‘Ga je mee een broodje döner halen?’ Als je eenzaam bent en merkt het op, dan ga je die vraag vroeg of laat krijgen. Want Dion wil dat niemand zich ooit alleen voelt.

Vanaf zijn derde woonde hij in verschillende pleeggezinnen. Dion: ‘Maar die kwamen er na een paar maanden steeds achter dat ze me er toch niet bij konden gebruiken.’

Tussen zijn vierde en vijfde woonde hij bij een familielid. ‘Ik wil niet in detail vertellen hoe ik daar behandeld werd, maar als een klein kind tijdens het spelen ergens bovenop is geklommen en je merkt dat hij echt heel bang is, echt hoogtevrees heeft, dan moet je hem daar niet vanaf duwen, toch?’ 

En daarna in woongroepen, ‘waar ze alle kinderen behandelen alsof ze potentieel gevaarlijk zijn, waardoor je bijna aan jezelf gaat twijfelen als je een keertje boos wordt. Boos zijn is natuurlijk niet het einde van de wereld, maar als er meteen twee begeleiders met gespreide armen om je heen staan, voelt het wel zo.’

Bij hun ouders konden Dion en zijn broer Milan al jong niet meer wonen, vanwege de trauma’s waarmee zijn moeder worstelt en vanwege de verstandelijke beperking van zijn vader. 

Dion: ‘Je gaat je heel alleen voelen als het niet duidelijk is waar “thuis” is. Na de zoveelste verhuizing werd ik afstandelijk, want waarom zou ik nog investeren? Ik wilde mensen niet meer leren kennen, want ik zou ze toch weer kwijtraken. Het duurt gewoon lang om “jouw” mensen om je heen te verzamelen.’

Zijn mensen om zich heen verzamelen is Dion de afgelopen jaren eindelijk wel gelukt. Dus als hij nu op school ziet dat een andere leerling heel stil is en in een hoekje probeert te kruipen, vraagt hij: ‘Ga je mee een broodje döner halen?’

De kelder van ‘t Zwaluwnest staat vol met speelgoed.

Waarom Dion niet bij zijn moeder kan wonen

Dit is het derde deel van Een intensieve variant op pleegzorg, waarin professionele ouders binnen hun eigen gezin kinderen opvangen die om wat voor reden dan ook niet meer thuis kunnen wonen. Ans (65) en Cor (66) Mulder runnen zo’n gezinshuis in het Gelderse Braamt en Dion is sinds acht jaar een van hun pleegkinderen. Na de pleegouders, het familielid en de woongroep, kwam hij, 9 jaar oud, bij de familie Mulder wonen. 

In sprak ik met Dions moeder, Miranda, die hem moest afstaan. Nu gaat het verhaal verder. Wat gebeurde er na de uithuisplaatsing en hoe groeide kleine Dion (4) uit tot broodje-döner-Dion (17)?

Dion is 3 als hij in de weekenden af en toe al bij een pleeggezin verblijft, om zijn ouders te ontlasten. Zijn moeder Miranda kan zich slecht bewegen vanwege ernstig overgewicht en chronische pijn door haar fibromyalgie. Ze loopt naast fysiek ook mentaal vast. Ze wil haar eigen jeugdtrauma’s – als gevolg van seksueel misbruik en jarenlange pesterijen – niet overdragen op haar kinderen en verstijft volledig in de opvoeding. 

Dions vader Ton heeft een verstandelijke beperking, zijn IQ is vergelijkbaar met dat van een 7 à 8-jarige. Hij herkent de behoeften van zijn kinderen, bijvoorbeeld een schone luier, niet. Hij raakt bovendien snel gefrustreerd wanneer zijn zoons niet naar hem luisteren. Dion: ‘Mijn vader is slim op zijn manier. Hij is een volwassen man en zo ziet hij er ook uit, maar hij denkt als een kind. Dat maakt het lastig om voor je eigen kinderen te zorgen.’

Dus dat deed zijn moeder hoofdzakelijk in haar eentje, zegt Dion. Zij had altijd het gevoel gehad dat ze als kind voor haar eigen ouders moest zorgen, in plaats van andersom. Dat wilde ze haar eigen kinderen besparen. En daardoor klapte ze dicht.

