Ans is 65, maar hoe sexten werkt hoef je haar niet uit te leggen. Ze weet wat een is en noemt zo een aantal programmeertalen voor je op. Ans, met pretogen achter brillenglas: ‘Onze jongeren zijn soms verbaasd dat we zo op hoogte zijn.’ Ze buigt over de tuintafel heen, haar leren jack kraakt, ze checkt links en rechts of ze vrijuit kan spreken. ‘Terwijl zij ons zo jong houden!’

Ans en haar man Cor (66) hebben al twintig jaar onafgebroken pubers in huis. Eerst hun twee eigen dochters, daarna zestien pleegkinderen. Sommigen stonden als kind op de deurmat met knuffelbeer en weekendtas en vertrokken pas weer met rijbewijs en middelbareschooldiploma.

Het stel is professioneel ouder. Ze zijn ervoor opgeleid en ze krijgen ervoor

Ans en Cor runnen een zogeheten gezinshuis, waar ze kinderen opvangen die niet meer thuis kunnen wonen. De naam: ‘t Zwaluwnest’. Iets met ‘uitvliegen wanneer je er klaar voor bent’. En er is een mythe die luidt: ‘Daar waar een zwaluw zijn nest bouwt, zal de bliksem niet inslaan.’ 

Gezinshuizen zoals ‘t Zwaluwnest zijn hard nodig, want er is een gigantisch aan plekken waar kinderen terechtkunnen die om wat voor reden dan ook niet meer thuis kunnen wonen. De jeugdzorg Er is geldgebrek en doorgeslagen controledrang en die twee dingen houden elkaar in stand. Kinderen worden te laat, verkeerd of helemaal niet geholpen en jeugdzorgers raken opgebrand.

Volgens bijna iedereen die ik erover spreek, of dat nou onderzoekers, jeugdzorgers of (pleeg)ouders zelf zijn, zit de oplossing in twee dingen: miljarden euro’s erbij, en niets minder dan een nieuw systeem. Een systeem waarin niet verantwoording centraal staat, maar het inzicht van de jeugdzorgmedewerker. Waarin kinderen zoveel mogelijk worden opgevangen in gezinsverband, in plaats van in woongroepen en in instellingen. En waarin de hele omgeving betrokken wordt bij de opvoeding. 

Het begin van zo’n soort systeem zie ik in het gezinshuis van Ans en Cor. 

Een inkijk in de driehoeksverhouding kind - ouder - pleegouder

Ans en Cor stelden hun deuren voor me open en de komende zomer neem ik je in vijf verhalen mee langs alle mensen die betrokken zijn bij de opvoeding van hun pleegkind Dion (17), die als kleine jongen uit huis werd geplaatst en na wat omzwervingen in ‘het nest’ landde.

We beginnen vandaag bij Ans en Cor. Daarna gaan we naar Dions moeder Miranda, die het vanwege haar eigen trauma’s en de verstandelijke beperking van haar man niet redde om haar zoons zelf op te voeden en ze moest afstaan – een proces waarin ze nauwelijks begeleid werd. We leren Dion zelf kennen. En we ontmoeten Marloes en Annelies, de biologische dochters van Ans en Cor, die hun ouders altijd hebben moeten delen met andere kinderen. 

Voor het eerst sinds ik anderhalf jaar geleden over de jeugdzorg begon te schrijven vond ik, via pedagoog en onderzoeker Martine Noordegraaf (die langdurig onderzoek deed naar de relaties tussen ouders en gezinshuisouders) een situatie waarin iedereen die betrokken is bij een uithuisplaatsing – ouders, pleegouders, kinderen – bereid bleek om openlijk zijn of haar verhaal te doen. Wrok, schaamte en precaire onderlinge verhoudingen stonden dat in andere gevallen vaak in de weg. 

