Op jacht naar wilde zwijnen en het verhaal achter het lokfluitincident

Joris van Casteren
Journalist
Foto's: Niels Stomps (voor De Correspondent)

De Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV) kwam onder vuur te liggen toen begin februari de directeur, Douwe Boersma, met een verboden lokfluit in een Fries weiland werd betrapt. Maandagavond kwamen meer dan honderd jagers bijeen in Laag Soeren voor de jaarlijkse wildzwijntelling. Ik telde mee en informeerde terloops naar de, nog altijd gevoelige, kwestie-Boersma.

Op zaterdag 1 februari van dit jaar is Douwe Boersma (46) uit Amersfoort, directeur van de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV), op bezoek bij zijn vader in het Friese dorp Garyp. ’s Ochtends, het weer is guur, leggen ze hun jachtgeweren in de auto en rijden naar het dorp IJlst, iets ten zuiden van Sneek. Even buiten IJlst, aan de Sudergowei, een gekende ganzentrekroute, parkeren ze de auto in de berm en lopen met de geweren het veld in.

Net als zijn zoon is Johan Boersma (74) een fervent jager. Ze zijn alletwee ook goed in fierljeppen, een Fries gebruik waarbij met een polsstok een zo groot mogelijke afstand overbrugd dient te worden. Vader Johan maakte in 1969 een legendarische sprong van meer dan vijftien meter, zoon Douwe overtrof hem in 2000 met een sprong van bijna achttien meter. Boersma junior zit ook in het bestuur van de Nederlandse Fierljep Bond, waar hij belast is met ‘promotiezaken’.

De mannen dragen gecamoufleerde kleding en zoeken een schuilplek op. Er mogen in het gebied ganzen worden geschoten omdat deze als vraatzuchtig bekend staande dieren flink wat schade zouden veroorzaken aan kwestbare gewassen, en de mannen turen hoopvol naar de hemel. Omdat er geen gans te bekennen is haalt vader Johan een lokfkluit tevoorschijn, waar hij enkele malen krachtig op blaast.

De Boersma’s schrikken als ze de beambten zien naderen en verstoppen de lokfluit schielijk in het riet, zo verklaart een van de beambten later

Het schrille geluid trekt de aandacht van beambten van de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving, die toevallig in het gebied aanwezig zijn. In Friesland is het gebruik van de lokfluit ten strengste verboden − anders dan in andere delen van Nederland − en als de beambten het geluid nogmaals horen weten ze het tweetal te lokaliseren.

De Boersma’s schrikken als ze de beambten zien naderen en verstoppen de lokfluit schielijk in het riet, zo verklaart een van de beambten later. ‘Wij weten niets van een lokfluit,’ zouden ze hebben gezegd. Als een van de beambten het instrument achter een rietpol terug vindt, bekennen de Boersma’s schuld. De ingeschakelde politie maakt proces verbaal op, het Openbaar Ministerie (OM) onderzoekt of de mannen er met een geldboete van afkomen of dat ze voor de rechter dienen te verschijnen.

Het nieuws lekt uit, landelijke kranten maken gewag van het voorval. ‘ De KNJV laat weten dat de regels ‘erg verwarrend’ zijn maar dat ‘de jagers’ hadden moeten weten wat de regels zijn. Douwe Boersma wordt op non-actief gesteld.

De veelzijdigheid van het moderne jagerschap

Benieuwd naar Boersma’s versie van het incident zoek ik de weken erna contact met hem. De man die doorgaans graag in de media verschijnt − verschillende keren trad hij op de voorgrond als jagersbelangen in het geding waren, onder meer in het Amsterdamse debatcentrum De Balie − neemt zijn telefoon niet op en reageert niet op ingesproken berichten en de verschillende mails die ik hem stuur.

Ook de KNJV is klaar met de kwestie. Het duurt ruim een maand voor ik de met communicatie-aangelegenheden belaste medewerkster Janneke Eigeman aan de telefoon krijg. Het is een ongelukkig voorval, zegt ze. Maar niet iets waar te veel aandacht aan besteed zou moeten worden.