Dion herinnert zich die mentale afstand goed. ‘Mijn moeder kreeg emotieonderdrukkers van de dokter. Op een gegeven moment moest ze ‘s ochtends wel twaalf pillen slikken. We hebben een paar foto’s uit die tijd en op elke foto zit ze er als een zombie bij – dat zegt ze zelf ook hoor, als we ze terugkijken. Opgesloten in haar eigen hoofd. Gelukkig heeft ze op een helder moment om hulp kunnen vragen. Ze wil altijd het beste voor ons.’

‘Gelukkig heeft mijn moeder op een helder moment om hulp kunnen vragen’

En dat was op dat moment: de opvoeding van haar kinderen overdragen aan een ander. Dion woont vanaf zijn vierde ruim twee jaar bij een familielid. Dat lijkt voor Miranda goed te gaan, maar voor Dion allerminst. Dion: ‘Tegenover mijn moeder leek het alsof het prima ging en ik durfde niet te zeggen dat het niet zo was. Dat de eigen kinderen uit het gezin werden voorgetrokken. Dat ik elke ochtend dacht: hoe gaan we dit vandaag nou weer doen? Maar ik zei niks, want mijn moeder had het al moeilijk genoeg.’

Toch is blijven ook geen optie. Dion: ‘Je hoort een kind gewoon niet te slaan, toch?’ En dus zoekt hij een andere manier om zijn onveilige situatie kenbaar te maken. Hij is zeven als hij de klas uitglipt om het tegen de directeur van zijn basisschool te vertellen.

Hij kiest de directeur omdat die Dion kent, maar verder niets te maken heeft met het familielid waar Dion op dat moment bij woont. Dion heeft eerder, ‘toen het een keer heel erg was’, overwogen om aan te bellen bij de buurman. ‘Maar die wist natuurlijk waar ik vandaan kwam – wat als hij me terug zou sturen naar huis?’ 

Dion en Lieke, de kleindochter van Cor en Ans.

Van familie naar woongroep naar gezinshuis

Ik spreek Dion aan de lange eettafel in ‘t Zwaluwnest, zoals heet. Hij is groeispurt-lang en slank, zijn blonde haar wordt rossig als de zon erop valt. Boven het tienertenue van North Face-shirt en spijkerbroek zit een waakzaam, zachtaardig gezicht. Als hij praat over zijn vroege jeugd, houdt hij zijn armen om zich heen geslagen, gekruist over zijn borst, alsof hij de jongere Dion uit het verhaal vasthoudt. 

In de gang hangen tig foto’s van hem, waarop je hem steeds groter ziet worden. Hij heeft boven een kamer, waar hij net huiswerk zat te maken. Hij doet een mbo-opleiding softwaredevelopment en wil later gaan hacken. ‘Legaal hoor, als beveiliger voor bedrijven.’ Hij maakte de website van het nest, maar de eerste betaalde opdracht moet nog komen. Zijn eerste vraag aan mij is dan ook een knipogend: ‘Wat schuift dit interview? Ik heb nog geen werk.’

Terug naar de 7-jarige Dion. De schooldirecteur neemt zijn noodkreet serieus, jeugdbescherming wordt ingeschakeld en Dion wordt voor de tweede keer uit huis geplaatst. Dit keer komt hij terecht in een woongroep van een jeugdzorginstelling. 

De 17-jarige Dion schudt resoluut het hoofd als hij daaraan terugdenkt. ‘Ik zat daar voor niks, ik hoorde daar niet.’ Op de woongroep zitten op dat moment ongeveer acht kinderen en de samenstelling van de groep verandert regelmatig omdat kinderen worden overgeplaatst of opgenomen in een pleeggezin of gezinshuis. Kinderen komen in de groep terecht omdat hun ouders niet voor ze kunnen zorgen, zoals in het geval van Dion, maar soms ook omdat ze zelf ernstige gedragsproblemen vertonen. 

Dion: ‘Op woongroepen wordt iedereen gelijk behandeld. Dat lijkt goed, maar bedenk je eens dat er op een groep altijd wel kinderen tussen zitten die van alles hebben. Van die gevallen gaan ze dan uit. Dus we werden allemaal behandeld alsof we autisme hadden en agressief waren. Wanneer je dan een keer boos wordt, zien ze dat gelijk als dreigement.’ 

Het zorgt ervoor dat Dion zich niet gezien voelt voor wie hij is; het benauwt hem dat zijn gedrag zo strak in de gaten wordt gehouden door de leiding, terwijl hij doorgaans heel rustig is. Dion: ‘Maar een mens wordt ook gewoon weleens boos, toch? Op zo’n groep wordt er dan meteen een begeleider bij gehaald, wat heel intimiderend overkomt. Doe gewoon normaal, zou ik die begeleiders willen meegeven.’

