Van smaakstoffen tot bevallen: is ‘natuurlijk’ altijd beter? Natuurlijk niet

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel
Illustratie door redactioneel ontwerper Luka van Diepen.

Iedereen wordt tot op zekere hoogte aangetrokken tot de mythe dat wat ‘natuurlijk’ is, goed is. Maar volgens theoloog Alan Levinovitz is het niets minder dan een religie, die nu extreme vormen begint aan te nemen. En dat is gevaarlijk als we daardoor stoppen met nadenken. Want wat is natuur eigenlijk?

Smaakstoffen, homoseksualiteit, sterven, alles is goed als het ‘natuurlijk’ is. Oftewel, natuur is een religie.

Daarover gaat het boek Natural: The Seductive Myth of Nature’s Goodness van Alan Levinovitz. En dat hoeft niet erg te zijn, stelt hij, maar blijf wel nadenken.

Als je het eenmaal doorhebt, zie je het woord overal om je heen. ‘Natuurlijk’ vertelt je dat het goed is. Natuurlijke schoonheid is mooier dan make-up, natuurlijke vanille is lekkerder dan en het geruis van de regen op je dak klinkt ineens een stuk minder rustgevend als dat uit de versterker blijkt te komen. We willen allemaal natuurlijk op anderen overkomen, en als we sterven, doen we dat het liefst natuurlijk. 

En als het níét natuurlijk is, dan zijn problemen nooit ver weg. Daarom vinden mensen het fijn om te weten dat hun seksuele oriëntatie natuurlijk is. Daarom houden mensen nooit op om zich af te vragen of jongetjes nou van nature anders zijn dan meisjes, en of mensen van nature vredelievend zijn. Daarom is het fijner om in een bos te wandelen dan in een ziekenhuis, vinden we een koe in de wei beter dan in een donkere stal.

Wat is natuurlijk?

Alan Levinovitz is filosoof en theoloog aan de James Madison University in Harrisonburg, Virginia. Zijn punt: in de seculiere westerse wereld neemt natuur steeds meer de plaats in van God. En dat gaat veel verder dan de nieuwe wereldelite van havermelk drinkende en amandelboter etende yogahippies Ja, die zeker ook, maar onbewust maakt iedereen zich er schuldig aan.

Levinovitz schreef zijn boek net voordat covid-19 toesloeg, anders zou het zeker een centraal voorbeeld zijn geweest: corona als straf van moeder natuur. Want je hoort het overal: hoe wij tegenwoordig omgaan met de natuur is niet natuurlijk, en dat komt ons duur te staan.

Een banaan voelt natuurlijk, Haribo-banaantjes niet. Toch zijn beide geheel uit levende organismen voortgekomen

Het is bekend dat onze hedendaagse omgang met vee en wilde dieren aan vele ziektes ten grondslag ligt. Maar is de natuur een entiteit die straft als het verkeerd gaat? Doen we het goed zolang de natuur niet straft? En wat is ‘natuurlijk’ eigenlijk?

Is veehouderij natuurlijk, aangezien de mens daar zo’n tienduizend jaar ervaring mee heeft? Of is het voor een koe sowieso niet natuurlijk om ‘gehouden’ te worden? En appelbomen planten, is dat wel natuurlijk?

Kortom: duik je in de zin en onzin van het natuur-argument, dan stuit je meteen op een probleem. Er is geen bevredigende definitie, de betekenis is puur intuïtief. Een banaan voelt natuurlijk, Haribo-banaantjes niet. Toch zijn beide geheel uit levende en zijn beide het resultaat van menselijke bewerking. Bananen zoals die in Nederland in de supermarkt liggen zijn veel groter dan wilde bananen, en zo gekweekt dat ze geen ‘pitjes’ hebben: zaden die voor een plant in de natuur onmisbaar zijn.

Niemand ontsnapt aan natuurlijk

Natural laat volledig overtuigend zien hoe diep vrijwel alle delen van onze samenleving doortrokken zijn van het geloof in de kracht van de natuur. Maar Levinovitz blijft niet steken in een opsomming van hemeltergende uitwassen, zoals dat bij elke religie kan.

Die zijn er zeker. Denk aan foodblogger Rens Kroes, die een leger voedingsdeskundigen over zich heen kreeg nadat ze het eten van klei aanprees, omdat we dat volgens haar duizenden jaren geleden ook al

Vooral in de Verenigde Staten, hét land van ultra-bewerkt voedsel, neemt de ‘natural’-religie bizarre vormen aan. Gwyneth Paltrows cosmeticamerk Goop speelt volledig in op het natuurlijke Deepak Chopra’s ‘wellness residences’ doen hetzelfde: het zijn appartementen voor multimiljonairs met ‘dynamic lighting for circadian alignment’ en Paltrow en Chopra verheffen exorbitant dure producten tot de puurste natuur, en bepalen zo dat een écht goed leven alleen weggelegd is voor de extreem rijken.

Of denk aan de vrouw die beroemd werd met een YouTube-filmpje van haar ‘natuurlijke’ Zonder enige hulp behalve haar filmende man en een spelend zoontje in de buurt bevalt ze puffend in een riviertje in het bos. Mensen kunnen het zichzelf lastig maken door zo natuurlijk mogelijk te leven.

