Als een dolle was Annelies van school naar huis gerend om haar ouders het goede nieuws te vertellen – ze had een grote rol gekregen in de groepachtmusical! Maar bij thuiskomst hadden pa en ma het al van een ander gehoord. Een pleegbroertje was haar nét voor geweest. 

Nu weet Annelies dat te plaatsen. ‘Een kind dat zo veel heeft meegemaakt is een echte overlever. Daar hoort het opeisen van aandacht bij, positief en negatief.’ Maar toen Annelies twaalf was, was het even slikken geweest. ‘Ik had dat moment graag voor mezelf willen hebben.’

Hoe is het als je ouders pleegkinderen in huis nemen? Marloes (38) en Annelies (35) Mulder weten er alles van. vangen al meer dan dertig jaar kinderen op die niet meer bij hun ouders kunnen wonen. Dat doet het stel binnen het eigen gezin, in het huis waar Marloes en Annelies opgroeiden. Toch duurt het even voordat die inhoudelijk antwoord geven op mijn vraag hoe dat vroeger voor hen was. Hun eerste reactie: ‘Het gaat helemaal niet over ons’, ‘er kwam gewoon een bordje bij aan tafel’ en ‘voor ons is dit normaal.’

Wat ook normaal is: elke maand minstens één verjaardag, kerstdiners met twintig man – met tien verschillende achternamen, heel af en toe eens een joyrijdend pleegbroertje van de weg plukken en ook nu, na ruim dertig jaar omringd te zijn geweest door pleegbroers en -zussen, nog met regelmaat stil worden van de dingen die zij soms zeggen. 

Toen Marloes acht jaar geleden zwanger was van haar eerste kind, zat ze er een knuffel voor te haken met haar moeder. Pleegbroertje Dion zat erbij, keek ernaar en zei verbaasd: ‘De baby is nog niet geboren, maar jullie zijn nu al lief voor haar.’ Logisch, vond Marloes, maar: ‘Je realiseert je op zo’n moment ook dat dat niet voor iedereen zo vanzelfsprekend is.’

‘t Zwaluwnest.

Een gezinshuis: zorg door het hele gezin

Deze zomer schrijf ik een serie over het gezinshuis van Cor en Ans Mulder, de ouders van Marloes en Annelies. Want de manier waarop zij voor hun pleegkinderen zorgen biedt wat mij betreft een weliswaar heel klein en specifiek, maar ook menselijk en hoopvol perspectief voor de noodlijdende Nederlandse jeugdhulp. 

Cor en Ans begonnen in 1990 als pleegouder, in 2001 richtten ze hun gezinshuis op. Dat is een intensieve variant op pleegzorg, waarin ouders met een zorgopleiding professioneel kinderen opvangen en waarin minstens een van die ouders, Ans in dit geval, fulltime thuis is. Omdat ze meerdere kinderen opvangen die vanwege hun trauma’s of gedragsproblemen constante begeleiding kunnen gebruiken. In hun loopbaan als gezinshuisouder vingen ze in totaal zestien kinderen op.

Om het thuis dat Cor en Ans willen bieden te laten slagen, is de medewerking van heel veel andere mensen nodig. Zo leerde je in een vorig deel van deze serie kennen, die zelf niet voor kon zorgen. Hij groeit op bij Cor en Ans, wat goed gaat door de sterke band die zij met Miranda en haar man hebben opgebouwd.

Twee andere vrouwen zijn onontbeerlijk binnen het ecosysteem van ‘t Zwaluwnest (zo heet het gezinshuis, iets met: ‘uitvliegen wanneer je er klaar voor bent’). De dochters van Cor en Ans, die hun ouders altijd hebben gedeeld met tig pleegkinderen: Marloes en Annelies. 

Het werk van hun ouders bepaalt ook hoe hún levens eruitzien. En die ervaring is grofweg in te delen in drie tijdperken: toen ze zelf nog thuis woonden en hun ouders pleegzorg verleenden, toen ze op kamers gingen en hun ouders uitbreidden naar hun gezinshuis, en het heden, waarin de jonge gezinnen van Marloes en Annelies en de ‘Muldersbende’ van hun ouders intensief met elkaar omgaan. 

Marloes en Annelies.