Ans, Cor & co. werkten graag mee, omdat ze het belangrijk vinden om een inkijkje te geven in hoe complex de driehoeksverhouding ouder-kind-pleegouder kan zijn, hoe het huidige jeugdzorgsysteem daar deels debet aan is en wat er volgens hen voor nodig is om dat te veranderen. 

‘t Zwaluwnest.

Maar wat ís een gezinshuis?

Laat me voordat we plaatsnemen in de zonnige serre van ‘t Zwaluwnest, waar we koffie drinken met Ans, eerst deze vraag beantwoorden: wat ís een gezinshuis eigenlijk? 

Een gezinshuis is een pleeggezin waar kinderen die uit huis geplaatst worden terecht kunnen. Het grote verschil met een ‘gewoon’ pleeggezin is dat de ouders daar vaak een baan buitenshuis hebben, en het pleegkind bij hun eigen gezin nemen. Maar sommige kinderen zijn dermate getraumatiseerd, verwaarloosd of mishandeld dat ze constante begeleiding nodig hebben. Daarom is in een gezinshuis een van de ouders fulltime thuis. Het geven van pleegzorg is hun baan.

Sinds in 2015 de nieuwe Jeugdwet van kracht is, zijn er in Nederland 60 procent meer gezinshuizen bij gekomen (naar ruim duizend in totaal, die zo’n drieduizend kinderen opvangen). Die wet schrijft namelijk voor dat een kind ‘in principe opgevangen moet worden in een gezinsverband’. 

In een gezinshuis ten minste een van de ouders een relevante zorgopleiding hebben afgerond en ervaring hebben in de (pleeg)zorg. Bij het nest is Ans daarom de fulltime pleegouder: ze werkte vroeger in een GGZ-instelling. Haar man Cor werkte in het onderwijs. Het stel had al tien jaar ervaring als pleegouder toen ze in 2001 met hun gezinshuis begonnen. Daar draait alles om wat zij noemen ‘de kracht van het gewone leven’. Dus een kind volledig opnemen in je eigen familie en het op die manier laten beleven: rust en vrede binnen een gezin.

En weet je wat ik zo hoopgevend vind aan hun verhaal? Een van de gouden grepen van Ans en Cor is niet afhankelijk van miljarden euro’s of van nieuwe wetten en regels.

Hun overtuiging: investeer zoveel mogelijk in de relatie met de ouders van de kinderen die je opvangt, hoe moeilijk dat soms ook is

Hun overtuiging: investeer zoveel mogelijk in de relatie met de ouders van de kinderen die je opvangt, hoe moeilijk dat soms ook is. Moeilijk vanwege bijvoorbeeld psychische problemen of geweld, kortom: de redenen dat hun kinderen in eerste instantie uit huis zijn geplaatst. Moeilijk vanwege vijandigheid en rouw, omdat de ouders het niet eens zijn met de uithuisplaatsing, of omdat ze er slecht in begeleid worden.

Maar, zegt Ans: ‘Onze ervaring is dat een kind pas durft te groeien, als het voelt dat het van zijn eigen ouders mag.’

Ans’ en Cors aanpak, die jeugdzorg heet, zou weleens de sleutel kunnen zijn tot een wereld waarin we beter kunnen zorgen voor zowel pleegkinderen als hun ouders. Want, zo benadrukt Ans: ‘Een jeugd kan kwaadaardig uitpakken, maar van kwade opzet is zelden sprake. Soms lukt het opvoeden gewoon niet, maar een gebrek aan liefde van ouders voor hun kind is bijna nooit het probleem.’

Een huis gemaakt voor kinderen

In hun serre, aan een tafel voor minstens twaalf, telt Ans hardop: ‘We hadden ook een paar korte crisisplaatsingen, maar van de kinderen die hier lang zaten gingen uiteindelijk twee naar een ander gezinshuis, een ging naar Frankrijk, een ging naar de gevangenis, een woont zelfstandig en vier wonen nu begeleid op zichzelf.’ Drie jongeren, een jongen en een meisje van 18 en Dion van 17, wonen nu nog bij hen thuis.

‘t Zwaluwnest is een vrijstaand huis in Braamt, een dorp (1.300 inwoners) in de Achterhoek dat lijkt gemaakt voor kinderen. Je hebt er een meer om in te zwemmen, grasheuvels om vanaf te rollen, speeltuin Jan Klaassen met de regenboogglijbaan, een Charles Dickens-museum en een buurtsuper waar de kinderen van Ans en Cor niet hoeven af te rekenen; ze mogen hun boodschappen op rekening van het nest zetten.

Het huis is enorm, met zes slaapkamers boven, een lichte woonkeuken op de begane grond en een kelder vol speelgoed – door Ans en Cor gekocht voor Sinterklaas, ooit van huis meegenomen door de kinderen, of gekregen van vrienden en kennissen. Airhockeytafel, Barbiehuis, autokleed met ingesleten sporen, Star Wars-lego. In de tuin is een zwemvijver met vissen en loopt slome familiehond Sarah, waar je makkelijk over struikelt omdat ze heel de dag zo dicht mogelijk bij je wil zijn. De tuin is zo groot dat je jezelf er moe in kunt rennen. 

En die uitgestrektheid is nodig, benadrukt Ans. ‘Deze kinderen hebben allemaal een geschiedenis. Soms komen ze uit huizen waar de bierflessen door de tv gaan, waar ze moesten slapen op een matras op de grond, zonder deken. Dat doet iets met je mensbeeld, dat maakt je wantrouwend, dat zorgt ervoor dat je veel aandacht gaat opeisen – met positief én negatief gedrag. En dan heb je letterlijk en figuurlijk de ruimte nodig. Om af te koelen, om je terug te trekken, om op te kunnen bloeien.’

Ze zei laatst tegen Cor: ‘We zitten hier ‘s avonds met z’n vijven aan tafel, maar alleen wij zijn iets van elkaar. De rest heeft ook maar met elkaar te dealen. Dan kunnen we ze op zijn minst zoveel mogelijk lucht bieden.’

Ans en Cor weten niet wat het is om een slecht huwelijk te hebben

Ans komt uit het oosten, haar oo’s zijn gerekt, haar ‘durven’ is ‘dorsen’. Een van haar grootste zegeningen noemt ze: ‘Niet weten hoe het is om een slecht huwelijk te hebben.’ Cor, kaal, ronde bril, boomlang, overhemd in broek, is al 44 jaar haar echtgenoot. Ans is katholiek, Cor gelooft niet en het had destijds wat voeten in de aarde om hun omgeving enthousiast te krijgen voor hun liefde. Ze komen beiden uit een warm gezin, volgens Ans ‘ze-ker-te-we-ten essentieel om later zelf een stabiel thuis te kunnen doorgeven.’

Cor was tot voor kort leraar elektrotechniek op een mbo in Doetinchem en samen met Ans spaart hij eierdopjes. In de keuken staat er een volledige wand mee vol – de woonkamer betreed je door onder een boog van dopjes door te lopen. Elk dopje heeft een verhaal. Vakantie in de Elzas, carnaval 1972, zoveel-jaar-getrouwd. Maar het grootste deel van de dopjes zijn bedankjes, van ex-pleegkinderen en van hun ouders. Die dopjes betekenen voor Cor het meest. 

Als Dion, de jongste van hun pleegkinderen, straks 21 is, stoppen ze als gezinshuisouder. In de schuur naast het huis staat de kersenrode trike van Cor. Met chromen uitlaat. Na hun pensioen als beroepsouders wil Cor door Europa gaan touren met zijn vrouw achterop.

Het begin van de pleegzorg

Het was oorspronkelijk Ans’ idee om pleegouder te worden, ruim dertig jaar geleden. Cor en Ans kregen drie eigen kinderen: dochter Marloes, zoon Laurens en dochter Annelies. 