Maar de grootste kracht van het boek is dat Levinovitz niet probeert te zeggen dat het verkeerd is om de natuur als iets goeds te zien. Hij laat zien dat we allemaal tot op zekere hoogte die neiging hebben, in bijna al onze dagelijkse keuzes. Niet voor niets staat op vrijwel elk product in de supermarkt dat woord vermeld: het verkoopt beter dan welk ander woord ook. Dit boek gaat niet over gekkies in de Verenigde Staten, het gaat ook over nuchtere Nederlanders.

Levinovitz vindt dan ook niet dat de natuur geen argument mag zijn. Net als alle andere religies mag ook natuurreligie er zijn. Vrijwel alle mensen, zeker ook de schrijver, hebben een liefde voor de natuur die niet tot iets anders te reduceren is. Bovendien zijn er, afhankelijk van de context, goede argumenten om ‘natuurlijk’ met goed te associëren. Sterker nog, in de biologie is het een belangrijke bron van hypotheses.

‘Natuurlijk’ ís ook vaak goed, maar...

Het idee dat organismes zijn aangepast om optimaal te functioneren in hun natuurlijke omgeving is de basis van de evolutietheorie. Dat betekent niet noodzakelijk dat een verandering van de omgeving leidt tot slechter functioneren, maar de mogelijkheid ligt voor de hand.

Dat is de ‘theorie van de evolutionaire mismatch’. Het verklaart bijvoorbeeld waarom snelle klimaatverandering voor veel dieren slecht lijkt uit te pakken. Migrerende bonte vliegenvangers (kleine zangvogels die hun naam geen eer aandoen met hun zwart-witte verenkleed) timen hun lentemigratie en hun broedcyclus zo dat de kuikens genoeg rupsen te eten hebben als die uit het ei kruipen. Door klimaatverandering ging dat ineens mis: de vliegenvangers vertrokken structureel te laat uit Afrika en de rupsenpiek in Nederland was al voorbij als de eitjes begonnen te barsten.

Dezelfde theorie biedt een breed geaccepteerde verklaring voor waarom mensen zo dol zijn op vet en suiker – wat in de huidige maatschappij voor veel welvaartsziektes zorgt. Volgens de theorie ontstaat dit probleem doordat onze voorkeuren niet aansluiten op de omgeving waarin we leven. Onze voorliefde voor vet en zoet stamt uit een tijd van schaarste, waarin ze onze overlevingskansen juist vergrootte. 

Klimaatverandering is een ramp, maar niet omdat het onnatuurlijk is

Er schuilt een gevaar in dit soort verklaringen, want zo veel weten we helemaal niet over hoe de mens in de prehistorie functioneerde. Voor elk gedrag is wel een evolutionair verhaal te bedenken. Maar in geval van twijfel is het helemaal niet zo gek om ervan uit te gaan dat een banaan gezonder is dan Haribo-banaantjes, dat een vaginale bevalling te verkiezen is boven een keizersnee, en dat het beter is als koeien in een kruidenrijk weiland zelf hun kostje bij elkaar kunnen grazen dan in de stal staan op een dieet van snijmais en sojabrokken.

Maar vergeet vooral niet de woorden ‘in geval van twijfel’, leert Levinovitz. Want de moderne hulpmiddelen die een keizersnee mogelijk maken, betekenen voor veel vrouwen het verschil tussen leven en dood, en pijnstillers maken de bevalling voor veel vrouwen draaglijker. Bonte vliegenvangers deden het even slechter, maar vertrekken tegenwoordig eerder uit Afrika, mooi op tijd voor de rupsenpiek. Sterker nog, ze hebben nu soms genoeg tijd om Klimaatverandering is een ramp, maar niet omdat het onnatuurlijk is. 

Geloof in twijfel

Niet voor niets eindigt Levinovitz zijn boek met een ode aan de twijfel. Denk niet meteen dat iets goed is zodra je het woord ‘natuurlijk’ ziet. Maar verwerp ook niet alles waar het woord natuurlijk in voorkomt, want dan trap je in precies dezelfde val.

Voor mij is dit een waardevolle les, als ik schrijf over de toekomst van de landbouw. Biologische akkerbouw en zijn weliswaar aantoonbaar beter voor de biodiversiteit, en biologisch gehouden vee is aantoonbaar gezonder en heeft minder antibiotica nodig dan dieren in de bio-industrie, maar dat betekent nog niet dat ‘natuurlijker’ altijd beter is. Nieuwe technologieën kunnen nadelen hebben, maar het feit dat ze nieuw of artificieel zijn, is geen argument op zichzelf. Mijn taak is het om dieper te duiken, en de argumenten te ontrafelen die ik daar vind.

Ondertussen blijf ik twijfelen. Natuurlijke ecosystemen zijn het gevolg van miljoenen jaren evolutie. De afhankelijkheden waarvan planten en dieren aan elkaar hangen zijn zo complex, dat het altijd gissen blijft naar de gevolgen als natuurlijke processen vervangen worden door technologie. Honderden soorten landbouwgif, excessief gebruik van kunstmest, steeds zwaardere machines, steeds dieper ploegen en steeds lagere waterpeilen, allemaal maakten ze de landbouw minder ‘natuurlijk’. Steeds bleek achteraf dat we beter wat voorzichtiger hadden kunnen doen, omdat de natuur toch ingewikkelder in elkaar stak dan we dachten.

Dat betekent niet dat alle vernieuwing slecht is. Verre van. Maar hoe weet je dat van tevoren? Wanneer is het risico klein genoeg, en wie bepaalt dat? Na het lezen van dit boek heb ik alleen maar meer vragen, en dat is precies waar Levinovitz me wil hebben.

Kan iemand dit boek in het Nederlands vertalen?

Lees ook: