Goede Gesprekken
Inclusiviteit. Lex Bohlmeijer in gesprek met Fatima Elatik
SoundCloud
Interview

Fatima Elatik kwam op haar 24ste in de gemeenteraad van Amsterdam. Als eerste moslima zo’n beetje van haar generatie. Ze droeg een hoofddoek, dus dat zorgde voor commotie. Het is inmiddels 23 jaar geleden. Ze maakte razendsnel carrière in de gemeentepolitiek, werd wethouder en voorzitter van het stadsdeel Zeeburg, later Oost. Na zestien jaar was het genoeg: ze was op en stapte eruit.

Op dat moment – ze was veertig – begon haar tweede leven. Ze ging werken als coach, van mensen en organisaties, met een scherp oog voor inclusiviteit. En de fundamentele vragen die ze zichzelf stelt – wie ben je, waartoe ben je op aarde, en kom je eraan toe om dat ook echt uit te oefenen – legt ze nu ook voor aan de leiders van organisaties die een beroep op haar doen. Daar heb je lef voor nodig. Maar als je de confrontatie aangaat, kunnen er mooie dingen gebeuren.

Tussen 2015 en 2017 werkte Elatik bij de Amsterdamse politie. Ze ontwikkelde daar een programma, Politie van iedereen, dat zo succesvol was dat het landelijk werd uitgerold. Toch waren er meerdere pogingen, van binnen de organisatie, maar ook van buiten, om haar in diskrediet te brengen. Men probeerde haar reputatie te schaden, telkens werd haar blazoen volledig gezuiverd. Wie werkt aan diversiteit roept weerstand op, dat is duidelijk.

We hebben afgesproken een week na de verkiezingen, waarbij het klimaat de grote verliezer is. Tegelijk kwam Kauthar Bouchallikht met voorkeursstemmen voor GroenLinks in de Tweede Kamer. De eerste moslim met een hoofddoek in ons parlement. Elatik mag de politiek achter zich gelaten hebben, ze heeft toch ook iets van een raspoliticus. Dus, hoe kijkt zij terug op deze verkiezingen?

‘Dit zijn de eerste verkiezingen waarbij ik niet zwaar betrokken ben. Dat is een gezonde ontwikkeling, het betekent dat ik steeds meer afstand neem van mijn vorige leven.’ 

Dat is gezond voor jou persoonlijk. 

‘Ja, voor mij persoonlijk. Vroeger kon ik me erg opwinden, nu ben ik alweer zeven jaar weg uit de actieve politiek, en van een afstand is het logisch dat we deze uitkomsten hebben. Better the devil you know than the devil you don’t. Aan het begin van de coronatijd, vorig jaar, dacht ik dat de wereld wakker was geworden. Ik verwachtte een soort awakening, wat zijn we nou aan het doen op deze aardkloot, wat doen we onze natuur aan. Ik geloof niet in een straf van God en zo, wat religieuze mensen vaak denken, want ik geloof niet dat God een naar ventje is, maar het is wel een straf voor onszelf. Dit hebben we zelf veroorzaakt, we hollen de natuur uit, en de wereld. Het was een kwestie van tijd tot de natuur terug zou slaan, zo zie ik dat.’ 

‘Vooral linkse partijen begonnen te discussiëren over een pas op de plaats. Vijf keer de wereld over op vakantie, "ik moet, ik moet", dat hoeft helemaal niet. We werden teruggeduwd, dat vond ik hoopvol. Toen kwam de toeslagenaffaire en begon de voorbereiding op de verkiezingen, en sloeg het precies de andere kant op. In het begin hadden we het over een nieuwe economie. Die lijn is niet vastgehouden, dat is jammer. Het ging over symptoombestrijding, niet over oorzaakbepaling.’

Ben jij in hart en nieren een Amsterdamse?

‘Absoluut. Ik kan het niet anders benoemen. Als ik in Marokko ben in het dorp waar mijn vader ligt begraven heb ik het echt naar m’n zin. En na vier weken begint het te jeuken. Amsterdam is toch echt thuis.’ 

Jij zit hier op een bedrijventerrein in een uithoek van de stad. je hebt hier een soort enclave weten te organiseren op een unheimische plek, die eigenlijk ook een soort thuis is.