In 1989 brachten Ans en Cor de kinderen naar zwemles. Laurens was pas vier maar had razendsnel leren fietsen en ging op zijn eigen fiets mee. Onderweg stond er een groepje mensen op straat. Ans, Cor en de kinderen konden er niet door, Laurens probeerde om de mensen heen te gaan. Hij maakte een bocht en kwam met zijn fietsje op de grote weg terecht.

Daar reed de bestuurder van een vrachtwagen hem aan. Laurens leefde nog zeven weken maar overleed uiteindelijk aan zijn verwondingen. 

Ans: ‘Laurens liet een enorme leegte achter. En een overschot aan liefde.’ In 1991, vlak na de val van de Berlijnse Muur, schreef Ans zich in bij Pax Kinderhulp, een stichting die kinderen uit voormalig vluchtelingenkampen in Oost-Berlijn onderbracht bij Nederlandse families. Een 7-jarige Duitse jongen werd hun eerste pleegkind; hij kwam met Pasen en Kerst en ging mee op zomervakantie. Na een aantal jaar vroeg zijn tehuis of de jongen niet permanent bij Ans en Cor mocht komen wonen; hij was altijd zo’n ander ventje nadat hij daar was geweest, geduldiger, rustiger. 

‘Als je erachter komt hoeveel liefde je te delen hebt, kun je het niet meer allemaal voor jezelf houden’

Ans overlegde thuis. Haar jongste dochter zei: ‘Prima, maar niet op mijn kamer.’ De jongen woonde uiteindelijk vijf jaar bij het gezin op zijn vijftiende ging hij terug naar Berlijn.

De ervaring met hun eerste pleegzoon, hoe turbulent ook, zorgde er wel voor dat het gezin meer kinderen wilde opnemen. Ans: ‘Als je erachter komt hoeveel liefde je te delen hebt, kun je het niet meer allemaal voor jezelf houden.’

Sarah, de hond.

Zo ziet het dagelijks leven in een gezinshuis eruit

De dagen in het nest zijn strak gestructureerd. Elke avond eet het gezin samen. Er zijn vaste huiswerkuren, je mag alleen op gezette tijden iets uit de koelkast pakken en voor het slapengaan worden alle telefoons ingeleverd.

In de achtertuin bouwde Cor twee tiny houses, waarin de oudere kinderen zelfstandig kunnen leren wonen. Er staan wasmachines in, er kan gekookt worden. Op het plankje van de pleegdochter (18) die daar woont zie je hoe de families met elkaar zijn versmolten; er staat een foto van de moeder van Ans.

Ans en Cor ‘hebben niet zo veel behoefte aan eigen tijd’ en de kinderen mogen altijd naar hun slaapkamer komen als er ‘s nachts wat is. Ans: ‘Als je een gezinshuis begint, word je gecoacht door de zorginstelling. Les één is dan: zorg ook voor jezelf. Zorg dat je een eigen badkamer hebt, bijvoorbeeld. Maar dat vonden we niet nodig, we gebruiken gewoon allemaal dezelfde badkamer, hoor.’

De enige kamer in het huis die doet vermoeden dat hier ook een bedrijf gerund wordt, is het kleine kantoor aan de voorkant. Daar staan ringbandmappen met de naam van elk kind, waarin hun dossier wordt bijgehouden. In de vensterbank staat een pot met kleine gekreukte briefjes erin. Er staan complimenten op die de kinderen en de pleegouders een keer over elkaar hebben opgeschreven, een oefening om het positieve in zichzelf en elkaar te herkennen en benadrukken. Ans: ‘Dit zijn kinderen die vaak vooral horen wat er allemaal mis is, wat er niet gewoon is aan hen of hun ouders.’

