Familie ben je niet, dat doe je

Lynn Berger
Correspondent Zorg

Door de pleegzorg van een drie dagen oude baby op zich te nemen, ervaart schrijver Sarah Sentilles dat een genetische band geen voorwaarde is voor verwantschap. Ze schreef een boek over het hele proces, inclusief de pijn van het afstaan. Daardoor weet ze nu dat ‘familie’ een werkwoord is.

Toen de Amerikaanse schrijver Sarah Sentilles en haar man Eric een cursus volgden om in aanmerking te komen voor het pleegouderschap, kregen ze de opdracht om een stamboom uit te tekenen. Dat deden ze braaf: ze wilden graag pleegouders worden, dus sprongen ze door elke hoepel die omhoog werd gehouden, en van alle opdrachten was dit nog de minst vreemde.

Toch knaagde er iets: ‘Een boom’, schrijft Sentilles, ‘is een vreemd symbool voor verwantschap.’ Bomen planten zich niet voort door te vertakken, en ze groeien ook niet van kruin tot wortel. Wel kan de metafoor van de boom het gevoel geven ‘dat dit geconstrueerde systeem natuurlijk is, alsof familie onvermijdelijk is, een proces van het doorgeven van genetisch materiaal van de ene generatie aan de volgende, en de volgende, en de volgende.’ 

Maar familie is zoveel meer, kán zoveel meer zijn dan dat: familie ‘komt in alle soorten en maten, zichtbaar en onzichtbaar, verborgen en gemaakt, en gekozen en gevonden’, schrijft ze in Stranger Care: A Memoir of Loving What Isn’t Ours,

In Stranger Care beschrijft Sentilles hoe ze samen met haar man tot de beslissing kwam om pleegouder te worden, het systeem waarin ze toen verzeild raakten, en hoe ze vervolgens een klein jaar voor hun piepjonge pleegdochter mochten zorgen. Het is een prachtig boek over ouderschap, bureaucratie, en wat het betekent om je aan iemand te verbinden – om diegene vervolgens weer te moeten afstaan. En het is dus een boek over familie, en de vele vormen die familie kan aannemen.

Het moederschap als heilige taak én als val

Sentilles (die eerder boeken schreef over en haar man Eric ontmoetten elkaar op de universiteit, waar Sentilles theologie studeerde en Eric sociologie. Ze leidden een avontuurlijk leven, verhuisden een paar keer, studeerden en schreven, en schoven het ouderschap vakkundig voor zich uit. 

Ze stonden er dan ook ambivalent tegenover: Sentilles omdat ze haar hele leven was blootgesteld aan ‘boodschappen in de culturele ether die het moederschap voorstelden als heilig werk én als val’, Eric omdat hij niet begreep waarom je een mens op de wereld zou zetten als mensen druk bezig waren die wereld kapot te maken.

Om de niet al te fraaie wereld van adoptiebureaus te omzeilen zouden ze pleegouders worden

Ze sloten een compromis. Geen nieuw kind maken, maar een huis geven aan een kind dat er al was. Om de niet al te fraaie wereld van adoptiebureaus te omzeilen zouden ze pleegouders worden, liefst van een baby, die ze dan uiteindelijk zouden kunnen adopteren.

Pleegzorg is in principe tijdelijk: het doel is dat een kind na verloop van tijd weer terug kan naar de biologische ouders. Maar soms kan dit niet, bijvoorbeeld omdat de ouders last hebben van verslavingsproblematiek of om andere zaken die niet verenigbaar zijn met verantwoord ouderschap. Zo’n kind, dachten Sentilles en Eric, zou bij hen terechtkunnen: iemand voor wie geen goede zorg beschikbaar was, zorg die zij graag wilden geven.

Het enige probleem is dat je van tevoren niet weet tot welke categorie jouw pleegkind behoort – tot de groep kinderen die uiteindelijk herenigd worden met hun biologische ouders, of tot de – veel kleinere – groep kinderen die mogen blijven.

Kwetsbaarheid die liefde uitlokt

Sentilles is een zorgvuldige aantekeningenmaker met een feilloos oog voor het tragikomische detail. Ze beschrijft de verschillende sociaal werkers die bij haar en Eric over de vloer komen om hen te ‘keuren’, de gemengde signalen die ze van hen krijgen over hun vooruitzichten, de groepsdynamiek tijdens de cursussen. Ze schetst een beeld van een overvraagd en ondergefinancierd pleegzorgsysteem, en laat zien hoe dat systeem vol tegengestelde belangen zit. Want wat het beste is voor de biologische ouders is niet altijd het beste voor het kind, en wat de pleegouders willen is niet altijd wat de biologische ouders willen.