‘Ik geloof in mooie dingen doen in de niche. Daar waar mensen elkaar ontmoeten gebeuren magische dingen, dat heeft mij altijd aangetrokken. Er komen hier mensen van allerlei pluimage – vluchtelingen, statushouders, jonge ondernemers. Er ontstaat kruisbestuiving. Het zijn vaak jonge enthousiaste mensen die zichzelf koppelen aan wat oudere ervaren mensen. In de hal zit iemand die meubels repareert. Als je ziet wat voor mensen binnenkomen om hun meubels te brengen, dat is heel Nederland! Dat is mijn ideaal. Veelzijdigheid en veelkleurigheid is onze kracht. Soms hebben politieke jongeren hier een sessie, niet meer dan dertig, als je ze hoort discussiëren denk je, dit is de nieuwe generatie leiders. Die ontmoeten hier mensen die ze in hun directe leefomgeving niet tegenkomen. Als nou een van die ontmoetingen beklijft, en een van die jongeren wordt over tien jaar minister, dan heeft hij dit op zijn netvlies staan. Zo kun je beetje bij beetje de wereld veranderen, dat is het mooiste wat je kunt doen. Ik voeg graag toe. En dit is een toevoeging aan onze stad.’

Het knappe is dat deze plek tijdelijk is. De vastgoedondernemers en de projectontwikkelaars en de investeerders staan op de deur te kloppen, want dit is dure grond. 

‘Er zijn veel plekken in Amsterdam die nu georganiseerd worden, als tijdelijke locaties.’ 

Je moet die tijdelijkheid incorporeren? 

‘Iedereen die hier komt weet dat het tijdelijk is. Elke keer kan het met een halfjaar verlengd worden omdat de bouw stil ligt, en omdat de markt met corona niet zo snel loopt. Als je komt, maak er dan het beste van, dat is wat we doen elke dag. Overigens ben ik ambassadrice van dit project hoor. Ik kom hier weleens om me te laten inspireren. Voor coronatijd was het echt bruisend.’

Je bent door en door Amsterdamse – mag jij dat ook zijn? 

‘Da’s een goede vraag. Tot mijn achttiende dacht ik altijd dat ik een normaal Amsterdams meisje was dat in de Rivierenbuurt was opgegroeid. Totdat ik mijn eerste stappen in de systeemwereld zette. Ik ging studeren aan de hogeschool, samen met mijn beste vriendinnetje Fatima. Twee meisjes met een hoofddoekje gingen studeren. De docent die taal- en studievaardigheid gaf vroeg of ik misschien een extra cursus Nederlands nodig had. Ik keek hem aan van hè, waar heeft die man het over joh? Ik had een 8,5 voor Nederlands op mijn havodiploma. Toen ik thuiskwam zei ik tegen mijn vader, ik heb zoiets raars meegemaakt. Hij zei, o lieve schat, ja natuurlijk, wij hebben je altijd opgevoed als het centrum van de wereld in ons leven. En dat je net als Beppie het buurmeisje bent. Maar niet iedereen zal zo naar je kijken.’ 

Het was eens shock neem ik aan. Want de vanzelfsprekendheid viel opeens weg? 

‘De onbevangenheid was weg, en de vanzelfsprekendheid viel weg. Toen ik acht jaar later werd gekozen in de gemeenteraad van Amsterdam was er massale persaandacht voor mij en mijn collega van Ghanese afkomst. Flabbergasting. Er worden 45 raadsleden geïnstalleerd en wij staan met onze foto op de voorpagina van Het Parool. Een meisje met een hoofddoekje en een Afrikaans meisje. Nu denk ik: ja, dat was logisch. Wij waren de eerste meiden van de tweede generatie die gekozen werden in een officiële positie. Maar in mijn eigen hoofd was ik de norm. In de fractie van vijftien mensen was ik waarschijnlijk de enige die geboren en getogen was in Amsterdam. Toen ben ik gaan kijken naar labels en hokjes. Dat was mijn awakening. Je kan jezelf wel normaal vinden, maar veel mensen zien dat niet zo.’ 

Door de blik van de ander word je ontvreemd van jezelf?

‘Als je niet oppast wel. Het was een gevecht, ik was ook niet het makkelijkste raadslid. Het was altijd een gevecht. Toen ik afscheid nam van de gemeenteraad in 2002, ik werd wethouder in Zeeburg, hield Job Cohen een speech die me diep raakte. Hij zei: “Ik weet dat jij snakt naar het moment waarop het normaal is dat mensen zoals jij doen wat jij doet.” Ik dacht, jij vat ‘m.’

Je moet jezelf permanent verdedigen?

‘Verdedigen en uitleggen. En mijn publieke identiteit is door de jaren heen ook doorontwikkeld. Voor de aanslagen van 11 september 2001 was ik het Amsterdams-Marokkaanse raadslid. Erna was ik het moslimraadslid en de vrouw met de hoofddoek. Als je jezelf niet in toom houdt, ga je erop reageren, dat heb ik vaak gedaan, denk ik.’ 