Hoe ‘t Zwaluwnest begint

Nadat hun broertje Laurens (1984) op vijfjarige leeftijd verongelukt in het verkeer, zit hun moeder Ans naar eigen zeggen met een overschot aan liefde. Zij en Cor schrijven zich in als pleegouder. 

In 1990 nemen Cor en Ans hun eerste pleegzoon in huis, dan alleen nog tijdens vakanties en feestdagen. Zes jaar later komt hij permanent bij de familie wonen. Marloes: ‘Dat werd wel met ons besproken, maar dat was meer een verkapte aankondiging. Mijn moeder heeft de gave om vragen te stellen die eigenlijk geen vraag zijn. Dit ging gewoon gebeuren: het zit zo in haar lijf, in haar nieren, om dit te doen.’ 

Annelies is 12 en Marloes is 15 als de jongen van 11 fulltime bij de familie komt wonen. Na een paar jaar vertrekt hij weer. Niet veel later neemt het gezin twee andere broertjes in huis.

Marloes schiet in de lach als ze zich een van de eerste gezamenlijke vakanties herinnert. ‘Mijn pleegbroertje kreeg een woedeaanval in zo’n grote Franse supermarkt.’ Dus terwijl de rest de boodschappen ging afrekenen, nam zij hem alvast mee terug naar de camping en zette hem in de caravan, om af te koelen. Zelf ging ze er op een klapstoel voor zitten, met een boek. ‘Ik heb dezelfde zin wel vijf keer gelezen. Als de ene na de andere kanker-kut-dit-en-dat over de camping schalt, is het lastig concentreren.’

Ik spreek de zussen samen aan de keukentafel van Marloes, in een zonnig huis tussen de fruitvelden rond Tiel. Ze woont er met haar man Joost, dochter Lieke (7) en zoon Jesper (4). Vanaf hun huis is het dik een uur rijden naar het Achterhoekse dorp Braamt, waar het gezinshuis staat en waar Annelies met haar vriend Igor en dochter Ivy (1) in de buurt woont.

Marloes en haar gezin rijden een paar keer per maand op en neer. ‘Voor mij is het een klein stukje, voor papa en mama is het een wereldreis. Het hele leven, ook ons familieleven, speelt zich altijd af rond hun huis. Praktisch is het anders bijna niet te doen – ze zitten met bezoekregelingen, met kinderen die komen en gaan, die je niet makkelijk alleen thuis kunt laten.’

‘Het hele leven, ook ons familieleven, speelt zich altijd af rond hun huis’

Sinds ze zelf moeder is, beziet ze het werk van haar ouders anders, zegt Marloes. Ze kijkt naar zoon Jesper, die na een korte onderhandeling – ‘wil je tv kijken? Paw Patrol? Squla doen?’ – met zijn blokken is gaan spelen. ‘Ik weet niet of ik het nu al zou willen, kinderen opvangen in het huis waar mijn eigen kinderen opgroeien. Ik denk dat het belangrijk is dat ze eerst hun eigen leven hebben kunnen ontwikkelen, zodat ze stevig in hun schoenen staan en tegen de situatie zijn opgewassen. Ik zou bang zijn dat ik ze tekortdoe, hoewel ik nooit heb gevoeld dat wij tekort zijn gedaan.’ 

Hoewel de plaatsingen in huize Mulder in de jaren negentig dus meer worden aangekondigd dan bediscussieerd, betrekken Cor en Ans hun dochters van tevoren als er een nieuw kind komt. Marloes: ‘Ze vertelden ons net genoeg. Waar het kind vandaan kwam, wat de gezinssituatie was. Dan kun je hun soms negatieve gedrag ook beter plaatsen. De woedeuitbarstingen, het liegen, het wantrouwen.’

Annelies vult aan: ‘Hoe jonger je bent, hoe meer indruk die verhalen maken, dus het had veel invloed op ons. En we wisten op heel jonge leeftijd al dat wij echt in onze handjes mochten knijpen met onze eigen situatie, waar onze wieg gestaan had.’ 

De twee broertjes, 9 en 6 jaar oud, die bij het gezin komen wonen als Annelies 14 is, gaan ze eerst bezoeken in, zegt Annelies: ‘een kindertehuis noemen ze het niet meer, hè? Maar een woongroep dan. Daar zat ook een jongetje dat over zijn hele lichaam verbrand was, in een rolstoel. Als je zoiets ziet als kind… Er gaat een hele wereld voor je open. Ik weet zelfs nog hoe dat jongetje heette. Carlos. Ik vroeg: “Mam, kunnen we hem ook niet meenemen?”’