Als Dion tweeënhalf jaar op de groep heeft gezeten, komt er een plekje voor hem vrij in een gezinshuis waar de jeugdzorginstelling van de woongroep mee samenwerkt – ‘t Zwaluwnest van Ans en Cor Mulder. De slogan van hun huis, waar ze in dertig jaar niet minder dan zestien kinderen opvingen, allemaal binnen hun eigen gezin: ‘De kracht van het gewone leven’.

Dion gaat er eerst een nachtje logeren. Dat bevalt aan beide kanten zo goed dat wordt besloten dat hij er mag gaan wonen. Feest, want in het nest zitten op dat moment al twee andere jongens die hij van de woongroep kent. Ook zijn ouders Miranda en Ton zijn meteen enthousiast als ze op bezoek gaan bij het nest; de ruimte, de rust, echt iets voor Dion.

Rust, ruimte en respect

En toch, als Dion eenmaal met zijn tassen op de deurmat staat, ziet hij groen en geel.

Dion: ‘Ik werd in die tijd altijd nog heel ziek van spanning. Moest overgeven als ik iets heel eng vond. En voor de zoveelste keer verhuizen vond ik doodeng. Weer een nieuw huis. Weer naar een nieuwe sportclub. Weer naar een nieuwe school. Ik zag er heel erg tegenop.’ 

De overgang gaat soepeler dan hij had verwacht. De sleutel? Carnaval. Dion: ‘Annelies, dat is de dochter van Ans en Cor, sleepte me op de eerste dag dat ik hier was letterlijk mee de optocht in. Ze pakte me vast en riep: “Heeeeeee jij bent DION! Leuk! Kom!”’

Dion had nog nooit carnaval gevierd, ‘en alles wat ik niet leuk vind op de wereld – veel mensen, herrie – komt daarin samen.’ Maar door het enthousiasme van Annelies voelt hij zich wel meteen onderdeel van het gezin. ‘Ik kon me niet verstoppen, ik kon niet níet meedoen. Ik liep ineens midden in die optocht, wat eigenlijk mijn nachtmerrie was, maar er stonden allemaal mensen om me heen die aardig voor me waren. Ik mocht er meteen bij. Annelies en ik gaan nu nog weleens mountainbiken samen, hier achter in de bossen.’

Natuurlijk is Dion na die carnavalsdag niet meteen helemaal thuis. ‘Het duurde best wel lang voordat ik Ans en Cor helemaal vertrouwde. Maar het helpt dat ze zo voorspelbaar zijn.’ Hij kijkt naar Ans, die ook bij het gesprek zit. Ze heeft aangeboden om de kamer te verlaten en ons wat privacy te geven, maar dat hoefde niet van Dion. Alles wat hij aan mij zou vertellen, zou hij ook aan Ans vertellen. Dion: ‘Dat bedoel ik niet verkeerd hoor, voorspelbaar. Dat vind ik juist heel fijn.’

Ans, Cor en Dion delen een liefde voor hun eigen versie van de drie r’en: rust, ruimte en respect. Toen Ans hem vandaag voor ons gesprek naar beneden riep om te komen praten, vroeg ze: ‘Dion, mogen we even gebruikmaken van jouw tijd? En wil je daar ook koffie bij?’

‘Voor de zoveelste keer verhuizen vond ik doodeng’

Ans zorgt. Dat is wat ze doet, wie ze is, zegt iedereen die ik spreek. Dat heeft afgegeven op Dion. Hij is binnen het gezinshuis een soort nestor geworden. De persoon die elke nieuweling bij de groep probeert te betrekken. ‘Soms lukt het ook niet, hoor. Ik vind ook weleens mensen niet leuk, of gewoon te raar. We hadden een keer een meisje dat… nee, dit kan ik echt niet vertellen... dat was te vreemd.’

Hij laat me beloven dat ik echt geen details zal opschrijven over de andere kinderen die in het gezinshuis wonen. Want nee, soms botert het niet. En zeker, soms vraagt hij zich af wat ze hebben meegemaakt, hoe ze zijn geworden zoals ze zijn. ‘Maar ik wil dat iedereen zich hier veilig voelt, dus ik zal nooit over ze roddelen.’

Rechts: Annelies en Dion tijdens carnaval.

Bewoners komen en gaan

Hoe is het voor Dion om als puber op te groeien tussen allemaal andere pubers, uit andere gezinnen, met andere – vaak net zo turbulente – geschiedenissen?