Zo werken ze samen met de ouders

En daarmee heeft Ans gelijk het moeilijkste en mooiste deel van hun zorg te pakken, zegt ze. Het verschilt per pleegkind hoe de band met de eigen ouders is en waartoe die eventueel kan uitgroeien. Soms behouden de ouders het wettelijke gezag bij een uithuisplaatsing en daarmee het recht op inspraak over bijvoorbeeld school en hobby’s. In andere gevallen heeft de jeugdbescherming de voogdij, dan gaat het contact via een tussenpersoon. Vaak verdwijnt de jeugdbescherming meer naar de achtergrond naarmate de band tussen Ans, Cor en de ouders van een kind sterker wordt.

Op zijn mooist bespreken ze alles samen: bezoekregelingen, doktersbezoeken, ouderavonden. Soms gaan ze daar dan met z’n vieren naartoe, soms gaan Ans en Cor alleen en praten ze de ouders naderhand bij.

Carnaval wordt samen gevierd, met diploma-uitreikingen lopen er een, twee en soms vier ouders met het kind mee richting podium. De kinderen mogen vanaf hun twaalfde zelf meebeslissen over welke gelegenheden ze doen met welke ouders, en ook in wat heet ‘het formuleren van hulpverleningsdoelen’ voor de ontwikkeling van het kind.

Dit zijn de stabiele situaties. De situaties waarin vertrouwen en vrede is ontstaan tussen Ans, Cor en de ouders van een kind. Maar het loopt niet altijd zo.

Als een uithuisplaatsing niet zo makkelijk gaat

Een uithuisplaatsing kan soms ineens gebeuren. Een kinderrechter besluit dan – bijna altijd na eerdere interventies – dat de thuissituatie van een kind onhoudbaar is. Daarbij wordt een afweging gemaakt over hoe explosief de ouders en omgeving daar eventueel op kunnen reageren. Het komt voor dat een kind dan op een onbewaakt moment wordt opgehaald door een voogd en ondergebracht op een voor de ouders geheime locatie. Bijvoorbeeld in ‘t Zwaluwnest. 

Een van de meisjes die uiteindelijk volwassen werd bij Ans en Cor – laten we haar hier Rosa noemen – werd als klein kind uit de klas gehaald en linea recta naar hen gebracht. Pas later werd haar moeder ingelicht. 

Ans: ‘Die hoorde het van twee agenten die opeens aan de deur stonden, kun je je voorstellen hoe heftig dat is?’ De moeder was alcoholist, kwam uit een crimineel milieu en dreigde (zo hoorden Ans en Cor via de instelling die de plaatsing bemiddelde) dat ze Ans en Cor wel zou vinden, dat ze mannen zou sturen die Rosa mee zouden komen nemen. Toen spraken Ans en Cor een noodcode af met de lokale politie, zodat die meteen zouden weten hoe en wat als ze hun nummer op hun telefoon zagen verschijnen. Die eerste weken reed een politieauto regelmatig langs het huis.

Daarna werkten Ans en Cor samen met een jeugdzorgconsulent voorzichtig aan het herstel van de relatie tussen moeder en Rosa. Dat begon met bezoekjes van een kwartier op neutraal terrein, bij een jeugdzorginstelling.

‘Na een half uur belde moeder me op; of we alsjeblieft samen konden oplopen – onze pleegdochter wilde bij ons zijn’ 

Op den duur kwam de moeder af en toe langs in het nest, één keer ging ze zelfs met het hele gezinshuis mee naar een pretpark. Ans: ‘Wij gingen met het gezin linksaf en onze pleegdochter met haar moeder rechtsaf. Na een half uur belde moeder me op; of we alsjeblieft samen konden oplopen – Rosa wilde bij ons zijn.’

Toen Rosa in de puberteit kwam, merkten Ans en Cor dat haar behoefte aan contact met haar moeder vaak ook iets zei over hoe senang ze zich op dat moment voelde in het gezinshuis. Kort door de bocht: liep het even niet lekker met Ans en Cor, dan zocht Rosa meer aandacht bij haar moeder.