Het zou veel interessanter zijn, zegt Eigeman, als ik de veelzijdigheid van het moderne jagerschap eens nader zou belichten. Ze nodigt mij van harte uit om aanwezig te zijn bij de wildzwijntelling, die elk jaar op de Veluwe plaatsvindt, en op grond waarvan de provincie Gelderland vervolgens een zogenoemd afschietbesluit neemt.

Zo komt het dat ik dinsdag 27 mei rond een uur of zes zaal De Harmonie in Laag Soeren binnenloop, waar honderdveertien bij de KNJV aangesloten jagers nadere instructies afwachten van ‘telcoördinator’ Charly Methorst, een in gecamoufleerde bodywarmer gestoken voorman.

Foto: Niels Stomps
Op vijf vrouwen na zijn het mannen, hoofdzakelijk van ver voorbij de middelbare leeftijd. Opmerkelijk veel jagers hebben een snor

Alle jagers in de zaal hebben beige- of donkergroene kleding aan, zwaar schoeisel aan de voeten, een verrekijker om de nek. Sommigen dragen petten, een enkeling een hoedje met een veer. Op vijf vrouwen na zijn het mannen, hoofdzakelijk van ver voorbij de middelbare leeftijd. Opmerkelijk veel jagers hebben een snor.

In het telgebied, het zuidoostelijke deel van de Veluwe, zijn een stuk of zestig obervatieposten, zogenoemde ‘hoogzitters’ of ‘laagzitters’, waarin de jagers paarsgewijs plaatsnemen en tot 22.15 uur moeten uitzien naar zwijnen. De jagers, die niet van zwijnen spreken maar van ‘varkens’, zijn niet blij met de weersomstandigheden: het regent pijpestelen en er is kans op onweer. Als het regent zijn de zwijnen minder geneigd uit hun schuilplaatsen tevoorschijn te komen en, minstens zo vervelend, sommige hoogzitters hebben geen dak.

Methorst maant de zaal tot stilte. ‘We tellen vanavond op 66 plaatsen met 114 dames en heren.’ Als het gaat onweren moeten de jagers in de hoogzitters zelf inschatten of het verantwoord is om te blijven zitten. ‘Die varkens zijn leuk, maar de veiligheid komt eerst.’ Instemmend gemompel.

Met hulp van een computerprogramma hebben Methorst en zijn assistent de namen van de aanwezigen dooreen gehusseld en paargewijs samengevoegd. Dit om te voorkomen dat bevriende jagers uit eenzelfde eenheid, die hopen op een , valse waarnemingen doen.

‘Als je zometeen je naam hoort ga je staan en maak je oogcontact met je partner,’ zegt Methorst. ‘Houd elkaar goed in de gaten want je raakt elkaar straks gemakkelijk kwijt in het gedrang.’

Het afroepen van de namen (‘hoogzit 1: Van Oord en Balkenbaas’, ‘hoogzit 2: Kolenbrander en Knol’) duurt ruim een kwartier. Een zekere Hooiman lijkt er niet te zijn maar blijkt op de wc te zitten. Als de laatste namen zijn afgeroepen staat iedereen op om met zijn of haar partner kennis te maken.

Foto: Niels Stomps

Chuck van de Vlasakker

De KNJV heeft mij aan Chuck van de Vlasakker gekoppeld (54), een vriendelijke man uit Hummelo, een dorp in de Achterhoek, met wie ik eerder al contact had. Van de Vlasakker zei toen dat ik geen deodorant op moest doen (‘dat ruiken de dieren’) en donkere, niet-ritselende kleding aan moest trekken.

In mum van tijd is zaal De Harmonie verlaten. Auto’s worden gestart, in kolonne rijden de jagers Laag Soeren uit. Na een paar kilometer in westelijke richting stuurt Van de Vlasakker zijn terreinwagen de Schaapsallee op, een smalle weg met hoge bomen aan weerszijden. We maken een paar bochten, volgen een hobbelig spoor en parkeren langs een modderig ruiterpad. ‘Zachtjes de deur dichtdoen,’ fluistert Van de Vlasakker.

