Tamar Valkenier zat op de bank bij haar vader, 27 jaar oud, in het Haarlemse huis waar ze was opgegroeid. Haar voet was gebroken met parachutespringen. Met haar been omhoog keek ze naar de klok aan de muur – tik, tok, tik, tok, tik, tok.

Ze had alles wat ze altijd had gewild: fijne vakanties naar verre oorden, een droombaan als recherchepsycholoog bij de Nationale Politie. Het was een goed leven, vol zekerheid. Toch voelde Tamar zich ongemakkelijk.

Telkens als ze haar vader van de trap af zag komen, zag ze een grijze man die zijn hele leven voor dezelfde baas had gewerkt om in dit huis te kunnen wonen en zijn kinderen een warm nest te bieden. Wilde zij ook hard werken om datzelfde cirkeltje weer rond te maken? Zou ze nog veertig jaar doorgaan zoals ze nu deed?

Daar op de bank begon het gevoel op te borrelen: ze kon zo niet verder.

Op een zelfgebouwde fiets door Europa

Als ik afspreek met Tamar, intussen 34 jaar, ben ik een beetje teleurgesteld als ik een huisadres krijg. Ik wil haar spreken omdat ze al zesenhalf jaar een nomadisch bestaan leidt. Dan had ik op zijn minst verwacht dat we een wandeling zouden maken met kameel Einstein, waarmee ze drie maanden door Nederland liep. 

Maar van Einstein had ze een paar dagen eerder afscheid genomen – hij gaat verder als therapiekameel – en de dag na ons interview heeft Tamar een vliegreis naar IJsland gepland. Eigenlijk past het ook wel dat we elkaar nu spreken aan de keukentafel bij haar vader. ‘Want hier is het allemaal begonnen.’

Mijn gesprek met Tamar is onderdeel van een Eerder sprak ik en Waar zij niet kozen voor de onzekerheid, het was hun lot, speelt bij Tamar het tegenovergestelde: haar leven zat vol zekerheden, maar daar wilde ze juist vanaf.

Toen haar voet eenmaal in het loopgips zat, stapte ze bij haar baas het kantoor binnen om te vertellen wat ze besloten had: een jaar onbetaald verlof. Je kunt zes maanden krijgen, meldde hij haar. Tamar liep huilend het kantoor uit en niet veel later nam ze ontslag. ‘Dat was doodeng, die banen liggen niet voor het oprapen. Er was een hele reële kans dat ik daar nooit meer terug kon komen.’

Aanvankelijk gaf Tamar zichzelf een jaar. ‘Dat was dan die ene zekerheid die ik inbouwde. Tegen die tijd heb ik vast gerealiseerd hoe goed ik het heb, dacht ik.’ Ze wijst om zich heen in de keuken. ‘Daar lag een hoop met spullen die ik mee wilde nemen, daar een hoop die hier bleef.’

‘Bel je me als je jezelf hebt gevonden?’

Haar plan was om Europa door te fietsen en verder te gaan naar Singapore. Met hulp van de plaatselijke fietsenmaker – eerst met koffie en croissantjes, later met een biertje – bouwde ze zelf een fiets. ‘Als er straks een spaak kapotgaat in de Himalaya, dan moet ik toch weten hoe je ‘m maakt?’

Op een druilerige ochtend vertrok ze. ‘Ik wist totaal niet wat ik aan het doen was. Ik was helemaal in de war.’ Haar vader zei bij het afscheid: ‘Bel je me als je jezelf hebt gevonden?’ En zwabberend van de bepakking reed ze de straat uit.

Verlamd door alle zekerheid

Je zou het niet zeggen als je haar nu ziet – haar stoere lichaamshouding verraadt haar achtergrond bij de politie – maar Tamar was altijd een angstig persoon. ‘Zelfs als student durfde ik de lift of de bus niet in. Daar kreeg ik het Spaans benauwd van.’

Haar vader kampte ook met angsten. Hij leerde haar dat je ook als je iets niet durft, je het toch kunt doen. Ze ging de angst te lijf, om te bewijzen dat ze heus niet bang was. Dus ging ze parachutespringen, racen op het motorcircuit. ‘Dat waren hele gekke tegenstrijdigheden. Mensen zeggen nu: we vonden je altijd zo stoer.’ Ze lacht. ‘Dat was maar een façade.’

Soms ging vanuit het niks haar hart tekeer, kneep haar keel dicht en begon ze te zweten. ‘Ik dacht dat ik doodging, ik heb maar wat vaak met 112 in mijn hand gezeten. Ik ben weleens in mijn badjas naar mijn vader gelopen.’ Ze zet een paniekerige stem op: ‘Papa, help me, het gaat niet goed.’

