Beste,

Het Nederlandse weer wordt steeds extremer: de normaal zo kalme Maas zal vaker gaan veranderen in een kolkende rivier. Maar nergens gaat klimaatverandering zo hard als in het Arctisch gebied, en ook daar nemen de extremen toe. 

Spitsbergen, een archipel halverwege tussen Noorwegen en de Noordpool, is hier een uitstekend voorbeeld van. In 1996 leek het nog de ideale locatie voor een zadenbank, die de belangrijkste voedselgewassen moet veiligstellen voor de mensheid. Spitsbergen werd gekozen vanwege de permafrost daar (permanent bevroren grond), zodat de zaden zelfs ingevroren blijven als de stroom uitvalt.

Maar in 2017 verzakten de eerste huizen in Longyearbyen, het stadje waar de zaadbunker staat (en het noordelijkste stadje ter wereld). De permafrost is door de opwarming van het klimaat aan het ontdooien, en veroorzaakt hele aardverschuivingen. De bunker heeft sindsdien last van Er moet regelmatig gepompt worden om de zaadkluis achter in de bunker droog te houden. Het idee dat de zaden ook zonder stroom te allen tijde droog en bevroren zullen blijven, kunnen we voorlopig laten varen.

Net als in Europa is het klimaat op Spitsbergen niet alleen hard aan het opwarmen, de fluctuaties worden ook groter. Afgelopen mei was het weer net zo koud als in 1990. Was de noordelijke ijskap de afgelopen zomers steeds teruggetrokken tot meer dan 300 kilometer van Spitsbergen, op dit moment zit het oostelijke deel van de archipel er ouderwets aan vast.

Aanpassen geblazen

Het vergt een groot aanpassingsvermogen om te leven in een snel veranderend klimaat. In Longyearbyen worden op het moment hele straten afgebroken omdat ze nu op ontdooide, instabiele zandgrond staan. In plaats daarvan wordt er nu gebouwd in de oude bedding van een smeltwaterrivier. Die rivier wordt niet meer erg groot, omdat er minder sneeuw op de heuvels boven het dorp ligt. Toch zijn er ook mensen die zich op hun hoofd krabben, zeker met het afgelopen koude voorjaar. Was dit nu wel de slimste plek? De tijd zal het leren.

Mensen zijn niet de enigen die zich aanpassen: ook dieren bewegen mee. Twee jaar geleden schreef ik over voor wie klimaatverandering nog veel grotere gevolgen heeft dan voor mensen. Op dit moment verblijf ik in een quarantainehotel in Oslo, op weg naar een nieuw avontuur op Spitsbergen.

In Longyearbyen worden op het moment hele straten afgebroken omdat ze nu op ontdooide, instabiele zandgrond staan

Samen met ganzenexpert Jouke Prop, ecoloog en gastonderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen, zijn partner Eva Wolters en nog vier expeditieleden vraag ik me af hoe het Dorthe is vergaan, de ijsbeer die al jarenlang elke zomer dezelfde ganzenkolonie bezoekt als Prop en Wolters. Het is een aanpassing aan de warme zomers die ze van haar moeder heeft geleerd: in plaats van op het krimpende zee-ijs te blijven, struint ze de hele zomer de kust van Spitsbergen af op zoek naar eieren en dode dieren. Het is met haar dikke vacht te warm om achter rendieren of ganzen aan te rennen: ze zou oververhit raken.

Ik kan ook niet wachten om te ontdekken hoe het de brandganzen dit jaar vergaan is. Zijn hun nesten wederom geplunderd door ijsberen? Hebben ze te lijden gehad van het late voorjaar? 

Nog niemand heeft deze zomer de afgelegen ganzenkolonie bezocht die ons reisdoel is. Maarten Loonen, ook ganzenexpert en stationsleider van het Nederlandse poolstation in Ny-Ålesund (het internationale onderzoeksdorpje op Spitsbergen), kon me vertellen dat de lente dit jaar erg laat is, en dat de ganzen daar drie weken later dan in de afgelopen jaren zijn begonnen met broeden. Ze hebben gemiddeld kleine legsels (oftewel, weinig eieren), en veel ganzen hebben het broeden opgegeven, omdat ze te hongerig zijn. Door de vele sneeuw hebben ze niet genoeg vetreserves aan kunnen leggen voor ze begonnen met broeden.

