Zo kunnen we beter over surveillance praten
Deze week is het een jaar geleden dat Edward Snowden met zijn NSA-onthullingen het debat over surveillance op gang bracht. Erg creatief blijken we in dat debat niet te zijn: in de VS, en in Nederland, is ‘Big Brother’ zo’n beetje de enige gebruikte metafoor voor een overheid die haar burgers in de gaten houdt. Maar George Orwells 1984 dekt de lading niet: wie het debat over toezicht, veiligheid en privacy beter wil voeren, heeft andere metaforen nodig.
George Orwell wist het als geen ander: woorden doen ertoe. In zijn essay ‘Politics and the English Language’ (1946), hield hij een pleidooi tegen onzorgvuldig en misleidend taalgebruik. ‘The slovenliness of our language makes it easy for us to have foolish thoughts’, schreef Orwell.
De slordigheid in de Engelse taal zat ’m onder meer in het gebruik van ‘worn-out metaphors’: metaforen die al zo vaak gebruikt waren dat ze haast betekenisloos waren geworden − oftewel, cliché. Het gebruik van clichés ‘zorgt ervoor dat het vaag blijft wat je bedoelt, niet alleen voor je lezer, maar ook voor jezelf’. Orwell pleitte voor een meer precieze en oprechte omgang met taal, en voor het vermijden van clichématige metaforen.
Het gebruik van clichés ‘zorgt ervoor dat het vaag blijft wat je bedoelt, niet alleen voor je lezer, maar ook voor jezelf’
Dubbel ironisch is het dus dat juist George Orwell een halve eeuw later tot de ultieme metafoor voor de surveillancestaat is verworden. Afgelopen april publiceerde PEN American Center de resultaten van een onderzoek naar de termen waarin Amerikaanse journalisten en bloggers over surveillance schrijven. Wat bleek?
Wanneer het op het gebruik van literaire metaforen aankwam, was er eigenlijk maar één boek waaraan werd gerefereerd, en dat was Orwells 1984. De dystopische roman over de vergaande manieren waarop een totalitaire staat haar burgers controleert werd geschreven met de Sovjet-Unie in het hoofd, maar staat − als het aan journalisten en opiniemakers ligt − inmiddels voor afluister- en onderscheppingspraktijken van welke overheid dan ook.
In hun invloedrijke boek Metaphors We Live By (1980) stelden linguïst George Lakoff en filosoof Mark Johnson al dat ‘metaforen alomtegenwoordig zijn in het dagelijks leven, niet alleen in taal maar ook in gedachten en daden. Ons conceptuele systeem, dat de grondslag vormt voor ons denken en doen, is fundamenteel metaforisch van aard.’ Dat wat we niet kennen, begrijpen we in termen van wat we wél kennen: we gebruiken metaforen om dat wat nieuw of vreemd is eigen te maken. Zo wordt internet een (spinnen)web, is Praag ‘het Parijs van het oosten’, en verwijzen we naar ‘Big Brother’ om te spreken over een entiteit die gegevens verzamelt over veelal onschuldige burgers.
De spionagefilm als aantrekkelijke metafoor
Ook in Nederland produceerden kranten en tijdschriften het afgelopen jaar een constante stroom van nieuwsberichten, reportages en opiniestukken over de wisselwerking tussen veiligheid, overheidstoezicht, spionage, en privacy. Vaak naar aanleiding van nieuwe feiten over de NSA, de Amerikaanse inlichtingendienst die wereldwijd telecommunicatiegegevens van burgers blijkt te verzamelen en te bewaren, maar ook nieuws over de activiteiten van Nederlandse opsporings- en inlichtingendiensten, of over de wederwaardigheden van techgiganten als Google en Facebook, zorgde voor artikelen over surveillance.
Met behulp van de Nieuwsmonitor doorploegden wij 450 krantenartikelen die het afgelopen jaar in Nederland verschenen over surveillance in het algemeen en de NSA in het bijzonder. Nederlandse journalisten en opiniemakers bleken het niet veel beter te doen dan hun Amerikaanse vakbroeders. George Orwell, 1984 en ‘Big Brother’ zijn ook hier dé metaforen voor ‘surveillance’.
Om de korte nieuwsberichten te weren, keken we alleen naar krantenartikelen van 600 woorden of langer. In 59 van de 450 krantenartikelen kwamen metaforen voor die ontleend waren aan literatuur of film, en meer dan de helft daarvan (38 artikelen) ging over ‘Big Brother’. De Cirkel van Dave Eggers werd ook 7 keer genoemd, vooral omdat de goed getimede roman, over een Google-Facebookachtige versmelting die alles van zijn gebruikers wil weten, juist afgelopen najaar uitkwam.