Je kiest de aanval?

‘Je kiest de aanval. Je trapt in de val. Je wordt aangesproken op je identiteit en je gaat erin mee. Ik had ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik kom uit de gelukkige omstandigheid dat ik gestimuleerd werd door mijn familie gewoon alle kansen te grijpen die er zijn. Ik kom niet uit een orthodox gezin, ik mocht alles. Mijn vrijheidsstrijd was een strijd in de Nederlandse samenleving, in het Nederlandse systeem. Veel vrouwen hebben hard moeten werken om stappen naar buiten te zetten. Met zo’n bejegening klappen ze dicht. Na mij zag ik weinig vrouwen zoals ik die opstonden. We hebben het nu gezien met Kauthar Bouchallikht die kandidaat was voor GroenLinks. Zij kreeg bagger over zich heen. Wilders twitterde: "Het is een zwarte dag, dat zij gekozen is."’

Het lijkt erop dat je terrein verliest?

‘Maar je verliest ook een deel van jezelf, als je niet oppast. Je bent constant bezig om iets te bewerkstelligen, je bent niet bezig met zijn. Je bent de hele dag bezig met worden en kunnen, jezelf bewijzen naast de drie witte mannen in het bestuur, volgens de hoogste maatstaf. Dus toen ik stopte met de politiek was ik bekaf, bek- en bekaf. Als ik oud-bestuurders tegenkom die met pensioen zijn, zeg ik: ik voel me net als jullie! Logisch, want ik heb onder een loep het werk moeten doen. Een vriendin zei laatst tegen mij: je was de puberteit net uit, en toen werd je gemeenteraadslid. Onder de loep van het maatschappelijk wezen ben ik groot geworden, al mijn ups en downs heb ik in die periode meegemaakt.’

Kijk je met spijt terug?

‘Ik heb geen spijt, want dat vind ik zonde, je kunt niet terug in de spijt.’ 

Je kan bedenken, had ik het niet vijf jaar later moeten proberen? 

‘Dat wel! Achteraf gezien denk ik, bouw eerst een stabiel privéleven op en begin dan. Nu zou ik de jonge Fatima adviseren: meisje, rustig aan. Het komt allemaal wel goed. Je mag ook zijn. Je mag ook gewoon genieten van het leven. Je hoeft niet de wereld te redden.’

Wie neemt die last dan op zijn schouders? 

‘Dat was toen dus altijd mijn redenering. Als ik het niet doe wie dan wel? Maar daarmee loop je weg van je eigen leven, en dat is niet goed.’

Heb je nu wel het gevoel dat je er mag zijn zoals je bent?

‘Ja. Zijn wie je wil zijn is niet afhankelijk van wat anderen valideren of niet. Het is wat jij ten diepste bij jezelf kunt raken. Wie ben ik, waarvoor ben ik op aarde en doe ik waarvoor ik op aarde ben? Ik weet één ding, ik deug, ik ben een goed mens, dat is heel erg belangrijk. Dit is mijn stad, dit is mijn land, hier ben ik geboren en getogen. Hier ligt mijn kindje begraven en de kans is groot dat ik hier ook begraven ga liggen. Wat de anderen er ook van vinden. Als ik mensen coach gaat het om deze vragen. Los van je werk, kan je in de volste pracht omarmen wie je bent? Die vraag vinden mensen eng. Dat vond ik ook toen ik terugging naar mezelf.’ 

Daarmee begint de tweede periode in je leven?

‘De tweede fase is begonnen toen ik stopte met de politiek. Ik was klaar met geleefd worden. Ik was uitgeleerd, we hadden een paar lastige vraagstukken goed opgelost. Ik dacht, het is tijd voor mij. De reis van de laatste zeven jaar is heel boeiend geweest. Je wilt ook geen Don Quichot zijn die tegen de windmolens loopt te vechten, dus je kiest je plekken waar je het verschil kan maken. Ik help mensen om beter in de race te stappen dan ik toen.’

Je werkte twee jaar bij de politie van Amsterdam, om de organisatie inclusiever te maken. Overigens, er is een verschil tussen diversiteit en inclusiviteit?

‘Diversiteit en inclusie zijn nu de modebegrippen, maar het zijn ook lege hulzen. Bij diversiteit denkt men snel, als we maar genoeg poppetjes binnenhalen met een andere kleur, dan komt het wel goed in het systeem. We trekken het blik open met Turken, Marokkanen, Surinamers, homo’s, lesbiennes, Joden, noem maar op. Alle veelkleurigheid van de stad hebben we binnen, prima, dan gaan we weer over tot de orde van de dag. Diversiteit is: kom ook op het feestje. Inclusie betekent: je mag ook de muziek bepalen en de hapjes.’ 