Later breiden Cor en Ans uit en vangen nog meer kinderen tegelijk op. Marloes: ‘Op een gegeven moment wisten we gewoon: er zijn hier nu vier plekken. Als er een kind wegging en die plek vrijkwam, duurde het nooit lang voor die weer gevuld was.’ Ook de problematieken van de kinderen die ze opvangen, worden met de tijd complexer.

Cor en Ans hebben één regel, waar ze nooit van afwijken: dat hun eigen kinderen altijd ouder moeten zijn dan de pleegkinderen. Om geen machtsverschillen in de hand te werken, of slechte invloeden. En ook: omdat ze dan zelf al ervaring hebben met het opvoeden van een kind in die leeftijd. 

Marloes: ‘Annelies, jij hebt het weleens moeilijk gehad, vooral in het begin, toen je in de klas zat met een van de pleegkinderen. Dan zit je toch in elkaars vaarwater, je deelt vriendjes en vriendinnetjes en zoals elke puber heb je dan soms even genoeg van elkaar.’ Annelies beaamt dat, maar zegt meteen daarna: ‘Dat had ik misschien ook gehad met een eigen broertje of zusje.’

En ja, vier extra kinderen in huis, kinderen met allerhande getroubleerde geschiedenissen bovendien, betekent ook, en de zussen zeggen het in koor: ‘Meer regeltjes.’

Annelies: ‘Geen appelmoes voordat je je groente op hebt.’ Marloes: ‘Geen twee toetjes, want dan loopt het uit de hand.’ Annelies: ‘Niet zomaar iets uit de koelkast pakken.’ Marloes: ‘Om acht uur ‘s avonds, stipt, wordt er koffie gedronken. En je vraagt al-tijd of de ander ook wat wil.’

Marloes is in die tijd naar eigen zeggen ‘een rustige puber’, die haar eigen plan trekt en weinig sturing nodig heeft. ‘Maar die kinderen hebben, omdat ze een instabiele achtergrond hebben, juist structuur nodig. Het geeft ze rust om te weten wat ze kunnen verwachten en dat dat elke dag precies hetzelfde is. Dus mag jij de ene dag twee toetjes? Dan mag je er de volgende dag ook wel drie. Je bent steeds maar één stap verwijderd van chaos. Geen twee toetjes, dus.’ Annelies: ‘En geen telefoons in gezelschap.’ Marloes: ‘Inleveren voordat je naar bed gaat.’

Ze vormen een groot, organisch gezin

Ja, ze vinden het mooi wat hun ouders doen. En nee, ze voelen zich niet tekortgedaan. Maar hun verhaal is ook niet puur hosanna, benadrukt Annelies. ‘Mijn ouders doen dit al langer wel dan niet, dus het voelt logisch dat wij meewerken in het gezinshuis, maar het kost ons wel wat. Mama is zo gepassioneerd over wat ze doet, dat ze soms geneigd is om de moeilijke momenten te vergeten. Maar die zijn er wel.’

Zo is er een meisje, ‘die is ook niet zo lang gebleven, het ging niet. Die had fors geweld meegemaakt, misbruik, echt heel nare dingen. En zij sliep niet. Zij sliep gewoon niet. Ze wilde niet naar bed en áls ze er dan eindelijk in lag, kwam ze er ’s nachts keer op keer uit. Ik geloof dat ik toen een jaar zeventien, achttien was. Om het allemaal vol te kunnen houden, gingen we om en om uit bed om dat meisje weer terug in te stoppen.’

Niet lang daarna gaat Annelies uit huis, Marloes woont dan al een tijdje op zichzelf. Beide zussen noemen die periode desondanks intensief. Hun ouders maken de overstap van pleegzorg naar gezinshuiszorg. Er komen kinderen in huis met heftigere problemen. De zussen komen in het weekend vaak thuis en helpen dan automatisch ook mee.

Vaak zijn dat gezellige, onvoorspelbare, drukke weekenden waarin het samengestelde gezin leuke dingen gaat doen – met de hond het bos achter het huis in, mountainbiken, naar een pretpark, barbecueën.