‘Ik vind het leuk dat er mensen komen en gaan, dat de verhoudingen in huis steeds anders worden. Ik woon hier met twee jongens die ik al kende van de woongroep, dus met hen heb ik sowieso een goede band. Zij snappen precies hoe het is om behandeld te worden alsof je raar bent en hoe fijn het is dat dat hier niet gebeurt.’

Hij pauzeert even, kijkt naar Ans, dan naar mij. ‘En ja, nou ja, ik erger me ook weleens mateloos aan de anderen. Maar het is ook een mooi voorbeeld van hoe ik zelf niet wil zijn. Soms word ik wel brutaal terug trouwens, gewoon om iemand te laten zien hoe ze doen tegen anderen.’

Zo wordt pleegdochter Rosa, die 18 is en ook opgroeide in het nest, af en toe fel. Als dat tegenover Dion zelf is, vindt hij het wel best. Maar valt ze uit tegen hun pleegouders, dan wil Dion nog weleens emotioneel reageren. 

Dion: ‘Ans en Cor voelen als mijn tweede ouders, dus die wil ik beschermen. Als Rosa dan tegen ze uitvalt vind ik dat lastig. Het onrecht, daar kan ik niet tegen.’

Waarom is dat, denkt hij? ‘Dat zit er gewoon in. Misschien is dat met de tijd gekomen, dat ik… je weet wel.’ Ans: ‘Dat je het niet fijn hebt gehad.’ Dion: ‘Ja.’ Voelt het voor Dion alsof hem onrecht is aangedaan? Dion: ‘Hmm. Ja.’

Dat onrecht was niet dat hij bij zijn ouders werd weggehaald. Dat was goed, zegt hij, ook voor de rest van het gezin. ‘Ik kreeg betere zorg en mijn broer ook. Ik spreek hem nu af en toe, de band is wel oké. En m’n ouders kregen door de uithuisplaatsing de tijd om aan zichzelf te werken, dat heeft ze ook goed gedaan.’ Nee, de tijd daarna, daarin schuilt het onrecht, zegt Dion.

De tijd bij het familielid, de woongroep waar hij zichzelf niet kon zijn, de ene nieuwe school na de andere, waar hij vaak in zijn eentje het speelkwartier doorbracht. Maar daar is nu wel genoeg over gezegd, vindt hij meteen daarna. Het ging over puberen, toch? 

Zelf is hij niet vaak fel, wel eigenwijs. ‘Ik heb in alles een eigen wil en een eigen weg. Op school is de opdracht dan: “maak dit en dat”, maar dan wil ik iets toevoegen om te laten zien dat ik het nóg beter kan, ik maak het mezelf graag moeilijk.’ Ans vult aan: ‘Als hij van a naar b moet, gaat hij eerst langs c.’ Dion: ‘Dan zie je nog eens wat.’

Hij zit aan zijn haar, kortgeschoren aan de zijkanten, langer bovenop. ‘Ik ben trouwens wel heel specifiek, vooral over mijn haar. Mijn kapsel was echt erg door corona, maar toen Ans voorstelde om het te millimeteren? Dat hoefde ze niet te proberen. Dan blijf ik liever een maand binnen.’ Uiteindelijk knipte de oudste dochter van Ans en Cor, Marloes (die je in mijn volgende verhaal leert kennen) zijn haar. De ultieme blijk van vertrouwen. Dion: ‘Alleen zij mocht het doen.’

Dion wordt door zowel Ans als Cor, als zijn eigen moeder Miranda, en Annelies en Marloes, de dochters van de familie Mulder, omschreven zoals geen jongen van 17 beschreven wil worden: als een lieverd.

Als Ans hem in zijn schouder knijpt en zegt: ‘Jij bent onze parel’, reageert hij zoals elke puber die in het bijzijn van anderen een compliment krijgt. Mompelend. Maar daarna kijkt hij Ans toch even aan – en grijnst.

De kamer van Dion in ‘t Zwaluwnest.

Superbelangrijk: dat ook Dions ouders dit een goede plek voor hem vinden

Dion woont doordeweeks in het nest in Braamt en brengt om de week een weekend door in Apeldoorn, bij zijn eigen ouders Miranda en Ton. ‘Het is altijd goed om ze te zien. Mijn moeder is veel afgevallen en we gaan nu soms samen fietsen. Maar als ik heel eerlijk ben is het soms ook een beetje saai, want mijn vrienden zijn niet daar.’ 

