De taal beheersen is van levensbelang, zo heeft Rosetta Leiendecker (1959) aan den lijve ondervonden. Werd ze gekort op haar uitkering, omdat ze de brieven van de Sociale Dienst niet begreep. Of stond ze weer met het schaamrood op de kaken voor een loket omdat ze niet de juiste documenten bij zich had. Want ja, de brief waarin dat stond begreep ze niet.

Rosetta is laaggeletterd, heeft ‘moeite met schrijven, lezen en/of rekenen’, zoals de officiële definitie van laaggeletterdheid luidt. In het Haagse stadsdeel Laak, waar ze vandaan komt, Juist daarom is Rosetta’s ambassadeurschap bij de campagne zo belangrijk.

In haar woonkamer vertelt ze erover. Haar viervoeter Saartje loopt breeduit. Haar huisje staat vol met beelden van musjes, een paar katten, twee paardenkoppen en een levensgroot lammetje, gekregen van Martin, de voorganger binnen haar christelijke gemeenschap. 

Rosetta was een leermeisje, maar mocht alleen schoonmaken

‘Ik wilde graag dierenverzorger worden’, zegt Rosetta. ‘Ik was een leermeisje, wilde altijd graag leren. Nu is het te laat.’

Haar ouders konden niet voor haar zorgen, dus bracht Rosetta haar kindertijd door in kloosters, weeshuizen en een pleeggezin, waar ze tot haar dertigste verbleef. Overal waar ze kwam werd ze geestelijk en lichamelijk mishandeld. Van echt leren is nimmer sprake geweest. De onderwijzer haalde haar weleens naar het bord, zodat de gehele klas haar kon uitlachen, want Rosetta kon nog niet schrijven en lezen. Haar pleegouders wilden niet dat ze na de huishoudschool verder studeerde. ‘Ik mocht niet slim worden, zeiden ze, alleen het huis schoonmaken.’

Ze heeft er inmiddels mee leren leven. Wel hoopt ze nog op excuses van de staat. Dat twee jaar geleden het kabinet zijn spijt betuigde aan slachtoffers is haar onbekend. En dat er een kans bestaat dat ze recht heeft op schadevergoeding? Nooit gehoord, zegt ze.

Ze dacht dat school een straf was

Rond 2000 moest ze naar school, ter behoud van haar uitkering. Rosetta dacht dat het een straf was. De eerste twee schoolweken zat ze met de armen over elkaar, eigenlijk ook omdat ze bang was weer uitgelachen te worden. Ze zat dicht bij de deur, zonder lunch, schrift en pen. Na die twee weken zag ze in dat de docenten haar daadwerkelijk kennis wilden bijbrengen en dat iedereen om haar heen moeite had met schrijven en lezen.

Rosetta wist al die tijd niet dat ze laaggeletterd is. Ze wist niet eens dat de term bestond. Ze dacht gewoon, zoals haar altijd was verteld, dat ze dom was. 

Langzaamaan leerde ze schrijven en lezen. Het gaf haar vrijheid en zelfvertrouwen. Zo kon ze nu door Den Haag reizen zonder elke keer te verdwalen, want ze kon de straatnaamborden lezen. Toen een docent vroeg naar deelnemers die taalambassadeur zouden willen worden, stak ze meteen haar vinger op. ‘Dat kan ik’, dacht Rosetta, misschien wel voor het eerst.

Als taalambassadeur checkt ze onder meer of huisartspraktijken laaggeletterdenproof zijn. Ook deelt ze flyers uit, maar wie ‘deftige kleding draagt, zeg maar niet zo goedkope als ik’, zegt ze, ‘krijgt geen flyer, want die is sowieso niet laaggeletterd.’ 

Nooit te oud om iets te leren

Rosetta hoopt mensen, als ze laaggeletterd zijn, over de streep te trekken om naar school te gaan. Vooral zogenaamde NT1’ers, mensen voor wie Nederlands de eerste taal is. Hen bereiken is niet zo gemakkelijk, zegt ze, want ze spreken de taal, waardoor ze hun laaggeletterdheid makkelijk kunnen maskeren. ‘Mensen zeggen dan wel altijd dat ze niet laaggeletterd zijn. Maar als je doorvraagt, geven ze het toch toe. Wel zeggen ze dat ze te oud zijn om te leren. Maar je bent nooit te oud om iets te leren.’

Een andere kerntaak van haar ambassadeurschap: samen met andere ambassadeurs de gemeente adviseren over bijvoorbeeld Ironisch, vindt Rosetta, want voorheen ontweek ze juist de hoge pieten.

‘Schrijf gewoon Nederlands, dacht ik elke keer als ik van de gemeente iets over corona las. Ik begreep gewoon niks, alleen de lidwoorden. Ik kan niet eens meer herhalen welke woorden ze gebruikten.’ 

Of de gemeente hardleers is, vraag ik.

‘Hardleers?’ 

Dat de gemeente niet in makkelijkere taal leert communiceren.

‘Nee, misschien omdat ze het zo op hun school hebben geleerd en de woorden die ze gebruiken voor hen gewoon zijn.’ 

Maar denken ze dan op een gegeven moment niet: o ja, de ambassadeurs zeggen dat we ‘gewoon Nederlands’ moeten schrijven?

‘Ja, maar misschien zijn ze ook hardoors.’

Woorden waar je zo veel mogelijk mensen mee bereikt

‘Het duurt soms gewoon lang voordat het kwartje gaat rollen. Dat is niet erg’, zegt Rosetta. ‘Ik heb ook niet snel leren schrijven en maak nog steeds fouten.’ Inmiddels heeft ze zelfs twee boekjes geschreven, die ze zelf verkoopt – dat was een andere droom van haar.

Het ene boekje gaat over haar jeugd, het andere over haar eerste jaren weer op school. Dat in de boekjes nog veel foutjes staan, is haar nooit opgevallen. Zelfs haar eigen voornaam spelt ze af en toe verkeerd. Tegelijkertijd heeft het wel iets moois, zoals ze zelf schrijft:

‘Nu kon Rosetts als aardig de Nederlands taal schrijven. Het was nog moeilijk met d.t. of met moeilijke woorden. Rosetta gaf niet op. Je maakt altijd wel fouten, ook al heb je goed les gehad, het gaat ook weleens fout.’

Dat er nooit meer laaggeletterden zullen zijn in Nederland, is haar ideaalbeeld. Al zullen er altijd mensen moeite blijven hebben met lezen en schrijven.

De oplossing volgens Rosetta is simpel: ‘Gewoon Nederlands spreken en schrijven’, zegt ze. ‘Sommigen vinden het deftig, stoer en mooi om dure woorden te gebruiken, maar het is juist stoer, een kunst en een gave om woorden te gebruiken waarmee je zo veel mogelijk mensen bereikt.’

Meer lezen?

Een dag uit het leven van een laaggeletterde In Nederland hebben 2,5 miljoen volwassenen grote moeite met lezen, rekenen en schrijven. De overheid doet weinig. Een dag uit het leven van een laaggeletterde. Te lezen én te luisteren. Lees het artikel