Ans: ‘Dus dan gaan we even op de rand van haar bed zitten en dan vraag ik: "Kun je het hier even niet zo vinden? Want we zien dat je veel naar mama trekt."’ Het meisje is inmiddels 18, wat betekent dat ze zoveel contact met haar moeder mag zoeken als ze zelf wil. Ans: ‘Maar die drinkt nog steeds en het ligt maar net aan haar bui of ze haar dochter mist. Ze is heel wispelturig, dus we proberen de verwachtingen van het kind te temperen.’

Die ouders zijn een kind verloren, dat is een rouwproces

Wanneer we het hebben over hoe zij en Cor zich verhouden tot de ouders en hoe dat soms kan schuren, benadrukt Ans: ‘We willen dat de band tussen de ouder en het kind blijft bestaan en we hebben oog voor het rouwproces van de ouders – die zijn immers een kind verloren. Maar het kind is altijd onze prioriteit. Altijd.’

Een van hun voormalige pleegdochters is nu 22 en woont op zichzelf, maar komt in het weekend vaak nog logeren in het nest. Toen het meisje nog klein was, bracht Ans haar soms naar bezoekjes aan haar vader. ‘Dan spraken we af in een café, ging hij "even" naar de bar voor een biertje en kwam niet meer terug.’

Vanwege een drugsverslaving bleef die vader altijd onberekenbaar. Toch blijft de moeder van het meisje tot op de dag van vandaag hun contact pushen. Laatst zette Ans het meisje af op het station om de verjaardag van haar moeder te gaan vieren. Zodra Ans was weggereden, wees moeder naar de overkant van het perron en zei: ‘Hee, kijk eens wie daar staat!’. De vader.

‘Het kind moet voelen dat zijn of haar ouders er van ons ook mogen zijn’

Het meisje belde Ans op, die rechtsomkeert maakte. Ans: ‘Deze moeder heeft nooit kunnen accepteren dat zij en haar man geen ouders kunnen zijn. Dat haar dochter haar moeder niet meer nodig heeft als verzorger, en dat ze geen contact wil met haar vader.’

Bij elk pleegkind dat Ans en Cor opvoeden zien ze hoe loyaal de kinderen zijn naar hun ouders – en hoe schrijnend dat kan zijn, met ouders die afspraken niet nakomen, die onvoorspelbaar zijn. Dat is soms moeilijk. Ans: ‘Maar wat wij vinden doet er uiteindelijk niet toe. Het kind moet voelen dat zijn of haar ouders er van ons ook mogen zijn.’

Elk jaar organiseren Ans en Cor daarom ‘‘t Zwaluwnestfeest’ in hun achtertuin, waarvoor alle ouders en hulpverleners van hun pleegkinderen worden uitgenodigd. ‘Sommige ouders komen opdagen, andere niet. Je merkt dat de jongeren het op een gegeven moment opgeven. In eerste instantie zijn ze teleurgesteld, maar dat verandert met de tijd vaak in de houding: dit zijn mijn ouders, daar ga ik heel soms een kop koffie mee drinken, maar meer hoef ik er niet van te verwachten.’

Soms moeten ze een kind laten gaan

Ans probeert haar nest te beschermen. En dat betekent, naast af en toe afstand nemen van ouders, soms ook: een kind moeten laten gaan. ‘Net voor de kerst hebben we afscheid genomen van een jongen.’ Ze rilt. ‘Dat giert nog helemaal door mijn hele lijf.’ 

De jongen was als klein kind bij Cor en Ans komen wonen. ‘Zijn héél jonge moeder en vader konden niet voor hem zorgen.’ Hij groeide op in het nest. Na een paar jaar, toen de jongen negen was, wilde de vader dat zijn zoon weer bij hem kwam wonen. Hij had een vrouw leren kennen en vond dat zijn situatie stabiel genoeg was voor de terugkeer van zijn zoon. 