Op een reis in Israël met haar vader en broer, Tamar was 25 jaar, kreeg ze last van haar benen. De pijn werd erger, tot ze op straat in Jeruzalem in elkaar stortte en in een rolstoel belandde. In de drie maanden die volgden konden artsen niks vinden, ze was kerngezond. Pas toen haar vader voorstelde om zijn pillen eens te proberen – antidepressiva – begonnen haar spieren zich weer te ontspannen en verdween de pijn. 

Wantrouwen en risico tegemoet

Op het begin van haar fietstocht plande Tamar haar dagen tot in de puntjes. ‘Naar dat bosje wil ik fietsen, als dat niet lukt zit daar nog een camping, daar kan ik boodschappen doen. Ik had een plan A, B, C en D ingebouwd.’ Ze zucht. ‘Ik wist niet dat ik zo neurotisch was.’

Toen ze in België voor het eerst moest aankloppen bij een boer om te vragen of ze op zijn land mocht kamperen, vond ze het doodeng. ‘Die onzekerheid dat hij misschien nee zou zeggen, wat dan? Er is geen bos in de buurt en geen camping. Wat moet ik dan?’

En weggestuurd worden was niet het enige risico. ‘Ik was toen ook wantrouwig. Bij de politie kreeg ik mijn dagelijkse portie moord- en zedenmisdrijven. Ik had een heel zwart mensbeeld, realiseer ik me achteraf.’

Maar de boer zei ja en ook daarna kreeg ze zelden nul op het rekest. Juist omdat het altijd goed afliep, durfde ze haar plannen steeds meer los te laten. Tamar ging steeds dieper de natuur in met haar tent – soms met huilende wolven in de buurt – en piekerde steeds minder over wat er mis kon gaan.

Soms sloeg ze daar een beetje in door. Die ene keer bijvoorbeeld toen ze bij een cokesnuivende man in Milaan in een donker gebouw terechtkwam, dat had ze misschien beter niet moeten doen. Maar ook toen liep het goed af.

Steeds verder weg, steeds minder bang

Lange tijd kon Tamar met haar Nederlandse paspoort probleemloos reizen, tot ze de grenzen van Europa bereikte. ‘Dan heb je opeens te maken met visa, en die hebben een tijdslimiet.’ Ze was intussen in Istanbul terechtgekomen en wilde doorfietsen naar de Himalaya. Maar haar visum zou eerder verlopen dan dat de sneeuw op de passen gesmolten zou zijn.

In Istanbul had Tamar een Amerikaan ontmoet, en ze besloot met hem mee te reizen naar Australië. Daar bleef ze vijftien maanden, tot haar visum ook daar verlopen was en ze het land uit moest. Ze vervolgde haar reis naar Mongolië, waar ze rondtrok met een kameel, een paard en een hond.

Tamar had intussen geleerd om buiten te leven; ze wist wat ze wel en niet kon eten uit de natuur, had leren bijenhouden en paardrijden. Van een fietstocht door Europa had ze het geschopt tot rondreis met een kameel in Mongolië – telkens een stapje verder en telkens iets minder bang. Het jaar dat ze met zichzelf had afgesproken, voor de zekerheid, was al lang en breed overschreden. 

Maar het kroonstuk op haar reis moest nog komen: de expeditie die ze door het Nieuw-Zeelandse hooggebergte maakte met Tien weken lang trokken ze rond – met geweer op de rug – en leefden ze volledig van de natuur. De onzekerheid was groot, met gevaar voor eigen leven: ze trokken door steile bergpassen, waadden door wilde rivieren en raakten ondervoed toen ze dagenlang geen wild schoten.

Van paniekaanvallen heeft ze nooit meer last gehad. ‘Misschien ben ik die angststoornis van vroeger wel dankbaar, dat ik een ingebouwde stem heb die zegt: Nee, Tamar, dat is angst, die kan niet jouw plan bepalen. Dan maar huilend en trillend de berg oplopen. Maar uiteindelijk kom je toch een keer bovenaan. En dan denk je: holy shit, ik heb het gedaan.’

Tamar is heus nog weleens bang, maar ze leerde onderscheid maken tussen ongezonde en gezonde angsten. ‘Natuurlijk ben ik bang als er een beer voor mijn neus staat of als ik bijna in het ravijn kukel. Onzekerheid brengt veel en natuurlijk is dat eng, maar het is aan jou om te bepalen: is het té eng? Is deze angst reëel? Ben ik bereid om risico’s te nemen?’

Haar wantrouwende houding is ze allang kwijt. ‘Ik kies ervoor om de mens te vertrouwen, dat vind ik een veel prettigere manier van leven. Ook een moordenaar moordt niet iedere dag, je hoeft niet per se zijn slachtoffer te zijn. Niet iedereen hoeft als een potentiële verdachte behandeld te worden.’