‘Bij zo’n organisatie als de politie moet je kijken naar de veranderende samenleving. Je moet ook kijken naar methodes, werkwijze, inzichten, kennis, taal. Wat is de vraag op straat en hoe reageren we erop? Het gaat ook over het vakmanschap van communiceren. Hoe je communiceert met bewoners in Betondorp in Oost, of in de Molenwijk in Noord is iets anders dan in het Overtoomse Veld in Slotervaart. Dat heb ik geleerd als stadsdeelbestuurder. Mijn stadsdeel was klein Amsterdam. Ik had een oude Indische buurt, een oude Dapperbuurt, maar ook het chique IJburg met de duurste woningen. Een oostelijk havengebied wat de double income, no kids zou moeten zijn geweest. Dat is een uitdaging. Je moet jezelf als bestuurder met de vraag van de samenleving confronteren. Hoe dien je als politie de mensen in die wijken?’

‘Elke organisatie moet zich afvragen: doe je nog waarvoor je op aarde bent? Heb je genoeg middelen, methoden, mensen, kennis, inzichten om de samenleving te kunnen dienen? We hadden een programma gemaakt, dat heette Politie van iedereen. De politie is niet alleen voor mij, maar ook van mij. Ik ben mede-eigenaar. Ze hebben het nu veranderd naar "voor mij". Ik vond dat niet verstandig, maar ze moeten het zelf weten. Het idee was: we beginnen in de uitvoering. De mannen en vrouwen die elke dag op straat lopen, wat zien ze? De dienders op straat zien meer dan de bazen. Dus we hebben het omgekeerd, we beginnen onderin. En we bouwden het programma op langs vijf lijnen. Een daarvan was teamontwikkeling. Zorgen dat de leden van een team op dezelfde manier kijken of dat ze de verschillende blikken kunnen incorporeren. Dat ze leren te praten met elkaar over wat ze zien. Dat ze mekaar kunnen gaan helpen. In een voetbalteam hoeft niet iedereen de spits te zijn. Wie heeft welke kennis, hoe kunnen we dat complementair maken aan elkaar.’

‘We hielpen de teamchefs door middel van een driestapsanalyse. Neem Nieuw-West. Wat gebeurt er nou eigenlijk in je omgeving? Stadsdelen maken elke vier jaar een gebiedsplan. Laten we dat analyseren. En kijken naar de demografische gegevens. We leerden ze anticiperen, vooruit kijken, wat betekent dat allemaal voor de veiligheidsvraag. Vervolgens deden we een enquête onder de dienders in zo’n team. Dat leidde tot een teamdag. Waarop de teamleiders, die wilden we in positie brengen, een soort State of the Union hielden. Zij gaven aan wat de prioriteiten waren voor het team en de buitenwereld. Zo ontstond een gesprek.’

‘Een andere poot was het opbouwen van netwerken. Waarom moeten we Turken inzetten voor Turken, en Marokkanen voor Marokkanen? Van mij wordt verwacht als vrouw van kleur dat ik iedereen die naar me toekomt kan bedienen. Waarom mag ik dat niet van jou verwachten? Ik kan je wel helpen als je bepaalde dingen niet makkelijk vindt. Of als je kennis ontbeert. En heb ook het moeilijke gesprek met elkaar. Want we hebben veel kritiek op politiemensen, maar politiewerk is echt niet makkelijk. Als je ziet wat ze elke dag naar hun hoofd geslingerd krijgen… Een verkeerde opmerking en ze worden weggezet als racist, terwijl ze dat helemaal niet bedoelen. We hebben de teamchefs geadviseerd om een soort afkoelmoment in te bouwen. Hoe ga je de dag uit? Inchecken en uitchecken. Geef mensen het gevoel dat ze even totaal ongenuanceerd hun hart kunnen luchten.’

Het lijkt bijna alsof je sommig gedrag bagatelliseert. Er zijn nogal wat incidenten geweest, waarbij racistische uitspraken zijn gedaan. 

