Hoe kan iedereen in de samenleving meedoen? Niet met moeilijke woorden
Laaggeletterdheid verdient meer aandacht en laaggeletterden hebben recht op meer, veel meer ruimte in de samenleving, zo zag ik in door Rosetta Leiendecker, die ik onlangs interviewde.
Rosetta heeft veel moeite met schrijven, lezen en rekenen en ze is taalambassadeur. Haar doel: een derde boekje schrijven – nadat ze beter leerde schrijven maakte ze er al twee – waarin ze uitlegt hoe verdomd naar het is om laaggeletterd te zijn in de samenleving.
Haar ambassadeurschap bestaat uit onder andere zoveel mogelijk andere laaggeletterden over de streep trekken om naar school te gaan en de gemeente Den Haag helpen de communicatie over corona laaggeletterdenproof te maken. Dit doet ze vrijwillig, soms krijgt ze voor haar werk een cadeaubon. Ze doet het graag, want ze weet dat haar bijdrage wezenlijk is.
Leiendecker begrijpt vele brieven van de overheid niet en durfde bijvoorbeeld niet aan te kloppen voor hulp bij ‘de hogere mensen, hoge pieten’ van het gemeenteloket. Haar laaggeletterdheid beperkt haar zelfstandigheid.
Haar verdriet en onmacht roerden me en openden mijn ogen.
Wat Rosetta Leiendecker mij deed inzien
Je gaat het pas zien als je het doorhebt, zoals Johan Cruijff ooit zei. Ik zag het, niet zo heel lang geleden, toen ik een column mocht voordragen in mijn eigen buurt, de Haagse Schilderswijk, tijdens een bijeenkomst.
Een bureau had in opdracht van de gemeente onderzocht hoe het kon dat augustus vorig jaar voor de zoveelste keer dagenlang gereld werd in de Schilderswijk en wat de wijk zou kunnen doen om het in de toekomst te voorkomen.
Het onderzoek over de Schilderswijk was dus niet toegankelijk voor de gemiddelde Schilderswijker
Het onderzoek dat ze op die bijeenkomst presenteerden is stevig, de onderzoekers ploeterden tot ze de wortels van de problematiek in de wijk vonden.
Toch vroeg ik mij af: hoe waardevol is dat onderzoek? Tijdens de presentatie door een van de onderzoekers hoorde ik enkele Duitse woorden en ook het onderzoek zelf is niet op zo’n niveau geschreven dat de gemiddelde man of vrouw uit de Schilderswijk het zou kunnen begrijpen. Ook de samenvatting niet. Immers – schrik niet: 34 procent van de volwassenen uit het Haagse stadsdeel Centrum, waar de Schilderswijk onder valt, is laaggeletterd.* Het onderzoek over de Schilderswijk was dus niet toegankelijk voor de gemiddelde Schilderswijker.
Hoe 'inclusief' ben je als je moeilijk praat en schrijft?
In mijn column beklaagde ik, nog altijd onder de indruk van en geïnspireerd door Leiendeckers verhaal, me daarover.
Wij, de zogenaamd hogeropgeleiden, sprak ik uit, doen het al te graag, spreken in jargon, zoeken naar sierlijke woorden, onszelf trachten te overtreffen als het schoonheid der taal betreft. En vervolgens zijn we verbaasd dat er een kloof bestaat tussen bijvoorbeeld politiek en een grote groep Nederlanders: hoe is het in godsnaam toch mogelijk dat die mensen niet meedenken, niet meedoen, zich niet inlezen, terwijl het juist om hun problemen gaat, vragen we ons af vanuit onze ivoren toren.
En zo gaat het vaker, volgens mij.
Ironisch, nietwaar, want in veel gesprekken, interviews, debatten, beleidsprogramma’s, artikelen gaat het juist over hoe organisaties een afspiegeling kunnen zijn van de samenleving en iedereen de ruimte gegeven kan worden om mee te doen – of, zoals dat chic heet: diversiteit en inclusie.
Sterker nog: er worden zelfs handreikingen opgesteld, bijvoorbeeld voor de culturele sector, met als doel een ‘gedekoloniseerde, inclusieve en toegankelijke taal voor iedereen’.* Die handreiking is geschreven in opdracht van Code Diversiteit & Inclusie, dat als missie heeft ‘diversiteit en inclusie binnen de cultuursector te bevorderen’. Want men weet: de taal die wordt gebruikt is belangrijk.
Het streven naar diversiteit en inclusie kenmerkt de huidige tijdsgeest, maar tegelijkertijd worden te vaak, veel te vaak laaggeletterden vergeten. Terwijl dat er zo’n 2,5 miljoen zijn.*
Dat streven naar diversiteit en inclusie is slechts voor de centjes, weinig waard en voor de bühne als er geen oog is voor laaggeletterden, als zij die de taal niet zeer machtig zijn niet ook het podium, een stoel aan tafel, een column en de microfoon krijgen – zonder te verwachten dat ze zelf naar voren kunnen en/of durven te stappen.