Wat doe je als je ecosysteem instort? Ik leerde het op Spitsbergen
Ik kampeerde twee weken op de mensverlaten westkust van Spitsbergen om brandganzen en hun kuikens te vangen voor onderzoek. Er was geen kuiken te bekennen. Dat moet een gevolg zijn van klimaatverandering, die nergens anders op aarde zo snel gaat als hier. Maar wie dacht dat dieren lijdzaam hun lot afwachten, heeft het mis.
Het is maar goed dat je weinig ruikt als het koud is. De zoete, hooiige geur van de ganzenpoep op mijn jas kan ik net onderscheiden, maar niet mijn eigen lichaam. Toch moet mijn lucht behoorlijk kruidig zijn. Volgens mijn horloge is het 2 augustus, dat betekent dat ik nu al bijna twee weken aan het rondsjouwen ben op de toendra van Spitsbergen. Al die tijd in dezelfde kleren, op permanent vochtige rubberlaarzen, soms zwetend van het lopen in wollen trui en regenjas, dan weer rillend van de ijzige noordenwind. Al die tijd op zoek naar brandganzen en hun kuikens. Zonder ook maar één kuiken te vinden.
Brandganzen zijn sierlijke zwart-witte vogels, voor een gans bescheiden in formaat en gedrag. Er broeden er zo’n veertigduizend op Spitsbergen, een vrijwel onbewoonde archipel halverwege Noorwegen en de Noordpool. Ze vliegen daar in de lente vanuit Groot-Brittannië, via de Noorse kust, naartoe.
Ik ben onderdeel van een team Nederlandse ecologen onder leiding van de Groningse ecoloog Jouke Prop, een begrip in de internationale wereld van het ganzenonderzoek. Vele arctische zomers observeerde hij letterlijk hele dagen lang vanuit een schuiltentje individuele brandganzen. Op zijn knieën mat hij de groei van individuele grassprietjes, en ontdekte zo welke delen de vogels precies afknibbelen.
Deze arbeidsintensieve methode lijkt gekkenwerk, maar het is precies wat je moet doen als je het leven van deze vogels wilt begrijpen. Daarom probeert Prop al veertig jaar lang in de ganzenhuid te kruipen. Na al die tijd is hij nu, in de gevleugelde woorden van een Britse collega, ‘half gans, half mens, een van die mythische dieren uit vergeten tijden’.
Om ze op die manier te kunnen onderzoeken, stelt Prop alles in het werk om zijn gewenste soortgenoten zo min mogelijk te verstoren. Maar zelfs hem lukt het niet om de honderden brandganzen in zijn studiegebied individueel te herkennen. En daarom moeten er eens in de vijf jaar, vlak na de broedperiode, zo veel mogelijk gevangen worden. Ze krijgen dan een plastic pootring met inscriptie. Die maakt ze voor de rest van hun leven op afstand herkenbaar.
Dat is dus wat we nu al twee weken in weer en wind aan het doen zijn. Ondertussen hebben we al vijfhonderd volwassen brandganzen gevangen en geringd. Maar na al die tijd hebben we nog geen enkel kuiken gezien. Nul!
Hoe vang je een gans?
Volwassen brandganzen kunnen we alleen vangen omdat ze hun vleugelveren aan het ruien zijn, en enkele weken niet kunnen vliegen. Voor hun veiligheid zijn ze nu aan meertjes gebonden, zodat ze bij elke onbekende beweging het water op kunnen vluchten. Daar zijn ze veilig tegen ongewenst bezoek. Althans, tegen bezoekers die geen opblaaskano’s met zich meetorsen, zoals wij doen.
Eind augustus staat de arctische herfst al voor de deur. Zodra de ganzen weer kunnen vliegen, zullen ze zich verspreiden over de hele toendra op zoek naar de laatste sappige plantjes. Knappe jongen die ze dan nog te pakken krijgt. En dus is er haast bij onze jacht.
Iedere dag lopen we naar een nieuw meertje – steeds iets verder zeulend met de vangspullen. We zijn met zijn zevenen, precies genoeg om de dieren zorgzaam en efficiënt te vangen en te ringen.
