Een pleidooi voor niksen
‘Ik wilde je vragen of je dacht dat je een dichter had kunnen zijn in een tijd waarin je waarschijnlijk was opgegroeid met het schrijven op computers.’ Krista Tippett legde de vraag voor in 2015 tijdens een zeldzaam interview met de Amerikaanse dichter Mary Oliver, dat ik laatst door een vriendin getipt kreeg.
‘O, nu? Ik adviseer schrijvers heel erg om geen computer te gebruiken’, antwoordde Oliver. Uit wat ze vertelt wordt het inderdaad lastig voor te stellen hoe Oliver zou dichten op een computer. Als kind dwaalde ze urenlang door het bos. ‘Tot op de dag van vandaag geef ik niet om de omsluiting van gebouwen.’
Oliver had een lastige jeugd, het bos was haar redding. Soms letterlijk, want ze kwam hier ook om eten te verzamelen. Ze kwam hier om te overleven. En daar in de bossen ontstond haar poëzie.
‘Het enige record dat ik heb gebroken op school is dat van spijbelen. Ik ging veel naar de bossen met boeken. [Walt] Whitman [een Amerikaanse schrijver en dichter, SB] in de knapzak. Maar ik hield ook van beweging. Dus ik begon gewoon met van die kleine aantekeningenboekjes en krabbelde dingen neer als ze opkwamen en werkte ze later uit tot gedichten.’
Oliver schreef uiteindelijk meer dan vijfentwintig boeken, ze won prestigieuze prijzen als de Pulitzer Prize en the National Book Award, en werd door The New York Times de bestverkochte dichter van de Verenigde Staten genoemd. In 2019 overleed ze op 83-jarige leeftijd.
Natuur zou altijd een grote rol blijven spelen in haar werk, en tot op hoge leeftijd schreef ze het liefst lopend of staand in haar notitieboek. Haar gedicht ‘I Happened to be Standing’ is een mooi voorbeeld van haar thematiek en haar methode.
Haar werk is niet vertaald naar het Nederlands, helaas, vandaar hier de Engelse versie. (Goed om te weten: ‘wren’ betekent winterkoninkje, ‘privet’ is een liguster.) Na een overpeinzing over bidden, schrijft ze:
(...)
While I was thinking this I happened to be standing
just outside my door, with my notebook open,
which is the way I begin every morning.
Then a wren in the privet began to sing.
He was positively drenched in enthusiasm,
I don’t know why. And yet, why not.
I wouldn’t persuade you from whatever you believe
or whatever you don’t. That’s your business.
But I thought, of the wren’s singing, what could this be
if it isn’t a prayer?
So I just listened, my pen in the air.
Uit A Thousand Mornings, Penguin Books (2013).
Wat is het nut?
Als je bent zoals ik, dan heb je waarschijnlijk even snel over het gedicht hierboven heen gescand. Te weinig geduld voor iets waar het nut niet meteen van duidelijk is. Waar wil je heen met dit verhaal over Oliver? Wat is de functie van dat gedicht?
En laten we wel lezen: je hebt waarschijnlijk iets beters te doen dan Olivers gedicht lezen. De Correspondent is nog altijd geen krant, dus waarschijnlijk lees je dit op een scherm. En op dat scherm wachten appjes, mails of Slackberichten om te beantwoorden, tijdlijnen om te checken, artikelen om te lezen.
Niet voor niets vraagt Tippett aan Oliver of ze dichter had kunnen worden als ze was opgegroeid met een computer. Haar leven lijkt lijnrecht tegenover dat van velen van ons te staan. Notitieboekje versus scherm. Aandacht versus afleiding. Alleen zijn met je gedachten versus alleen zijn met andermans gedachten.
Dat ronddwalen van Oliver klinkt romantisch, iets wat maar voor een handjevol lieden is weggelegd. Maar is dat wel zo?
Ik liep dan wel in een bos, maar ik was er niet bij met mijn hoofd
Ik luisterde naar het interview tijdens een wandeling in Amelisweerd, een prachtig stukje bos bij mij in de buurt. Sinds een tijdje probeer ik tienduizend stappen te lopen per dag, om meer buiten te komen in deze thuiswerktijden, en die tijd gebruikte ik zonder uitzondering voor podcasts en telefoongesprekken.
Ik voelde me een beetje betrapt toen ik Oliver hoorde vertellen over haar wandelingen in het bos. Want ik liep dan wel in een bos, maar ik was er niet bij met mijn hoofd. Ik was bezig met nog een todo’tje van mijn lijst af te tikken, met nuttig bezig zijn. Ik had buiten de rust willen vinden, maar ik vond alleen maar meer drukte.
Oliver inspireerde me om ochtendwandelingen te gaan maken. Pertinent zonder oortjes en mét verrekijker om mezelf eraan te herinneren goed om me heen te kijken. En met, jawel, een aantekeningenboekje in mijn zak.
Een pleidooi voor niksen
Op de eerste ochtend zat ik naar vogeltjes te turen en dacht ik terug aan How to Do Nothing, een boek dat ik twee jaar terug had gelezen. Schrijver en kunstenaar Jenny Odell houdt een pleidooi voor niksen, in de zin dat je iets doet wat geen geld oplevert. Niet alleen omdat het lekker is, maar als daad van verzet tegen het hedendaagse productiviteitsdenken.
Odell is de eerste om toe te geven dat niet iedereen kan niksen – er zijn banen en dierbaren die om aandacht vragen. Maar soms lijkt het alsof je de ruimte niet hebt, terwijl die er wel degelijk is. Ik hoefde niet die ene podcast nog te luisteren in het bos. En jij hoeft niet die ene mail nu te beantwoorden, of dat ene artikel nu te lezen.
Als je de marge hebt, is het des te belangrijker dat je hem gebruikt. Want je aandacht verschuiven, zoals Odell haar niksen bedoelt, is niet alleen waardevol voor jezelf maar ook voor je omgeving.
Neem Oliver, die prachtige gedichten met de wereld deelde, waarin ze liefde voor de natuur uitdraagt. Of Amelisweerd, dat dreigt opgepeuzeld te worden door een verbreding van de A27 en waarvoor omwonenden in actie komen. Zo leidt niets – het genieten van iets wat economisch gezien weinig waard is – toch weer tot iets – het willen beschermen van datgene.
Ik bestelde Devotions, een selectie uit het oeuvre van Mary Oliver. En ik herlas How to Do Nothing en schreef er een aanbeveling over.
Niksen-tips
How to Do Nothing is een vreemd, ongrijpbaar boek. Niet voor niets noemde de uitgever het een ‘viergangenmaaltijd in tijden van Soylent’. (Soylent is een maaltijddrank waarmee je, zo wordt beloofd, alle voedingsstoffen binnenkrijgt die je nodig hebt.) Het is lastig samen te vatten, dus ik zou het vooral gaan lezen. Niet zo efficiënt, wel zo lekker.
Als je nog niet bent uitgelezen over niksdoen, zou ik het stuk in NRC van Arjen van Veelen ook willen aanraden. Hij kocht een hangmat om in te niksen, maar dat lukte hem voor geen meter. ‘Wij zitten gewoon vast in een sekte. Een megasekte van hardwerkenden die geloven dat ze ooit, in een vage toekomst het paradijs zullen bereiken, als ze nu nog even dat ene mailtje beantwoorden, nu nog even hun telefoon checken, nu nog even…’
In dezelfde krant stond een mooi interview met dichter Tjitske Jansen. ‘Vroeger voelde ik me een beetje een loser als ik niks deed. Dan vertelden mensen ’s avonds in de kroeg wat ze allemaal gedaan hadden en dan had ik naar een papaver gekeken. Nu denk ik: eigenlijk is in de wereld lopen wel wat ik te doen heb. En er zoveel mogelijk aan ervaren. En dat ook weer delen. Ja.’
Of weet je wat, lees het allemaal niet en ga lekker uit je raam staren.
Tot slot...
...hebben we sinds kort een nieuwe vorm op De Correspondent: het visuele essay. Het eerste, van fotograaf Yan Wang Preston, past mooi bij deze nieuwsbrief: ‘Waarom een boom in meer dan alleen aarde is geworteld’.
Met dank aan Anna de Bruyckere, die me het interview met Mary Oliver tipte.