En soms hakken die weekenden erin. Voordat een van hun pleegzusjes moet afzwemmen bijvoorbeeld, rijden Ans en Annelies met haar naar het station. De moeder van het meisje heeft beloofd dat ze zal komen, het pleegzusje kijkt er al weken naar uit. Annelies: ‘Maar haar moeder zat gewoon niet in de trein. Dat gaat echt door merg en been.’

 ‘Ze moeten het ook maar met elkaar doen, maar ze gunnen elkaar, meestal, de wereld’

Tegenover de doffe ellende die ze soms zijdelings meemaken, merken de zussen in die tijd ook dat zij en de pleegkinderen steeds meer een groot, organisch gezin vormen. Marloes: ‘Je leert elkaar zo goed kennen, juist doordat je allemaal al een leven hebt gehad en dan ineens op elkaar bent aangewezen. Dan ga je je in elkaar verdiepen om elkaar te snappen.’ 

Vol bewondering kan ze kijken naar de veerkracht van haar pleegbroertjes en -zusjes en naar de manier waarop ze onderling samenleven. ‘Ze moeten het ook maar met elkaar doen, maar ze gunnen elkaar, meestal, de wereld.’

Is de band met hun pleegbroertjes en pleegzusjes vergelijkbaar met hun onderlinge zussenband? Annelies: ‘Niet helemaal, een dergelijke verbinding kun je ook niet verwachten van kinderen die al zo veel hebben meegemaakt. Dat voelt voor hen te kwetsbaar denk ik, maar dat is uiteraard mijn interpretatie. Maar als iedereen grappige gedichten over elkaar heeft geschreven voor Sinterklaas, levert dat mooie momenten op. We gaan samen naar een vakantiepark, samen een weekend weg, waar we ons zelfgemaakte ganzenbordspel spelen. En we gaan samen op skivakantie.’

De partners van Marloes en Annelies krijgen de ‘Muldersbende’ erbij

En die skivakanties en spelletjeavonden zijn druk, want inmiddels hebben de zussen allebei ook een eigen gezin. Voor de partners van Marloes en Annelies was de ‘Muldersbende’ – inclusief familievakanties, ontelbare verjaardagen en de incidentele chaos in het nest – die ze er gratis bij krijgen, even wennen.

Marloes en haar man hebben één keer een pleegbroertje weg zitten kijken, vertelt ze half lachend, half blozend. ‘We gingen op een avond naar pa en ma om ze te verrassen met het nieuws dat ik zwanger was. Hun eerste kleinkind was op komst!’

De zwangerschap is nog pril, dus ze willen het alleen aan haar ouders vertellen en nog niet aan alle kinderen. Maar momenten waarop de zussen alleen zijn met hun ouders om dit soort gesprekken te voeren, zijn spaarzaam. Cor en Ans hebben net een nieuwe jongen in huis en die gaat maar niet naar bed. Het wordt negen uur, tien… ‘Om elf uur zaten we daar nog steeds maar het was een woensdagavond. We moesten de dag daarna gewoon werken en het was nog ruim een uur rijden naar huis. En toch: we zeiden er niks van, want je wilt niet ingrijpen in hoe zij het huishouden daar runnen. Om half twaalf ging hij eindelijk naar bed. Pa en ma waren heel blij, trouwens.’

Er valt in al die jaren één keer iets voor dat dieper snijdt. Ans vertelde me er al over toen ik bij haar op bezoek was en ook op Marloes zelf maakte het diepe indruk. ‘Ik weet na al die jaren dat de woede die de kinderen soms uiten vaker onmacht is dan wat anders, dat ze een rode waas voor hun ogen krijgen, dat ze soms dingen roepen die ze niet menen. Maar ze kunnen in zo’n bui wel echt dingen roepen waarvan ze wéten dat die je kwetsen. Dus waar vallen ze je op aan? Op je kinderen.’

‘Ik weet nog dat ik toen heel blij was dat mijn man Joost daar niet bij was. Die situatie is de enige reden geweest dat ik ooit drie weken niet bij papa en mama op bezoek ben geweest. Omdat ik daar zo van geschrokken ben. Ik had echt zoiets van: hier wil ik onze kinderen niet aan blootstellen.’