Sentilles en Eric halen hun pleegdochter Coco op in het ziekenhuis als ze drie dagen oud is. En hoewel Sentilles zich van tevoren nog afvroeg of ze wel kon houden van een baby die ze niet zelf had gebaard, verdwijnt die twijfel op slag als ze de baby ontmoet. De kwetsbaarheid van Coco, te vroeg geboren en overgeleverd aan de wereld, maakt in hen allebei de grootst mogelijke liefde wakker, een liefde die Sentilles even scherp als poëtisch omschrijft.

Coco’s moeder Evelyn heeft al een ouder kind dat bij een pleeggezin woont, en de kinderbescherming vindt het niet verantwoord om haar deze baby wel te laten houden. Sentilles en Eric weten waarom dit zo is, maar ze mogen die informatie niet delen. En dat willen ze ook niet: Coco verdient een frisse start, zonder vooroordelen die mensen misschien hebben als ze horen wat er met haar en haar biologische moeder is gebeurd.

Sentilles en Eric nemen Coco mee naar huis, voeden haar, verschonen haar, zien hoe ze zich ontpopt van mysterieuze boreling tot een lachend, spelend, babbelend wezen. Ze raken, hoe kan het ook anders, ontzettend aan haar gehecht. Daarnaast spreken de pleegouders geregeld af met Evelyn en met de sociaal werkers, en ze worden heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop: ze mogen Coco adopteren, denken ze de ene keer. Coco gaat weer bij ons weg, denken ze de keer daarna.

Nu zijn we familie

Sentilles wisselt het feitenrelaas van haar tijd met Coco af met reflecties op verwantschap – elders in het dierenrijk, onder planten en in de geschiedenis.

Een van de meest ontwrichtende vormen van onderdrukking: het scheiden van ouders en kinderen

Struisvogels die hun kop in het zand steken doen dat niet omdat ze ergens bang voor zijn of omdat ze iets niet onder ogen willen zien, rapporteert ze bijvoorbeeld: ze doen het om te eten én ze doen het om hun eieren – die ze in gaten onder de grond hebben verborgen – om te keren. Bomen zorgen voor zowel hun eigen nageslacht als dat van anderen, vogels uit de eerste leg helpen de tweede leg groot te brengen, en in Duitsland nam een vrouw een Syrische vluchteling mee naar huis toen ze zag dat hij geen warme jas had. ‘Nu zijn we familie’, zei ze daarna.

Ook schrijft Sentilles over de geschiedenis van het moederschap. Bijvoorbeeld over de symboliek van Maria en Jezus, maar ook over een van de meest ontwrichtende vormen van onderdrukking: het scheiden van ouders en kinderen. Denk aan jonge Native Americans die uit hun gemeenschappen werden gehaald om in witte gezinnen te worden grootgebracht, aan het scheiden van migrantenouders en hun kinderen bij de grens. Of aan zwarte, tot slaaf gemaakte vrouwen die van hun eigen baby’s werden weggehaald om als min te dienen voor de baby’s van hun witte eigenaren.

De liefde van een vreemdeling

Sentilles en Eric willen hun pleegdochter niet scheiden van haar biologische moeder. Maar ze willen haar ook niet opgeven. Dat klinkt tegenstrijdig en dat is het ook.

Ik spoil niets als ik vertel dat Coco aan het eind van het boek teruggaat naar Evelyn. Dit afscheid zit er vanaf het begin van het boek aan te komen, maar is daarom niet minder triest. De wending die de plot daarna nog neemt zal ik niet verklappen. 

Sentilles en Eric zijn er niet van overtuigd dat deze uitkomst in het voordeel is van Coco, en als lezer kun je daar goed inkomen. Evelyn doet duidelijk haar best, maar soms is je best doen niet genoeg. Of, zoals Sentilles schrijft: ‘Biologie is niet altijd een garantie voor zorg of welzijn of bescherming. Soms is het de liefde van een vreemdeling die ons veilig houdt.’ De pogingen van de pleegouders om Coco terug te halen, pogingen die om bureaucratische en andere nare redenen worden verstoord, zijn hartbrekend. 

Maar de liefde die aan die pogingen ten grondslag ligt, is ontroerend en mooi. De pogingen laten zien dat het waar is wat Sentilles schrijft, in navolging van schrijver dat ‘verwantschap niet iets is wat je bent... Het is iets wat je doet. Het is een praktijk. Het is al de mogelijke manieren waarop het ene menselijke lichaam kwetsbaar kan zijn voor, en afhankelijk van, dat van een ander. Het is alle mogelijke bronnen die een lichaam kan aanwenden om voor een ander te zorgen.’ 

En het is blijvend, zou je daaraan kunnen toevoegen: ook wanneer het ene lichaam niet langer voor het andere kan zorgen, blijft de verwantschap bestaan. De handeling heeft geleid tot iets wat onzichtbaar is, gevonden én gemaakt, en met een open eind.

Lees ook: