het als eerste land ter wereld een dierenpartij een zetel gaf.
Volt draait de logica van de politiek sinds het begin van de NAVO in 1949 honderdtachtig graden om
En de parallel met de Partij voor de Dieren houdt daar niet op. Want net als de PvdD staat ook Volt voor een radicale filosofische breuk met de politieke status quo. Waar de dierenpartij als eerste afscheid nam van ‘de mens’ als centrum van de politiek, doet Volt dat met de natiestaat. Zoals de PvdD de mens laat opgaan in de ecologie, zo laat Volt het land opgaan in het continent.
Die filosofische kentering gaat veel verder dan ‘Europa, best belangrijk’. In feite draait Volt de logica van de politiek sinds het begin van de NAVO in 1949 honderdtachtig graden om. In plaats van de internationale politiek te nationaliseren, internationaliseert Volt de nationale politiek. Of het nu om klimaat, belastingen of defensie gaat: bijna al haar beleidsvoorstellen zijn Europese beleidsvoorstellen.
Niet gek ook, als je bedenkt dat, zeg, één Europese regel voor energiezuinigere stofzuigers net zoveel CO2-uitstoot bespaart als een kwart van het hele Nederlandse klimaatakkoord. Neem je alle Europese voorschriften voor huishoudelijke apparaten, dan zit je al op tien keer het Nederlandse klimaatakkoord aan CO2-besparing.
Europa, best effectief.
Geen partij die daar zo van doordrongen is als Volt. Zeker, D66, GroenLinks, BIJ1, ze zijn allemaal voor meer Europa – een stem op die partijen is dan ook niet weggegooid. Maar wat Volt zo interessant maakt, is dat ze de expliciete ambitie heeft om de politiek zelf net zo grensoverschrijdend te maken als de problemen die ze moet oplossen.
Kneiterprogressief en verfrissend pragmatisch: idealisme zonder taboes
Die radicale filosofische kentering is precies wat we nodig hebben en dus op zichzelf al een goede reden om op Volt te stemmen. Maar het is zeker niet de enige.
Want de partij mag dan vaak in de media worden afgeschilderd als een ‘jongerenpartij’ (de achterban is inderdaad jong), het partijprogramma is opvallend volwassen. Haar 217 pagina’s tellende politieke manifest is zo doortimmerd dat het lijkt alsof de partij al decennia bestaat. En haar 64 pagina’s tellende verkiezingsprogramma voor Nederland is ook niet bepaald een bierviltje met de gebruikelijke politieke platitudes.
Of je moet een geïntegreerd Europees belastingstelsel, een Europees openbaar vervoernetwerk, een digitaal Europees paspoort, een Europees diplomastelsel, een Europese Green New Deal en een koppeling van alle landelijke energienetten in Europa al cliché vinden.
Trek je een lijntje door alle partijpunten, dan dringen zich twee typeringen op: kneiterprogressief en verfrissend pragmatisch.
Gratis geld voor iedere Europeaan: Volt durft er hardop van te dromen. Maar het is geen luchtfietserij van het ideologische soort
Goed voorbeeld: de klimaatparagraaf. Volt wil heel Europa in 2040 klimaatneutraal hebben (vijf jaar eerder dan GroenLinks) en trekt daarvoor alle juiste registers open – denk aan een Europese CO2-belasting, uitbreiding van de Europese emissiehandel, afschaffing van (tweehonderd miljard per jaar aan) fossiele subsidies, een verplichte energiebesparingsnorm van 40 procent.
Tegelijkertijd sluit ze, anders dan de meeste progressieve partijen, kernenergie als transitiemiddel niet uit. Nu ben ik geen fan van kerncentrales, maar inmiddels is het wel serieus de vraag of we de sprong naar CO2-neutraal op tijd gaan maken met alleen maar zon, wind en waterstof. Dat Volt tegen de linkse mainstream in niet dogmatisch is op dit punt, getuigt van politieke durf en onafhankelijkheid van geest.
Nog een voorbeeld: het basisinkomen. Veel utopischer dan gratis geld voor iedere Europeaan wordt het niet – en Volt durft er hardop van te dromen. Maar tegelijkertijd is het geen luchtfietserij van het ideologische soort: ‘Voordat we die grote stap kunnen zetten, moeten we de financiële haalbaarheid en alle mogelijke gevolgen onderzoeken en beoordelen’, schrijft de partij.
Haar voorstel: grootschalige basisinkomenexperimenten van minimaal vijf jaar met ten minste tienduizend deelnemers in verschillende Europese landen. Haar streven: een geleidelijke vervanging van het bureaucratische en vaak mensonterende sociale vangnet (toeslagenaffaire, anyone?) naar een onvoorwaardelijk bestaansminimum voor iedereen.