Hij pakt een emmer met maïskorrels uit de achterbak en sluipt op zijn tenen het bos in. Na een minuut of vijf bereiken we de hoogzit: een zeer krap hok op zo’n tien meter hoogte, te bereiken via een glibberige, steile trap. Terwijl ik het gevaarte inspecteer heeft Van de Vlasakker het eerste zwijn al gesignaleerd. Als ik me omdraai en op een tak ga staan slaat het dier op de vlucht.

‘Verdorie,’ zegt Van de Vlasakker, die niet heeft gezien wat voor zwijn het betrof. Zo stil mogelijk bestijg ik de trap, terwijl Van de Vlasakker maïs in de rondte strooit. Het ruikt muf in de hut, die niet ruimer is dan de achterbank van een kleine auto. Als ik het luik wat verder wil opentrekken, valt het dicht met een harde klap. Van de Vlasakker, zie ik als ik het luik weer omhoogtrek, maakt getergde gebaren. Hij strooit nog wat maïs en komt dan naar boven.

Foto: Niels Stomps

We zitten dicht tegen elkaar aan. Op de vensterbank spreidt hij een formulier uit. Daarop moeten we noteren wat voor soort zwijn we zien. Het kan een ‘keiler’ zijn, een volwassen mannetje. Of een ‘zeug’, een vrouwtje, waarbij aangegeven dient te worden of dat vrouwtje met of zonder biggen is, of eventueel ‘drachtig’.

Verder heb je ‘overlopers’; biggen die het jaar ervoor zijn geboren. En ten slotte gewone biggen, te onderscheiden in ‘biggen bruin/zwart/grijs’ en ‘biggen gestreept’. Dan is er nog de categorie ‘niet aangesproken’, wat betekent dat de teller het dier niet heeft herkend. Met lichte tegenzin zet Van de Vlasakker een streepje in het hokje onder die categorie.

Op fluistertoon vertelt Van de Vlasakker hoe heerlijk hij het vindt in het hok. Vanwege het schitterende uitzicht maar ook vanwege ‘het meditatieve’ waarmee observeren gepaard gaat. Het publiek denkt dat jagers er het liefst de hele dag op losknallen, terwijl er zo veel meer bij komt kijken. ‘Een jager doet ook veel aan natuurverbetering, het aanleggen van houtwalletjes of wildakkers verzorgen.’

Zelf is hij verantwoordelijk voor twee terreinen: het perceel waar we ons nu bevinden en een gebied niet ver van zijn huis. Met de dieren in die gebieden heeft hij een sterke band. Herten, die makkelijker van elkaar zijn te onderscheiden dan fazanten of zwijnen, krijgen zelfs namen. Eentje heette De Kromme, een ander Oortje.

Het publiek denkt dat jagers er het liefst de hele dag op losknallen, terwijl er zo veel meer bij komt kijken. ‘Een jager doet ook aan natuurverbetering’

In 2000 behaalde hij zijn jachtakte. Hij werkte − en nog altijd − in een ziekenhuis in Doetinchem en wilde wat vaker de natuur in. ‘In het ziekenhuis gelden allerlei protocollen. Terwijl ik hier bepaal of ik de trekker overhaal of niet. Dat is een enorme vrijheidsbeleving.’ Het jagen zit hem in het bloed: zijn vader, inmiddels tachtig, is een gedreven valkenier.

Hij weet niet hoeveel hazen, fazanten, konijnen, eenden, ganzen of duiven hij heeft geschoten gedurende zijn carrière. Wat hij aan grofwild schoot weet hij daarentegen nog precies: vijftien herten, vijfentwintig zwijnen en vijftig reeën. ‘Je wilt een mooi schot geven, zodat het dier in één keer dood is.’ Daarvoor moet het dier ‘dwars op de kogel’ staan, dus met de zijkant naar je toe. Je mikt op ‘het blad’, het gedeelte waarachter hart en longen zich bevinden.

Een borrel om het dier te eren

Voor hij aanlegt zet Van de Vlasakker oorbeschermers op, waar de oudere, veelal hardhorige generatie jagers niet aan wil, omdat het geen gezicht zou zijn. Door verouderde regelgeving, in de jaren vijftig opgesteld om het stropers moeilijk te maken, is het gebruik van bijvoorbeeld een geluidsdemper nog altijd verboden.

Terwijl zo’n schot enorm veel lawaai produceert, grote onrust veroorzaakt in het bos − de observatiehut vult zich met kruitdamp en schudt op zijn grondvesten, tot in de verre omtrek schrikken recreanten op − en alle dieren de rest van de jachtpartij onzichtbaar blijven. ‘Dat zou door de wetgever best eens aangepast mogen worden.’

Als hij een groot dier heeft geschoten, wordt er een borrel gedronken, het zogenoemde ‘mummelen’ of ‘dooddrinken’, om het dier te eren

Als hij een groot dier heeft geschoten volgt er een bijzonder ritueel. Collega-jagers komen kijken en er wordt, terwijl ze in een kring rond het kadaver staan, een borrel gedronken, het zogenoemde ‘mummelen’ of ‘dooddrinken’, om het dier te eren. Vervolgens blazen Van de Vlasakker en zijn collega’s een plechtige melodie op hun jachthoorns. ‘Dat is erg belangrijk, doden is niet zomaar iets.’

In de Achterhoek bestaat nog respect voor het jagersambt, anders dan in andere delen van Nederland. ‘Met name in de randstad is de weerstand groot.’ Hij vindt dat hypocriet. ‘Niet zelden is die kritiek afkomstig van mensen die zelf hun vlees bij de kiloknaller halen.’

Het is half acht als een tweede zwijn tevoorschijn komt. Het beest snuffelt aan de grond. ‘Hij vertrouwt het niet helemaal,’ zegt Van de Vlasakker, turend door zijn verrekijker. Het blijkt om een keiler te gaan. ‘Door die natte vacht kun je zijn penseel uitstekend zien.’ Hij geeft mij de verrekijker, inderdaad is het penseel, wat de penis van het dier blijkt te zijn, duidelijk zichtbaar. Als twee houtduiven met wat kabaal opvliegen stuift het dier het bos weer in.

Chuck van de Vlasakker. Foto: Niels Stomps

Op een keer zag Van de Vlasakker door zijn verrekijker twee mensen lopen. ‘Ze waren van het pad af en dat is ten strengte verboden.’ Hij sloop de hut uit en kroop door het hoge gras zo dicht mogelijk naar ze toe. Het zou om een homoseksueel stel kunnen gaan, op zoek naar een beschut liefdesnest. Jagers zijn over het algemeen niet vriendelijk voor deze stelletjes, die er niet voor terugdeinzen om gesloten observatieposten als de onze te benutten voor een ontstuimige vrijpartij.

Deze figuren, het bleek om een man en een vrouw te gaan, bleken echter dierenrechtenactivisten, erop uit om observatieposten te vernielen. ‘Halt,’ riep Van de Vlasakker, die plotseling tevoorschijn sprong. ‘Ik gelast jullie mij te volgen.’ Subiet zette hij het stel het bos uit.

Een paar jaar geleden drong een Veluws zwijn op een boerderij de varkensstal binnen, waar hij een gedomesticeerde zeug besprong. Een van de nakomelingen kwam later in het bos terecht, waar hij door zijn opvallende, gespikkelde vacht − een gevolg van de kruising − door dagjesmensen werd gefotografeerd en de naam Sneeuwvlokje meekreeg.

‘De mensen vonden het schattig maar dat is het helemaal niet,’ zegt Van de Vlasakker. Sneeuwvlokje bedreigde de raszuiverheid van de Veluwse zwijnen, wat uiteindelijk tot verzwakking van de gehele populatie kon leiden.

Een van Van de Vlasakkers collega’s heeft Sneeuwvlokje afgeschoten, wat uit pr-overwegingen niet aan het publiek bekend werd gemaakt

Een van Van de Vlasakkers collega’s heeft Sneeuwvlokje vervolgens afgeschoten, wat uit pr-overwegingen niet aan het publiek bekend werd gemaakt. Als de jagers geen dieren zouden schieten − wat veel Nederlanders graag zouden zien − gaat de populatie er uiteindelijk aan, meent Van de Vlasakker. ‘Er ontstaat hongersnood en er breken ziektes uit.’ Ook zullen er meer dieren onder auto’s belanden of opduiken binnen de bebouwde kom, wat zeker in het geval van wilde zwijnen tot ongewenste situaties kan leiden. ‘Ze kunnen zeer agressief op mensen reageren, met hun slagtanden rijten ze zo je onderbeen open.’

Juist omdat de jacht in Nederland gevoelig ligt kan Van de Vlasakker niet begrijpen dat Douwe Boersma, die hij wel eens heeft gesproken op een jaarvergadering van de KNJV, zo onverstandig is geweest om op pad te gaan met iemand die een lokfluit bij zich had. ‘Dat uitgerekend hij als directeur die stommiteit begaat! Hij had beter moeten weten, ook al zijn veel regels in Nederland erg ondoorgrondelijk. Wij jagers knokken voor een goede naam, het is altijd spitsroeden lopen.’

Om tien voor acht verschijnt een mannelijke overloper. De rest van de avond blijft hij kwispelstaartend scharrelen rond onze observatiepost. Zo tegen tienen hebben Van de Vlasakker en ik een hechte band opgebouwd. Hij vindt het niet erg meer dat ik het luikje liet dichtvallen, al denkt hij wel dat we daardoor uiteindelijk ‘slechts’ drie waarnemingen hebben gedaan. ‘Ik weet dat er veel meer zitten, daar ben ik honderd procent van overtuigd.’

Foto: Niels Stomps

De overloper scharrelt onverstoorbaar voort als we stilletjes het hok afsluiten en de ladder afdalen. Het is donker, de regen is gestopt. Even later start Van de Vlasakker de terreinwagen, door mistflarden rijden we terug naar zaal De Harmonie. Waar het een drukte van jewelste is.

Op hoge toon vertellen de jagers elkaar over hun observaties. Een koppel heeft zestien zwijnen gezien, een ander zelfs vijftig. Charly Methorst telt alle waarnemingen bij elkaar op en komt op een totaal van 379.

Aanstaande dinsdag zal een tweede telling plaatsvinden, waarna de resultaten naar een speciale commissie worden gestuurd die vervolgens Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland een ‘beheerplan’ voor zal leggen. Op grond daarvan wordt het afschietbesluit genomen.

De zaak-Boersma

Aan de bar wordt bier en jenever besteld. Als ik over de zaak-Boersma begin ontsteken sommigen in woede. ‘Het is een grote sukkel,’ roept de een. ‘Hij had moeten zeggen: Pap, doe die fluit weg,’ meent een ander. ‘Want het is koren op de molen voor de Dierenpartij en dat soort losgeslagen elementen.’

De volgende dag bel ik nog eens met Boersma. Zowaar neemt hij de telefoon op. Hij vertelt dat hij na zijn schorsing een kort geding tegen de KNJV aanspande, waarna de schorsing werd opgeheven. ‘Dat was puur om mijn naam te zuiveren.’ Als directeur zal hij niet meer terugkeren.

Wat gebeurde er nu precies, op die regenachtige februarimorgen? ‘Mijn vader en ik zijn dat weiland ingelopen, met geweren en stoeltjes.’ Ze gingen een stukje uit elkaar zitten, Boersma zette oorbeschermers op. ‘Daardoor heb ik niet gehoord dat mijn vader op een lokfluit blies. Ik wist überhaupt niet dat hij die fluit bij zich had.’ Ineens waren de beambten verschenen. ‘Een van hen herkende mij, dat heeft mij denk ik de das omgedaan. Hij zal gedacht hebben: Ha, dat is die directeur.’ Volgens Boersma hebben ze de fluit niet schielijk verstopt. ‘Die is denk ik gewoon op de grond gevallen.’

Boersma’s jachtvergunning is voorlopig opgeschort, net als die van zijn vader. Hij gaat ervan uit dat het Openbaar Ministerie de zaak zal seponeren. ‘Mijn goede naam is al voldoende door het slijk gehaald.’ Het Openbaar Ministerie in Leeuwarden laat weten dat ze nog geen besluit hebben genomen. ‘Belt u over een paar weken nog eens terug.’