Het is oké om onzeker te zijn
‘Wat wil je worden als je later groot bent?’
Het is een vraag die bijna iedereen weleens gesteld heeft gekregen. Na een korte droom van fotograaf worden begon ik te antwoorden: kinderarts. Mijn moeder werkte in een ziekenhuis, mijn broer studeerde geneeskunde. Niet dat ik iets met kinderen had, maar bij kinderarts kon ik me tenminste iets voorstellen. En hé, ik was zelf nog een kind, dus ik was bekend met het concept.
Psycholoog Adam Grant spreekt in zijn boek Think Again met irritatie over de wat-wil-je-worden-vraag. Hij citeert Michelle Obama: ‘Ik denk dat het een van de meest nutteloze vragen is die een volwassene aan een kind kan stellen. (…) Alsof opgroeien eindig is. Alsof je op een gegeven moment iets wordt en dat dat dan het einde is.’
Het gevaar is, schrijft Grant, dat je kinderen duwt richting ‘identity foreclosure’ – dat ze te vroeg bedenken wie ze zijn, zonder ruimte te geven aan alternatieven. Dat lijkt heel fijn, die zekerheid, maar het kan zomaar zijn dat ze later iets heel anders willen gaan doen. Maar dan hebben ze zich al vastgezet op een pad waar niet van af te wijken valt.
Risico ≠ onzekerheid
De laatste tijd ben ik veel over onzekerheid aan het lezen. Ik schreef er in mijn vorige boek al kort over en door de pandemie werd ik er alleen maar nieuwsgieriger naar. Er was zo veel dat we niet wisten over covid-19. Helpen mondkapjes? Gaat er een vaccin komen? Komen er mutaties? Ineens moesten we met die onzekerheid leren omgaan.
Althans, we moesten natuurlijk al met onzekerheid leren omgaan, want die is er ook als er geen pandemie is. Dat zit ’m in grote vragen. Welke rol gaat China spelen in de geopolitiek? Hoe gaat het verder met ons klimaat? Welke technologieën zullen er ontwikkeld worden?
Maar ook dichter bij huis krijgen we te maken met onzekerheid. Zal mijn partner ooit vreemdgaan? Moet ik nu een huis kopen of juist wachten (of: zal ik überhaupt ooit een huis kunnen kopen)? En: wat moet ik worden als ik later groot ben?
Onzekerheid, stelde econoom Frank Knight, is iets anders dan risico. Risico is wat je hebt met een dobbelsteen. Je kent de uitkomsten (1, 2, 3, 4, 5, 6) en de kans op elke uitkomst (1/6). Dus al weet je niet welk getal je ziet als je de dobbelsteen nu gooit, het blijft een overzichtelijke situatie. Als ik een hele avond ga dobbelen, kan ik ongeveer uitrekenen hoeveel geld ik zal winnen of verliezen.
Maar onzekerheid, vond Knight, is niet te kwantificeren. Bijvoorbeeld omdat de uitkomsten onduidelijk zijn (je weet niet wat de toekomstige technologieën zullen zijn) of omdat je de kans niet kunt uitrekenen (er is nog te weinig onderzoek gedaan om te weten wat de gevolgen zijn van chocola voor hart- en vaatziekten).
Het probleem, las ik in een mooi overzichtsartikel van Ian Scoones, is dat we risico en onzekerheid door elkaar halen. Dat we denken dat alles meetbaar is (of zal zijn), terwijl we ons eigenlijk bevinden in een situatie van fundamentele onzekerheid.
Dat je denkt dat je de benodigde ic-capaciteit feilloos hebt voorspeld, maar dat er dan een pandemie komt die alles in de war gooit.
Dat je voorspelt dat machines binnen twintig jaar ‘elk werk kunnen doen dat een mens kan doen’, maar dat je dat al zei in 1965 (het is een uitspraak van Nobelprijswinnaar Herbert Simon).
Dat je denkt dat je kinderarts wilt worden, maar uiteindelijk gaat schrijven voor een platform dat nog niet bestond toen je kind was.
Gecompliceerd ≠ complex
Het verschil tussen risico en onzekerheid heeft te maken met het verschil tussen gecompliceerd en complex. Sommige situaties zijn ingewikkeld, maar als je maar hard genoeg je best doet kun je ze voorspellen en, daarmee, in de hand houden. Denk aan het productieproces van een auto, dat kun je uiteindelijk zo efficiënt mogelijk maken door het proces helemaal te doorgronden.