Op filmgebied was meer variatie aan te treffen: Das Leben der Anderen werd drie keer genoemd, The Conversation één keer. Verder werd er gerefereerd aan Enemy of the State, James Bond, Minority Report, Jason Bourne en The Spy Who Came in From the Cold; spionagefilms bleken aantrekkelijke metaforen om de avonturen van Edward Snowden te omschrijven.
Surveillance is meer dan toegang tot privégegevens
De aantrekkingskracht van ‘Big Brother’ is begrijpelijk. Iedereen kent het boek immers, en het verhaal van een alziende staat die haar inzittenden volledig en voortdurend in de gaten houdt, is precies het angstbeeld dat door nieuwsberichten over overheidstoezicht wordt opgewekt. Maar je kan ook beargumenteren − en er zijn wetenschappers en activisten die dat doen − dat ‘Big Brother’ de lading niet dekt.
Zo schreef privacy-expert en jurist Daniel Solove al in 2001 dat de ‘Big Brother’-metafoor vooral van toepassing is op het idee dat privacyschending te maken heeft met het blootleggen van iemands binnenwereld en het ontsluiten van wat iemand geheim had willen houden. Maar in de 21ste eeuw uit surveillance zich volgens Solove vooral in de machteloosheid van burgers die geen medezeggenschap krijgen over, en geen volledig inzicht hebben in, de gegevens die overheden en bedrijven over hen verzamelen. Hij suggereert dat Het Proces van Franz Kafka een veel betere metafoor is om over deze problematiek na te denken.
In de 21ste eeuw uit surveillance zich volgens Solove vooral in de machteloosheid van burgers die geen medezeggenschap krijgen over de gegevens die overheden en bedrijven over hen verzamelen
Bovendien, schrijft Noah Berlatsky van The Atlantic, wordt in 1984 iedere burger door de overheid gecontroleerd. Maar in de Verenigde Staten en andere westerse landen worden sommige groepen veel meer in de gaten gehouden dan andere groepen. Moslims bijvoorbeeld, en jonge, mannelijke zwarten en Latino’s, zijn in Amerika veel vaker het doelwit van surveillance dan andere subgroepen; ook allochtonen in Nederland kunnen meepraten over etnische profilering. Do Androids Dream of Electric Sheep, een sciencefictionroman van Philip K. Dick uit 1968, gaat over een samenleving waarin één bepaalde groep het doelwit is van surveillance, en zou daarom volgens Berlatsky een betere metafoor bieden voor de hedendaagse surveillancestaat dan het totalitarisme van Big Brother.
De Nederlandse kunstmatige-intelligentieonderzoeker Martijn van Otterlo schrijft dat de meeste mensen, wanneer ze over privacy en surveillance praten, het vooral over − al dan niet geautoriseerde − toegang tot privédata hebben. Maar belangrijker dan toegang is controle: controle over wat er met al die verzamelde gegevens gebeurt. Volgens Van Otterlo heeft hedendaagse surveillance meer raakvlakken met de wereld die wordt geschetst in de roman Walden II, van B.F. Skinner − een boek waarin het verzamelen van informatie in dienst staat van het voorspellen en manipuleren van gedrag.
Een rondgang langs privacy- en surveillance experts in Nederland leverde nog meer alternatieve metaforen voor surveillance op, waaronder de romans Brave New World, Super Sad True Love Story en We, en de films Lord of the Rings, The Matrix, en Brazil.
Meer dan een frivole exercitie
Er zijn kortom genoeg boeken en films die in plaats van of naast 1984 gebruikt kunnen worden wanneer we schrijven en spreken over surveillance. De komende twee weken bespreken wij daarom met een aantal correspondenten werken die ons begrip van surveillance kunnen nuanceren en verrijken. We onderzoeken hoe surveillance zich in deze boeken en films manifesteert, wat daarvan de betekenis is voor het individu en in hoeverre deze titels als metafoor kunnen dienen wanneer we het over surveillance hebben.
Dit is meer dan een frivole exercitie; het debat over het heden en de toekomst van de surveillancestaat moet immers door ons allemaal worden gevoerd − en de manier waarop we in dat debat over surveillance spreken, hoe we het conceptualiseren, bepaalt ook de reikwijdte van dat debat. Metaforen helpen ons de wereld begrijpen. Verkeerd of gelimiteerd metafoorgebruik is als een handicap van het denken. ‘If one gets rid of these habits one can think more clearly,’ schreef Orwell, en helder denken is de eerste stap in de richting van politieke vernieuwing.
Als we massaal blijven hangen in de ‘Big Brother’-metafoor, lopen we het risico veel aspecten van wat surveillance in de 21ste eeuw is over het hoofd te zien. Woorden doen ertoe, dus laten we onze woorden zo zorgvuldig mogelijk kiezen, uit een zo breed mogelijk scala.