Vier ouders heeft hij, zo voelt het voor Dion. Soms heeft Dion onenigheid met Cor en dan belt hij zijn moeder Miranda om erover te klagen. Hij weet dat ze alles onderling bespreken, dus klikken is het niet. Het grootste verschil tussen de plekken waar hij eerder verbleef en het gezinshuis, is volgens Dion ‘dat ik weet dat mijn ouders dit goed vinden. Die zien ook dat ik hier veel beter pas dan op de woongroep.’

Veel pleegkinderen kampen met wat binnen de jeugdzorg ‘een dubbele loyaliteit’ wordt genoemd. Ze vragen zich af: waar hoor ik thuis? Verraad ik mijn ouders als ik close word met mijn pleegouders? 

Ook bij Dion speelden deze vragen, maar doordat Ans en Cor en Miranda en Ton zo veel hebben geïnvesteerd in hun onderlinge band, maakt hij zich er niet meer druk om. ‘In de pleeggezinnen en op de woongroepen zat ik zelf niet graag én ik voelde dat mijn ouders me daar ook liever niet hadden. Dus dan voelt het dubbel alsof je er niet thuishoort. Maar ik weet dat mijn ouders Ans en Cor helemaal vertrouwen, en dat ze zien dat ik het hier goed heb, dus ik voel me nergens schuldig over.’ Wat hij nog belangrijker vindt, is dat Cor en Ans zijn ouders goed kennen. ‘Ze zorgen ook voor mijn ouders, zodat ik me daar geen zorgen over hoef te maken.’

Wonen in een gezinshuis is níét zielig

Dion heeft nu twee ‘thuizen’. En het dorpse bevalt hem beter, geeft hij toe. ‘In de stad zijn mensen veel minder met elkaar bezig, het is niet normaal om “goedemorgen” te zeggen tegen iemand die je niet kent daarzo. Rijtjeshuizen, burenruzies, dat heb je hier allemaal niet. Er is altijd wel iets aan de hand daar in Apeldoorn – dan zit de ene weer te snitchen bij de politie en roddelt die andere weer over die-en-die buren. Je hoort alles óver elkaar, maar je kent elkaar niet.’

‘Ik zou willen dat mensen inzien dat kinderen in gezinshuizen normaal zijn’

In het kleine, groene Braamt is hem inmiddels geen gezicht meer onbekend. ‘Dat vind ik fijn, dat je precies weet wat je aan wie hebt. Later ga ik in een hutje op de hei wonen. Niet helemaal alleen hoor, dan nodig ik wel veel mensen uit om langs te komen. Maar dan kan ik zelf kiezen wanneer het druk is en wanneer niet.’

Dion kan slecht tegen chaos. ‘Ik heb last van veel geluiden door elkaar.’ Over een paar jaar, als Dion op zichzelf gaat wonen, stoppen Ans en Cor met hun gezinshuis. Soms ziet Dion uit naar die volgende fase, soms jaagt die hem angst aan. ‘Ik kan het denk ik wel, op mezelf wonen, maar qua gevoel vind ik het nog heel lastig, ik ben bang dat ik me dan weer alleen ga voelen.’

Vooralsnog zien zijn dagen er als volgt uit: school, fietsen, chillen met vrienden. ‘Ik vertel niet tegen iedereen dat ik in een gezinshuis woon, want dan beginnen mensen meteen met een soort medelijden te praten. Ze denken: je ziet je ouders niet, je hebt er geen contact meer mee, och wat zielig, maar zo zit het dus helemaal niet. Ik zou willen dat mensen inzien dat kinderen in gezinshuizen normaal zijn. Ik woon gewoon thuis, maar dan niet bij mijn ouders.’

Lees ook:

Betere jeugdzorg begint bij Cor en Ans, professioneel ouder van zestien pubers De jeugdzorg is in crisis en alleen miljarden euro’s en een nieuw systeem gaan dat oplossen. Maar wat nu alvast zou helpen is: jeugdzorg à la Cor en Ans Mulder, dertig jaar lang professioneel ouder van zestien kinderen. Lees deel 1 Miranda’s gezin kon pas opbloeien toen het uit elkaar werd gehaald Miranda heeft een traumatische jeugd. Als ze zelf moeder wordt, dreigt de geschiedenis zich te herhalen. Ze neemt de zwaarste beslissing van haar leven en zoekt hulp. ‘Er is maar één ding moeilijker dan je kinderen afstaan: accepteren dat dit beter voor ze is.’ Lees deel 2