‘Ik bagatelliseer echt helemaal niks. Die gedragingen pak ik ook hard aan. Net als met kinderen, als je nooit begrenst en sanctioneert dan loopt het uit de hand. Wij beoogden de leiders in de teams bewust te maken van wat hun mensen elke dag meemaken, en ze alternatieven te bieden. Etnisch profileren gebeurt ons allemaal. Dat vinden mensen een enge discussie. Daarom begon ik met mezelf als voorbeeld. Als stadsdeelvoorzitter was ik bezig met criminaliteitsaanpak en in Oost betekende dat Marrokkaanse jongetjes. Ik betrapte mezelf erop, als Marrokkaanse vrouw, die in een Golfje IV reed destijds, dat als ik op straat een jongetje van negentien zag in een Golfje IV, dan ook dacht: hè, hoe kan die gast dat nou betalen? Als ik doorvroeg bleek het de auto van zijn moeder te zijn die hij had geleend om iets te doen. Ik wil maar zeggen, niemand van ons is bevoorrecht met geen vooroordelen hebben. Alleen je moet je er bewust van zijn. En als jij negen van de tien keer op een dag alleen te maken hebt met de duistere kant van de samenleving dan krijg je beroepsdeformatie. Ik praat het niet goed. Je moet het constateren en je moet er iets aan doen.’ 

Ergens moet dat gedrag gespiegeld worden?

‘Je moet een alternatief bieden. Niet elke Marrokkaanse jongen die in een jasje van The North Face rondloopt ’s avonds is een crimineel. Het kan ook gewoon een manager zijn die bij een sportschool vandaan komt. We wilden zorgen dat mensen niet meteen in de automatische piloot schieten. En die pittige discussies komen ook door de systemen die de politie zelf hanteert, zoals de hufteraanpak. Sommige aanpakken van de politie hebben het etnisch profileren de afgelopen jaren gestimuleerd. Het werken met daderprofielen. En etniciteit in daderprofielen. Wat zegt dat nou? Als jij in Amsterdam-West een Noord-Afrikaan zoekt, kan je de helft staande houden onderweg. Dus dat is niet voldoende. Je moet kritisch kijken naar de werkwijze.’ 

‘En we hadden voorspeld dat naarmate de teams in beweging zouden komen het middle management ongemakkelijk zou worden, en dat is ook gebeurd. Die gingen voelen, wij moeten ook iets gaan doen, wij zijn eigenlijk best een wit team. Dan gaat het over machtsposities. Waarom moet ik ruimte maken? Er ontstond een mooie dynamiek, maar zoals ik verwachtte, schrok de politie ervan.’

Als je erover vertelt zit je te stralen. Het plan is landelijk uitgerold. Maar je bent op een rottige manier weggegaan. Hoe staat het er nu mee? 

‘Ik heb geen idee. Ik ben niet op een leuke manier weggegaan. De weerstand werd groot, als het over posities en macht gaat, dan gaan mensen nare spelletjes spelen.’ 

Toen ben je eruit gewerkt?

‘In het laatste jaar heb ik wel drie keer mijn ontslag ingediend bij de hoofdcommissaris. Hij heeft dat twee keer niet geaccepteerd. De laatste keer werden de pijlen direct op mij gericht. Er werd gelekt dat ik hoofddoekjes wilde bij de politie, dat was helemaal mijn idee niet. Mensen spelen spelletjes als ze onmachtig zijn om je inhoudelijk weerwoord te geven.’

Het vloeide voort uit het ongemak bij dat middle management. Omdat je morrelde aan hun posities?

‘Je kan niet a zeggen en b doen. Daarom zeg ik: diversiteit en inclusie is geen gezellig feestje. Het is ongemakkelijk. De mensen in de uitvoering wilden het heel graag, want die gingen hun werk opeens leuker vinden. En die gingen eisen stellen, ze wilden op een andere manier georganiseerd zijn. De hoofdcommissaris wilde graag meer diversiteit zien in het middle management. Dat betekent dat je een plan moet maken. Instroom en doorstroom. De politie is de enige organisatie die geen doorstroom- en uitstroombeleid heeft. Dat is bizar. Je moet ruimte maken voor nieuwe krachten die naar boven komen.’ 

Hoe ga je om met dat ongemak, dat geldt voor talloze organisaties die te wit zijn, redacties, noem maar op?

‘Ik zei een keer tegen de commissaris, ik weet dat je je ongemakkelijk voelt maar welkom bij mijn leven. Ik voel me al meer dan vijfenveertig jaar ongemakkelijk…’

Min achttien!

‘...want waar ik voor sta, wordt continu ter discussie gesteld. Ik moet je zeggen: dat heeft me een beter en sterker mens gemaakt. Je kan je ongemak ook omarmen. Het hoort erbij, je hoeft er dus niet voor weg te lopen.’

Het ideaal is vrijheid? Net zo goed voor jou als voor mij.

‘Ik moet je zeggen, ik heb ook een hele leuke tijd gehad. Ik heb boeiende mensen leren kennen. Mensen die echt begaan zijn, dus ook witte mannen van middelbare leeftijd die dachten, dit kan niet, dit moet echt anders. En mensen die de kont tegen de krib gooiden en op hun machtspositie gingen zitten. Op een gegeven moment dacht ik, het is niet meer uit te houden. De aanval die op mij werd ingezet ging het werk overschaduwen. Toen heb ik vriendelijk bedankt. En als je zoiets meemaakt, als een organisatie die je met hart en ziel verder wil helpen je hulp afwijst, want daar komt het op neer, dan word je op jezelf teruggeworpen.’

Het werd tijd voor fase twee. Je had iets geleerd over organisaties, maar ook over jezelf?

‘Ik richt me nu voornamelijk op het coachen van mensen en af en toe help ik organisaties die dingen willen bewerkstelligen in de samenleving. Als je vraagt: waarom ben je als organisatie op aarde? Dan moet je gaan nadenken. Doen we het nog wel? Dat is een proces, dat is niet gemakkelijk. En ik probeer bruggen te slaan. Zie je niet, als jij je ogen sluit en je luistert naar haar, dat zij dezelfde basisbehoeften heeft als jij? Maar als je je ogen opendoet zie je opeens een Marokkaanse vrouw. En zij ziet een Hollandse man. Terwijl jullie allebei ouders zijn. Als ik drie vragen stel over het ouderschap dan blijkt dat jullie op elkaar lijken. Dan gebeuren de mooiste dingen.’ 

‘Wat ook speelde, ik had het jaar daarvoor, in 2014, mijn dochtertje verloren. Drie weken voordat ze geboren moest worden, is ze in mijn buik overleden. Op mijn laatste werkdag bij de gemeente. Het was een heftige periode. Ik heb een jaar thuis gezeten. Alhoewel vrienden van mij zeggen, je hebt niet thuisgezeten, jij hebt gewoon nog allemaal klussen gedaan en mensen geholpen. In 2015 kwam de vraag van de politie en toen dook ik er weer helemaal in. Op zijn Fatima’s, met mijn hele ziel en zaligheid. Toen dat stopte in 2017 begon ik voor het eerst te verwerken wat er de afgelopen twintig jaar in mijn leven was gebeurd. Wie ben ik, waar kom ik vandaan? Je ziet hoe je rollen in de samenleving zijn veranderd. Ik ben geboren als de dochter van. In een gemeenschap die hartstikke trots was want ja, ik was het meisje van achttien dat in een televisieprogramma het opnam voor de Marokkanen. Ik was een trofeekind van mijn familie en de gemeenschap. En van de Partij van de Arbeid. Maar de vraag is, ben je trofee van jezelf? Dus die reis van 2017 tot de dag van vandaag, dat ik hier met jou zit, is de meest mooie, boeiende reis. Het is een soort ontsluiering geweest. Van alles. Het verwerken van het moederschap dat mij niet is gegund.’

Hoe verwerk je dat in godsnaam? 

‘Huilen.’ 

Niet onmiddellijk na de geboorte van je dochter, maar pas jaren later.

‘Ik heb er vier, vijf jaar over gedaan om echt te rouwen om het verlies van mijn kind. Toen ze net overleed was het acceptatie, dapper doorzetten. Ik had altijd een pantser want dat is wat ik had geleerd. Mij raakt niks. Maar ja, als je pijn en verdriet niet verwerkt dan gaat het gisten in je lijf, en dat kan zich uiten in woede, in boosheid, in… Dus ja, ik moest eerst moeder worden om weer te ontmoedigen. Ik moest omarmen dat ik onderweg was om moeder te zijn, dat ik ook moeder ben.’ 

Je bent wel degelijk moeder.

‘Alleen ik heb geen levend kindje. Dat is een nieuwe identiteit. Voor mij was het erg pittig. Afgelopen februari zou ze zeven zijn geweest, en het was de eerste keer dat ik het grote gemis ervaarde. Doorvoelde in mijn hele lijf. Dat is een teken dat ik land in mijn eigen lijf. Die reis zorgt ervoor dat veel schellen wegvallen. Ik zie dat jij emotioneel wordt, ik ook. Ik neem al mijn ervaringen mee als ik mensen coach en begeleid. Als je iemand wilt helpen om zijn eigen naaktheid te accepteren dan moet je dat zelf ook doen. Die week in februari was moeilijk, maar ook mooi. Want ik kan weer intens voelen dat je de diepste pijn die je je kunt voorstellen ook kunt omarmen.’ 