Mooiste bijvangst: ‘Onbetaald vrijwilligerswerk, zoals mantelzorg of werk voor maatschappelijke organisaties, is voor onze samenleving niet minder waardevol dan betaald werk. Een basisinkomen kan een manier zijn om de bijdrage van mensen aan de samenleving te herwaarderen.’
Beter goed geïmporteerd dan slecht bedacht
Niet dat het allemaal groot, groter, grootst is bij Volt. Het verkiezingsprogramma staat vol progressief strooigoed van het betere soort. En ook hier zie je het internationalisme van de partij grandioos doorschemeren. De beste plannen zijn stuk voor stuk geïnspireerd op succesvol beleid in het buitenland.
Het afschaffen van de CITO-toets naar Fins model bijvoorbeeld, zodat de schoolcarrière niet al op twaalfjarige leeftijd in marmer gebeiteld wordt (prima plan). Gratis schoolmaaltijden naar Zweeds model, zodat alle kinderen gezond te eten krijgen (doen). Gecontroleerde decriminalisering van softdrugs naar Portugees model, zodat de politie zich druk kan maken om echte boeven (beter laat dan nooit).
Je kunt in plaats van gas ook gewoon goede ideeën importeren
Maar ook: het invoeren van burgerbudgetten naar Braziliaans voorbeeld, zodat mensen meer invloed krijgen op lokaal beleid (goed idee). Het opzetten van burgerraden voor klimaatbeleid naar Frans voorbeeld, zodat het draagvlak toeneemt (het proberen waard). Autoluwe stadscentra naar Deens en Spaans voorbeeld, zodat de fiets echt de ruimte krijgt (ja, zeg ik zelfs als fervent autorijder).
Je kunt in plaats van gas ook gewoon goede ideeën importeren.
En er is meer verstandigs tussen alle grootse plannen te vinden. Het afschaffen van de verhuurdersheffing om de bouw van nieuwe woningen aan te jagen bijvoorbeeld (van links tot rechts onderschreven). Gratis anticonceptie voor vrouwen van alle leeftijden in plaats van tot 21 jaar (logisch). Een belasting op suiker, een van de grootste stille sluipmoordenaars ter wereld (een no-brainer). Dertig weken zwangerschapsverlof voor beide ouders, zodat de zorg niet alleen op moeders schouders ligt (bewezen effectief). De oprichting van een ministerie van Digitale Zaken, zodat de overheid niet langer van IT-ramp naar IT-ramp zwalkt (liever gisteren nog dan vandaag).
Nederland kan weer een progressief gidsland zijn
Natuurlijk, op elk partijprogramma valt wel wat aan te merken, dus op dat van Volt ook. Zoals de modieuze vleugjes Silicon Valley in sommige plannen.
De partij laaft zich af en toe aan een flinke hoeveelheid techno-optimistisch solutionisme, zoals de Wit-Russische denker Evgeny Morozov dat noemt – het idee dat voor veel maatschappelijke problemen een technologische oplossing bestaat (ook wel: ‘There’s an app for that.’). Geen wonder dat techmiljonairs opvallend enthousiast zijn over de partij.*
Neem de Europese hyperloop bijvoorbeeld – duizenden kilometers vacuüm gezogen tunnel graven of buis neerleggen om een magneettrein uit de wind te houden. Elon Musk zal het geweldig vinden, maar het klinkt als een Fyra keer tien waiting to happen.
Of blockchain om de ‘digital revolution’ aan te jagen: heel TED-talk-proof, maar in werkelijkheid vooral een heel duur woord voor spreadsheet.
En de ‘circulaire’ economie mag dan het knuffelplan van duurzaam links zijn, geen partij die écht hard maakt hoe dit gerealiseerd moet worden – ook Volt niet. Minder vervuiling en verspilling, meer recycling en verduurzaming, allemaal goede ideeën, maar daarmee nog niet ‘circulair’.
Dat zijn kanttekeningen die verder niets fundamenteels afdoen aan de conclusie dat Volt een inspirerend ambitieus, goed onderbouwd en filosofisch onderscheidend antwoord heeft op de grootste uitdagingen van onze tijd – en dus mijn stem zal krijgen.
Een strategische stem is dat niet, nee. Met een of twee zetels in de peilingen zal Volt niet aan de formatietafel belanden. En een of twee Kamerleden met veertig portefeuilles om bij te houden is ook niet ideaal. Maar de status quo is nog nooit veranderd door op de zittende macht te stemmen.
En wie weet waar het debuut in een nationaal parlement het begin van kan zijn. Ook het neoliberalisme was ooit een marginaal filosofietje. Met de eerste transnationale partij in de Tweede Kamer kan Nederland weer een progressief gidsland zijn.
Zit er zelfs een snufje Hollands glorie aan ook.