De Raad voor de Kinderbescherming, die in zulke gevallen toestemming moet geven, besliste dat het mocht. Ans: ‘Vader was zwakbegaafd. Zijn nieuwe vriendin had zelf al kinderen, die óók uit huis waren geplaatst. Dus we zijn dwars voor die beslissing gaan liggen, maar vergeefs. Al snel nadat de jongen weer thuis ging wonen, gingen zijn vader en de vriendin uit elkaar. ‘S avonds moest hij eieren voor zichzelf bakken, zijn bed werd niet verschoond, hij gamede hele dagen, er was nul ouderlijk gezag.’ 

De jongen gaf door de jaren heen een aantal keer aan terug te willen naar ‘t Zwaluwnest. Toen er een plekje vrijkwam, mocht hij terugkomen. Maar er was intussen al vijf jaar verstreken, en de jongen kon volgens Ans ‘niet meer invoegen’ in hun systeem. Ze waren hem te streng geworden.

‘Ik besefte: nu komt onze eigen veiligheid in het geding. Dus we hebben afscheid van die jongen moeten nemen’

Hij woonde nog een jaar in een van hun tiny houses maar toen kwamen ze erachter – Ans en Cor checken alle financiën van de kinderen – dat hij fungeerde als voor drugscriminelen. ‘Dus die stortten duizenden euro’s op zijn rekening en sluisden dat vanaf daar door. Die situatie leverde zoveel bedreigingen op, dat we beveiligingscamera’s hebben opgehangen.’

En toen vroeg een van hun schoonzoons op een dag: ‘Kan ik Ivy nog brengen woensdag?’ Dat is hun eigen kleinkind, waar ze elke week op passen. Ans: ‘Ik besefte: nu komt onze eigen veiligheid in het geding. Dus we hebben afscheid van die jongen moeten nemen.’

Ans wrijft over het oortje van haar lege koffiebeker. De jongen verblijft tijdelijk bij zijn oma en gaat binnenkort begeleid op zichzelf wonen. Vorig weekend kwam hij nog logeren: ‘Toen gingen de kinderen en hij samen iets doen. Hij weet dat we hém niet afkeuren, maar zijn gedrag.’

Alle beelden bij dit stuk en de volgende stukken over ‘t Zwaluwnest zijn gemaakt door Willemieke Kars.

Zij mogen bij ons, en als het gaat, hun ouders ook

Al hun ervaringen – de strijd, maar ook de warme sinterklaasavonden en slappelachbuien, de gezamenlijke skivakanties en het zien ontstaan van de bijzondere band tussen hun eigen (klein)kinderen en de pleegkinderen, hebben Ans en Cor gesterkt in de overtuiging dat het nodig is dat ze dit doen. ‘Dat we beschikbaar zijn voor hen. We beschermen ze, we troosten ze, we genieten van ze. Zij mogen bij ons en als het gaat, hun ouders ook.’

Zoals de moeder van Dion, Miranda. Miranda komt aan het woord in mijn volgende verhaal, over twee weken. Dan ben ik bij haar thuis, waar me duidelijk wordt hoe generationeel trauma werkt. En wat het met je doet als je je kind moet afstaan aan twee glimlachende vreemden met een groot huis in de Achterhoek – maar (nog) niet begrijpt waarom.

Meer lezen?

Pleegouders zijn hard nodig, maar stoppen er ook vaak mee. Wat zou ze helpen? In Nederland zijn er zo’n duizend pleeggezinnen te weinig om alle kinderen die het nodig hebben te kunnen plaatsen. Elk jaar melden zich nieuwe pleegouders, maar een even grote groep stopt ermee. Waarom? En hoe voorkomen we dat? Op onze redactie praat ik met vijf (pleeg)ouders over het pleegouderschap – en wat ze nodig hebben. Lees het artikel