Als het niet de zwartste rouw is die totaal lamslaat, kan er ook iets van kracht of vitaliteit in zitten?

‘Ja, dat is een uitspraak van Rumi. In de pijn zit ook het scheurtje naar het licht toe. Als ik mensen begeleid vraag ik ze om dicht bij zichzelf te zijn. Dat moet ik dus ook van mijzelf eisen. Je lelijkheid omarmen, hoe maatschappelijke posities ook iets hebben gevoed in jou wat je niet mooi vindt, je eigen narcisme, je eigen egocentrisme. Al die eigenschappen horen bij de mens’.

Word jij daarin gesteund, gedragen door je geloof? 

‘Ook. Ik heb een spirituele moeder en die brengt alles terug naar de essentie van de ziel. Thuiskomen was altijd, mijn gehele politieke carrière lang: leuk dat je daar dat belangrijke vrouwtje bent, maar nu even normaal doen hè. Je bent niet meer dan een ander. Je doet iets meer en daardoor heb je meer verantwoordelijkheden, maar blijf gewoon jezelf. Wat mijn moeder en mijn godsdienst leren is het accepteren van de realiteit zoals hij is. Er niet voor weglopen, een uitdaging zien als een beproeving. Weten dat jij de sleutels hebt voor verandering. Er is een mooi vers in de Koran dat mij erg inspireert: God zal het lot van het volk niet veranderen als het volk niet zelf in beweging komt. God schept de omstandigheden en geeft je de middelen om keuzes te maken. De keuzes zijn voor jou.’ 

In het geloof van de islam zit iets van het accepteren. Dat lijkt vaak op fatalisme. 

‘Helemaal niet. Accepteren betekent gronden, erkennen en denken vanaf hier en nu verder. Vechten tegen datgene wat is is wat ons ongemakkelijk maakt. Vechten tegen het feit dat je kind dood is. Op het moment dat je begint te accepteren, dan is het er gewoon. Dan kan je alles doorvoelen in je lijf en je kan een paar dagen onder je dekbed liggen en zeggen, ik laat de wereld de wereld. Na vier dagen sta je op en heb je weer de kracht want je moet toch verder. Ik zeg het ook vaak tegen de mensen die ik begeleid in de bedrijven waar ik kom, beginnen te accepteren wat de realiteit is. Dat is het begin van de heling. Markeer het. Het is vervelend wat er is gebeurd, ik erken het, dat hebben we niet goed gedaan. Daarmee begint de ontwikkeling.’ 

Je doet dit werk bij allerlei organisaties, ook semipublieke. Het is pas gekomen nadat je er zelf buiten was gaan staan. Kunnen mensen binnen de systemen zo’n proces ook doormaken?

‘Alles kan binnen de systemen als mensen ertoe bereid zijn. Ik vraag aan mensen, ben je ertoe bereid om ook zelf jezelf te laten zien. Het is geen leuk proces. Als jij het niet gaat doen dan ga ik daar ook geen energie en tijd aan besteden. Als jij mensen vraagt om alles waar ze voor staan los te laten, moet je er zelf mee beginnen. Het begint bij de leiders. En ik vertel open en eerlijk mijn eigen verhaal. De klappen, de dreunen. Ik zeg altijd, de kosmos geeft je steeds tikjes in de hoop dat je wakker wordt. Als die tikjes niet aankomen dan komt er een keer een dreun. Dan word je wakker.’

Het gaat om mensen die verantwoordelijkheid dragen in een hiërarchische organisatie en jij vraagt ze om zichzelf de vraag te stellen: wie ben ik? Kunnen ze dat?

‘Vaak niet. Sommigen wel. Maar ik geloof dat we onze instituties en onze samenleving alleen maar kunnen helen als we op deze manier met elkaar omgaan.’ 

Hoe komt het toch dat mensen in een organisatie geneigd zijn om het beste dat ze hebben achter zich te laten?

‘Omdat we leven in een wereld die wordt gevoed door rationeel denken. De intuïtie hebben we weggezet. Terwijl de intuïtie is dicht bij je gevoel en je ziel zitten. In noordelijke richting komt je steeds minder gevoel en intuïtie tegen. Hoe noordelijker, des te kouder het wordt. We zweren God af. Het is de oppervlakkige wereld, ratio, geld, macht. Hoe zuidelijker je komt hoe meer mensen met de warmte meegaan. Châleur, warmte, de mooiheid der dingen. Onze dagindeling is al zo. Wij hebben geen siësta. Wij beginnen om half negen ’s ochtends, denderen door tot een uur of vier, vijf, en gaan naar huis. Hoeveel momenten op de dag heb je tijd om eventjes zen te zijn? De behoefte om connected te zijn met je ziel en intuïtie wordt door de manier waarop we ons systeem hebben gemaakt uit elkaar getrokken.’ 