Het is dus spannend wat wij gaan aantreffen. Lopen er ganzenfamilies met nakomelingen over de toendra? Kunnen we aan de resten van de nesten in de kolonie zien of ze zijn uitgekomen, opgegeven door de ouders, dan wel opgepeuzeld door een ijsbeer, poolvos of grote burgemeester (de uit de kluiten gewassen wittere versie van de zilvermeeuw)?

Ganzen zijn klimatologen

De brandganzen die broeden op Spitsbergen, overwinteren in Schotland. In mei vliegen ze over de Barentszzee naar Spitsbergen, via de Noorse kust, waar ze een aantal weken blijven om bij te tanken (ze eten gras). Dat brengt een gevaarlijk dilemma met zich mee: wanneer maken ze de oversteek van 500 kilometer tussen Noorwegen en Spitsbergen? Als ze te vroeg op Spitsbergen aankomen, is de grond nog bedekt met sneeuw, en groeit het gras nog niet. Dan moeten ze interen op hun reserves, en wordt de kans op een succesvolle broedpoging rap kleiner. Komen ze te laat, dan hebben andere ganzen de beste nestplaatsen, of komen hun opgroeiende jongen aan het eind van de zomer juist weer in de knel met de invallende winter.

Het is in Noorwegen niet te voorspellen hoe het weer op Spitsbergen is: de twee weersystemen staan grotendeels los van elkaar. En dus doen de ganzen een gok. Maar niet zomaar een gok. Ze vertrekken op het moment dat het in de afgelopen jaren gemiddeld goed zou zijn geweest. Dat is bijna een maand later dan twintig jaar geleden – zo snel gaat het. Maar deze lente kregen ze, of in elk geval de ganzen rondom Ny-Ålesund, het deksel op hun snavel. Het was een lente zoals die in de jaren negentig nog gebruikelijk was, en ze waren veel te vroeg.

Nu ging het dus niet zo goed, maar desondanks vind ik het fascinerend dat de ganzen blijkbaar in staat zijn om een langetermijntrend te destilleren uit de afgelopen jaren, en op basis daarvan hun keuze te maken. Het gaat daarbij om enorme groepen ganzen, waarvan het merendeel nog niet eens tien jaar leeft. Andere wel, sommige zelfs al meer dan twintig jaar.

Hoe brandganzen dat kunstje flikken, daar heb ik als postdoc aan de Universiteit van St Andrews aan gewerkt voordat ik begon bij De Correspondent, samen met Jouke Prop. Ik ga er de komende maand een stuk over schrijven.

Om dit soort vragen te beantwoorden, is het nodig om individuele ganzen te kunnen herkennen. Dat doen we door ze uit te rusten met een plastic ring met inscriptie om hun poten. Dat is het primaire doel van deze expeditie. Omdat de ganzen na het broeden de veren ruien waarmee ze vliegen, zijn ze dan aan de grond gebonden. Dit is het moment om ze, samen met hun eventuele nageslacht, te vangen. We hopen in twee weken tijd zo’n vierhonderd ganzen te ringen. Áls de ganzen jongen hebben, en het niet al vroeg hebben opgegeven en met de noorderzon vertrokken zijn. Want dan, nou ja, dan weten we dat ook weer.

Wat is wildernis?

Hoe dan ook zal ik genieten van het weerzien met Spitsbergen. Ik ging er voor het eerst heen in 2008, ook met een vangexpeditie. Ik maakte er kennis met ijsberen in het wild, met walrussen, vorkstaartmeeuwen. Maar ook met de prachtigste plantjes. Poolwilgen en dwergberken bedekken als een soort mos de grond, en daartussen vind je minuscule maar waanzinnig mooie bloemetjes zoals Arctische dopheide met zijn verfijnde witte klokjes, of stengelloze silene, ook wel kompasplant genoemd omdat hij in een soort pol groeit, en de kleine paarse bloemen als een kleurig dekentje eerst de zuidkant bedekken.