Complex is niet hetzelfde als heel erg gecompliceerd. Complexe processen hangen af van soms onbekende factoren, die op ondoorgrondelijke manieren op elkaar inspelen. Zo’n proces kun je niet zomaar vangen in een model. Terwijl juist die complexe processen een enorme impact kunnen hebben op de wereld.
Denk maar aan het ontstaan van de covid-19-pandemie. Dat dierenmarkten een risico vormden, was duidelijk. Maar dat dat ene virus op dat ene moment op die ene markt in Wuhan zou leiden tot een wereldwijde pandemie, dat had niemand kunnen voorzien.
Ook de opvoeding van een kind kun je als een complex systeem zien. Er zijn veel factoren die op onvoorspelbare wijze op elkaar inspelen. Het is niet als de autofabriek die, als je dezelfde stappen doorloopt, steeds min of meer dezelfde auto aflevert. Alle bouwblokjes – ouders, woonplaats, DNA, onderwijs... – maken een telkens uniek bouwwerkje. Je kunt best richtlijnen volgen – niet slaan, geen drugs voeren – maar een vast recept is niet te bedenken.
Als iets gecompliceerd is, kan de onzekerheid uiteindelijk de kop in worden gedrukt. Maar in een complexe situatie zal die altijd blijven bestaan. Het is de kunst om het verschil tussen de twee te herkennen, maar dat is niet altijd even makkelijk.
Het is oké
Al die onzekerheid vinden we maar lastig te accepteren. Niet voor niets zochten we allemaal manieren om ermee om te gaan tijdens de pandemie. Je vertrouwde erop dat Rutte en Van Dissel het wel zouden weten; ging zelf op zoek naar (alternatieve) feiten; of stopte gewoon met het lezen van de krant.
In een goed essay van Maggie Jackson in 360 Magazine (oorspronkelijk verschenen in The Boston Globe) las ik: ‘Onze afkeer van onzekerheid is zo hevig dat deelnemers aan een reeks psychologische experimenten veel gestrester bleken als ze niet wisten óf ze een elektrische schok zouden krijgen dan als ze daar zeker van waren.’
Ik heb het afgelopen jaar ook weleens gedacht: laat me die corona maar gewoon krijgen, dan hoef ik me niet de hele tijd druk te maken of ik het krijg.
Terwijl die onzekerheid juist belangrijk is om je weg te vinden in het leven. Ik ben blij dat ik niet heb gekozen voor de keuze die ik als negenjarige maakte, of dat ik uit een relatie ben gestapt die niet bij me paste. Maar daarvoor moest ik wel eerst stellige overtuigingen laten varen (dit word ik! dit is hem!) en onzekerheid toelaten.
Jackson heeft het in haar essay over de moeite die geneeskundestudenten hebben met gezondheidsproblemen waar geen eenduidig antwoord op is. Een faculteit huisartsengeneeskunde uit Maine (VS) besloot daarom het lesprogramma aan te passen, schrijft Jackson.
‘We hebben het lesprogramma zodanig omgegooid dat mensen openstonden voor het niet-weten, zich daar niet langer tegen verzetten maar het juist opzochten’, vertelt programmadirecteur dr. Bethany Picker aan Jackson. ‘Toen zagen we dat er opeens lampjes gingen branden.’
Als we beter willen leren omgaan met onzekerheid, is dat misschien wel de eerste stap: uitdragen dat het oké is om iets niet zeker te weten. Dat je geen stellige mening hoeft te hebben, of een tienjarenplan voor je leven. En dat je kinderen niet vraagt wat ze later willen worden.
Tot slot...
...kreeg ik op mijn artikel over te veel input... heel veel input. Maar dit keer zag ik een andere kant van het internet. Een plek waar juist behoefte bestaat aan twijfel, aan mét in plaats van tegen elkaar, aan echt contact. In een vervolgartikel ga ik verder in op de reacties die ik ontving.
Het onderdeel over complexiteit en gecompliceerdheid is gebaseerd op de aanbeveling die ik eerder schreef van Uncharted, het boek van Margaret Heffernan. En dank aan Rutger Bregman, die me Think Again tipte.