Wie ben je als je alles hebt opgegeven?

In maart 2020 brak Tamar haar enkel in Mongolië. Vlak voordat de grenzen sloten, de pandemie was net begonnen, vloog ze terug naar huis. Zo belandde ze op dezelfde bank bij haar vader thuis, met het tikken van dezelfde klok, met hetzelfde been in het gips. Zo lag ze na te denken over de afgelopen jaren en begon aan een boek over haar avonturen.

Tijdens haar reis vroegen mensen haar vaak: ‘Wie ben je?’ Een simpele vraag waar ze lange tijd geen antwoord meer op had. ‘Ja, wie ben ik eigenlijk? Ik was recherchepsycholoog of motorrijder geweest, maar ineens was ik niemand meer.’

‘Die zoektocht naar verklaringen, inclusief die over jezelf, is ook wel weer heel menselijk’

Haar reizen hebben haar identiteit opnieuw gevormd. Ze noemt zichzelf ‘fulltime avonturier’, ook de titel van haar boek. Heeft ze zichzelf dan intussen gevonden? ‘Ik heb mezelf aan zo veel onzekere situaties blootgesteld dat ik daarvan veel over mezelf heb geleerd.’

Maar zichzelf gevonden hebben, zover zou ze niet willen gaan. ‘Wat overigens ook weer heel menselijk is, die zoektocht naar verklaringen, inclusief de zoektocht naar jezelf, die volgens mij nooit eindigt. Het leven is een zoektocht die pas eindigt als je dood bent. En zelfs dat is niet zeker.’

Zekerheden kunnen opgeven is ook een privilege

Tegen het eind van ons gesprek moet ik het toch vragen: waar doet ze het van? Hoe betaalt ze dit leven? Ze houdt de kosten laag, legt Tamar uit. ‘Ik slaap buiten, neem geen telefoonabonnement, haal geen kopje afhaalkoffie.’ Een zorg- en reisverzekering heeft ze dan weer wel, voor het geval er iets misgaat. Maar al met al houdt ze haar budget beperkt: in de negen maanden die ze op haar fiets door Europa trok, gaf ze slechts 1.600 euro uit.

Nu haar verhaal als avonturier steeds bekender wordt, geeft ze soms een lezing, wordt ze gevraagd voor gidswerk of krijgt ze van een sponsor outdoorspullen. En Tamar leeft opportunistisch. ‘Naar IJsland vlieg ik alleen omdat ze me daar als gids willen en mijn vlucht betalen.’

Wat ze daar verder gaat doen? ‘Geen idee. Ik weet niet hoe lang ik blijf, of ik terugkom of ergens anders naartoe ga. Misschien word ik wel zwanger in IJsland, weet ik veel. Ik ben ervan gaan houden, die onzekerheid.’

Tamar kán kiezen voor de onzekerheid, bedenk ik me pas na ons gesprek, omdat ze ook bepaalde zekerheden heeft. Ze heeft een Nederlands paspoort waarmee ze naar bijna ieder land ter wereld kan reizen, een gezond lichaam, en een fijne thuisbasis om op terug te vallen. 

Ze beseft dat ze geluk heeft, maar benadrukt ook dat er genoeg mensen zijn die dezelfde voorrechten hebben als zij, maar dat niet zo voelen. ‘We voelen ons vaak gevangen in een web van keuzes die we al dan niet bewust hebben gemaakt. Een maatschappij die ons er telkens aan herinnert wat er mis kan gaan, dat we ons daar wel voor moeten verzekeren en veel minder nadruk legt op wat er allemaal voor moois kan voortvloeien als je de teugels laat

Vlak voor ons gesprek deed Tamar een coronatest voor haar reis naar IJsland. ‘Ik hoop dat je geen corona hebt’, zeg ik bij ons afscheid. ‘Ach, ik hoopte het vanochtend wel een beetje, dan kan ik nog wat langer bij mijn vader blijven.’

Twee dagen later mailt ze me: de test was positief. Zo gaat ineens ook voor Tamar de grens dicht. Deze avonturier kan nergens heen, al is het maar voor heel even.

Op de hoogte blijven van mijn artikelen? Als correspondent Ontcijferen onderzoek ik de getallenwereld. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van wat ik schrijf, hoor en lees. Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief

Meer lezen?

Onzekerheid? Je leven omgooien? Een eitje voor Hristina, die 15 jaar niet wist of ze in Nederland mocht blijven Op haar vijfde vluchtte Hristina Maas met haar ouders uit voormalig Joegoslavië. Pas vijftien jaar later kregen ze een verblijfsvergunning. Die onzekerheid leerde haar: het leven is één groot risico, dus dan kan eentje er ook nog wel bij. Lees het interview met Hristina