Marloes, Ans en het betreffende pleegkind voeren een paar goede gesprekken en langzaamaan klaart de lucht. Belangrijk, want de pleegkinderen spelen ook een rol in het leven van de jonge kinderen van Marloes en Annelies, die er op die manier een hoop ‘ooms en tantes’ om mee te spelen bij hebben.

Zouden de zussen zelf ooit pleegouder of gezinshuisouder willen worden? Annelies niet; ze heeft een eigen zaak, het past nu niet in haar leven. Marloes ‘heeft er best weleens over getwijfeld, maar mijn man zou dat niet willen. Het is 24/7, het houdt nooit op. Onze kinderen zijn nu nog een stuk jonger dan dat wij waren toen de pleegkinderen kwamen. En ik zou sowieso geen kinderen en pleegkinderen in dezelfde leeftijdscategorie willen. Dan zou ik wachten tot onze kinderen ouder zijn.’

Zoon Jesper (4) heeft bijna heel ons interview braaf zitten spelen, maar begint zich nu toch te roeren. Hij brengt me een tasje van lila papier. Blijkt hij zelf gemaakt te hebben voor moederdag, twee maanden geleden. Marloes mag het niet zien, dus ik moet er onder tafel naar kijken. Marloes: ‘Maar het is toch al moederdag geweest, Jesper? Dus ik heb het al gezien.’ Jesper denkt daar even over na, haalt zijn schouders op en geeft haar het tasje.

Hoe ziet moederdag bij de familie Mulder er eigenlijk uit? Annelies vindt dat een van de bijzonderste dagen. ‘Nu de pleegkinderen wat ouder zijn, zie je steeds vaker dat ze zich geroepen voelen om iets liefs te doen. Ze regelen altijd een cadeautje voor mama, of voor “Ans”, want zo noem ik haar tegenover de kinderen.’

Marloes en Annelies zijn allebei moeder, dan is er hun moeder, dan zijn er de moeders van de vaders van hun kinderen en dan zijn er ook nog de moeders van de pleegkinderen. Marloes: ‘Vroeger was dat wel een dingetje, toen de kinderen nog zo klein waren dat er wat voor moeders geknutseld moest worden op school. Voor wie maak je dan wat? Voor degene die elke dag voor je zorgt, of voor je eigen moeder? Dus er werden vaak twee knutselwerkjes gemaakt.’

De meeste pleegbroertjes en -zusjes zijn inmiddels volwassen en wonen, al dan niet begeleid, op zichzelf. Dion (17) is nu het jongste pleegkind van hun ouders en als hij volwassen is, stopt het gezinshuis.

Dat betekent overigens niet, zegt Annelies, dat ze elkaar dan uit het oog zullen verliezen. ‘Op verjaardagen en met feestdagen zien we iedereen automatisch bij mijn ouders. Dan komen er ook kinderen terug die er allang niet meer wonen. Een van de pleegkinderen ging laatst op kamers in Den Haag, dan gaan we daar even langs. Maar goed, de realiteit is ook: er zijn intussen zo veel kinderen geweest dat je niet alles en iedereen kunt bijhouden.’

En toch, zouden ze bellen, dan zou Annelies laten vallen waar ze mee bezig is om te gaan helpen. ‘Omdat je weet… Ze hebben vaak geen ouders die dit kunnen doen. Ik bedenk me altijd: zij hebben geen eigen steunnetwerk, dus hun noodscenario zullen altijd mijn ouders en wij zijn.’

De samensmelting van de families lijkt de zussen kortom een permanente. Marloes: ‘Iedereen zorgt op zijn eigen manier voor elkaar. De ouders van Dion sparen bij de supermarkt speelgoed voor onze kinderen. Max Verstappen-Lego, hele tassen vol.’

Lees ook:

Dion (17) woont gewoon thuis, maar dan niet bij zijn ouders Dion werd uit huis geplaatst toen hij vier was en verbleef daarna bij familie, in pleeggezinnen en instellingen. Nu woont hij in een gezinshuis: een huis waar ouders professioneel kinderen opvangen, binnen hun eigen gezin. Dat is voor hem, zijn eigen ouders én het gezin een geweldige oplossing. Hoe komt het dat dit zo goed werkt? Lees het interview met Dion terug