Auteur en zelfbenoemd ‘botanisch filosoof’ Norbert Peeters publiceerde onlangs over het concept wildernis. Het hele idee ervan is pas zo’n tweehonderd jaar oud. Het waren de romantici die voor het eerst de natuur zonder mensen beschreven als iets wonderschoons, zelfs goddelijks. Het zette me ook aan het denken over Spitsbergen. Want juist de wildheid daar, het gebrek aan mensen, is wat me er aantrekt. 

Echte wildernis bestaat niet meer op aarde. Ook niet op Spitsbergen

Echte wildernis – natuur onaangeraakt door mensen – bestaat niet meer op aarde. Ook niet op Spitsbergen. Menselijke resten vind je er genoeg. Enorme walvisbotten die zijn achtergelaten door walvisvaarders, hutten van trappers uit het begin van de vorige eeuw, de schietkasten die ze tot in de jaren zeventig bouwden om ijsberen te doden.

Een schietkast werkt als volgt: in het achterste gedeelte stel je een geweer op met afgezaagde loop, wijzend door een gat naar het voorste deel. In het voorste deel plaats je een stuk spek, met een ijzerdraad eraan die door een gaatje weer terug loopt naar het achterste deel, en dan via een katrolletje naar de trekker van het geladen geweer. Het voorste deel is open aan de voorkant, zodat een ijsbeer zijn snufferd erin kan steken om het vlees te pakken. Trekt de beer eraan, dan schiet hij zichzelf door zijn kop. Om ijsberen te doden hoef je niet dapper te zijn.

Jouke wees me tussen een paar stenen op een heuveltje aan de kust ook eens letterlijk menselijke resten: een schedel. Het was een graf van de Pomoren, een Russische bevolkingsgroep met een lange geschiedenis als jagers in het Arctisch gebied. Ze leefden misschien al sinds de zestiende eeuw op Spitsbergen – de eerste en enige mensen die er voor de moderne tijd structureel overwinterden. De laatste Pomoren verlieten Spitsbergen in de negentiende eeuw.

Dus nee. Een onbevlekte wildernis is het niet, Spitsbergen. Maar er zijn ook niet veel gebieden op de wereld waar je zo alleen kan zijn. Waar je na een paar dagen steeds meer oog krijgt voor de subtiele communicatie van de natuur. Waar je gaat opmerken dat alle andere dieren jou ook opmerken. Waar je zelf ook eens voelt dat je een dier bent.

Lees-, kijk- en luistertips

Ik was van plan deze keer geen lijstje tips toe te voegen. We hebben onlangs hele lijsten gepubliceerd met de favoriete van alle correspondenten. Maar twee boeken wil ik toch graag aanbevelen voor in de eventuele hangmat:

  • Adam Nicolson is een Britse aristocraat die niet alleen van zeevogels houdt, maar zelf ook een paar eilandjes bezit waar zeevogels broeden: de Shiants, een groepje rotsige eilandjes in de Hebriden. Al zijn hele leven vult hij veel van zijn dagen met vogelliefde. Voor zijn boek heeft hij de meest vooraanstaande wetenschappers gesproken, maar geen wetenschapper zou met zo veel passie over het ongelofelijke leven van zeevogels kunnen schrijven. Voel je ook maar een greintje vogelliefde, dan zul je na het lezen van verkocht zijn aan aalscholvers, papegaaiduikers en albatrossen.
  • Nog een aristocraat, nu een Oostenrijkse: Christiane Ritter. Van 1934 op 1935 overwinterde zij in een trappershut op Spitsbergen en schreef er een fantastisch boek over: Twee jaar geleden is het eindelijk in het Nederlands vertaald. Ze vertelt over sneeuwstormen, de lange poolnacht, maar vooral ook over een ontluikende liefde voor het leven op de toendra. Aanvankelijk mist ze de luxe van het westerse leven, maar op het schip terug naar het vasteland krijgt ze geen hap door haar keel van de vele gangen die haar worden voorgeschoteld. Een Noorse jager die ook terugreist, is de enige die haar begrijpt. Hij werpt haar, zonder iets te zeggen, een afgesneden stuk van zijn zeehondenspek toe. Lees dit boek, en je begrijpt het ook.

Bedankt en tot over een paar weken, als ik terug ben van Spitsbergen!