‘Wat ik de laatste jaren zie is dat de jonge generatie veel meer bezig is met mindfulness. Wie ben ik? Wacht eens even, deze rat race, daar heb ik helemaal geen zin in. Ik vind dat mooi om te zien. Dat inspireert mij. Omdat ikzelf die omslag aan het maken ben. Mijn leven heeft heel erg lang in het teken gestaan van "ik moet, ik moet". En nu zeg ik: "ik mag, ik mag". Ik kom niet meer binnen om het over te nemen. Ik ga naast je staan. En als je het kunt toelaten dat ik je af en toe een spiegel voorhoud, dan heb je een sterk iemand aan je zijde. Ik denk dat het voor het individu en de organisatie beter wordt als mensen dat toelaten.’ 

Je bent op weg naar vrijheid. Toch leef je in een vijandige, door en door racistische wereld. In ieder geval komt het nu naar buiten. Hoe sta je daar tegenover?

‘Hoe meer het naar buiten komt hoe beter. Deze schermutselingen zijn het gevolg van de wrijving die ontstaat. Toen mensen zoals ik nog een minderheid waren vormden we voor de politiek een ideale doelgroep voor beleid. Ondertussen ontstaat er nu de derde, de vierde generatie. "Mijn kinderen", als ik vroeg was begonnen, pakken hun positie nu. Zij denken, wat is hier aan de hand? Ik doe gewoon wat ik doe. En dan begint de echte wrijving.’

Er komt iets naar buiten wat onderhuids altijd al leefde?

‘Er moest verandering komen. Er staan groepen op die zeggen, ja maar weet je, als jullie niet in staat zijn om van je witte verhevenheid af te stappen en je te verbinden met mij dan ga ik mijn eigen community creëren. De commerciële wereld was zich eerder bewust van de markt. Die hebben veel meer aan diversiteit gedaan dan de overheid. Die begint zich nu pas te realiseren dat ze iets moet met diversiteitsbeleid, want ze komen niet overal meer. Ik vind het een mooie zin: ik acht mezelf ongeschikt voor verder misbruik, of tokenism, ik ben wie ik ben. En je komt maar van je verheven toren af en je komt maar met mij verbinding zoeken als je dat normaal vindt. Dat gaat een paar jaar deze ongemakken versterken. Maar zonder wrijving geen glans. Ik denk dat we nu pas het echte gesprek gaan voeren. En dat uit zich in jongetjes zoals Baudet en zo. En Wilders met zijn anti-islamagenda. In het licht van de bestaansgeschiedenis van de wereld denk ik, it’s a blimp. Al is het wel noodzakelijk. Laat het ongemakkelijke gesprek maar lekker losbarsten.’

Het is geen gemakkelijke weg. Jij lijkt echt gedragen te worden. Wat betekent God voor jou?

‘De bron van alles.’ 

En daar voel je je mee verbonden? 

‘Ja, ik voel mij verbonden met de bron van alles. Ik voel me verbonden met mijn voorvaderen en voormoeders. Ik kom uit een geslacht van helers. Daar kom ik nu pas achter. Mijn grootvader was een heler. Hij las voor je, deed gebeden, hij gaf je kruiden mee. Dat zit in mijn DNA, in mijn ancestry, in mijn achtergrond. Wat ik belangrijk vind is dat ik mij gedragen voel en geleid. En alles is energie, hè. Ik las laatst een boek over synchroniciteit en viel van de ene aha-erlebnis in de andere. Ik krijg elke dag boodschappen. Dat krijg je als je connected bent met je ziel. Dit is de eerste keer dat ik zo openlijk praat over de tweede fase in mijn leven. Toen ik onderweg was naar jou deed ik een gebedje. God, laat het mooie gesprek plaatsvinden en laat mij oprecht en eerlijk zijn. En ik hoop dat mijn gesprekspartner er open voor staat. Er gebeuren hier hele mooie dingen tussen ons. Dus ik weet dat ik na afloop van dit gesprek God ga danken, dankjewel, dit was weer zo’n synchroon momentje dat ik nodig had.’ 

Lees ook:

Zorgen voor een kind dat in slow motion verdwijnt Zorgen is: accepteren dat iemand niet meer beter wordt, en geven wat je kunt om het einde zo prettig mogelijk te maken, leer ik van Malika (54), wier dochter een dodelijke stofwisselingsziekte heeft. Lees het interview van Lynn Berger terug