Ervaring wijst uit dat de ganzen het rustigst blijven in een pop-upbabytentje
We vangen de op het water dobberende ganzen door ze heel voorzichtig in de goede richting te drijven. Dat wil zeggen, naar de staande netten die we aan de oever hebben opgezet. Die staan in V-vorm, met in de punt een ronde kraal met een deurtje. Als dat deurtje dicht is, met vijftig of meer ganzen in de kraal, begint het zware werk pas.
Eerst brengen we de ganzen per groep van twaalf over in pop-upbabytentjes. De ervaring wijst uit dat de ganzen daarin het rustigst blijven. Daarna haalt teamlid 1, Albert, telkens een gans uit een tentje. Die krijgt van teamlid nummer 2, Chiel, twee pootringen – een kleine van metaal en een gele plastic ring met een inscriptie van drie zwarte letters. Vervolgens bepaalt Jouke het geslacht door in de cloaca te kijken (slechts één keer heb ik hem binnensmonds horen vloeken, nadat een gans hem het vangen betaald zette met een straaltje urine in zijn gezicht).
Dan is nummer 4 aan de beurt, dat ben ik. Ik meet de kop, het onderbeen en de lengte van de handpennen. Vervolgens stop ik de gans in een stoffen zak, die door Mennobart, de volgende deelnemer, aan een weegschaal wordt gehangen om het gewicht te bepalen. Ten slotte laat nummer 6, Simone, de gans los bij het water, terwijl nummer 1 alweer een volgende vogel uit de babytentjes heeft gehaald. Eva Wolters, de partner van Prop en het zevende teamlid, is het drukst. Zij schrijft alle getallen, die non-stop op haar worden afgevuurd, nauwkeurig op. Soms urenlang.
Usual suspect: klimaatverandering
De afgelopen jaren spitst het onderzoek van Prop zich toe op een specifieke broedkolonie op Diabas, een klein eilandje voor de kust van Spitsbergen. Na het broeden verspreiden de ganzen zich over de toendra, op zoek naar voedsel. Prop en Wolters bivakkeren vrijwel elk jaar gedurende twee maanden bij Diabas. Vanuit een uitkijktoren op de kust houden ze daar nauwkeurig bij welke ganzen er broeden en wat daarvan het resultaat is. Daardoor weten we dat goede jaren en slechte jaren bij het leven horen van een brandgans.
Dit jaar is dus rampzalig. Maar Prop is niet van snelle conclusies of grote woorden. Als blijkt dat ook de laatste groepen ganzen in het studiegebied geen enkel kuiken herbergen, vraag ik hem hoe verontrustend dit is. ‘Het gebeurt weleens vaker dat het helemaal misgaat in de kolonie’, zegt hij. ‘Maar dan lopen er altijd nog wel kuikens rond uit andere broedkolonies. Dat er nu helemaal geen kuikens zijn, is uniek.’
Sinds de millenniumwisseling is de start van de lente gemiddeld twee weken naar voren geschoven
‘Hoe komt dat, denk je?’ ‘Te vroeg om te zeggen’, antwoordt Prop. Want het belangrijkste puzzelstukje hebben we nog niet. Door coronarestricties arriveerden we pas eind juli, na het broedseizoen. En we zijn nog niet op het broedeiland zelf geweest voor sporenonderzoek.
Wat we wel weten, is dat dit voorjaar voor de meeste ganzen het koudste van hun leven was. Sinds de millenniumwisseling is de dooi gemiddeld twee weken opgeschoven, naar begin juni. Ja, klimaatopwarming bestaat echt, maar dit was weer een ouderwets jaar op Spitsbergen, en de sneeuw bleef tot half juni liggen.
We vinden op de toendra nauwelijks nesten van kleine rietganzen – een andere ganzensoort die op kleine rotsen verspreid over de toendra broedt. Dat betekent dat er ook in het studiegebied waarschijnlijk nog heel laat sneeuw heeft gelegen.
Als de toendra na aankomst nog steeds bedekt is onder de sneeuw, hebben de ganzen niets te eten en geen plek om een nest te maken. In 1979 verdween de sneeuw pas in juli, en zag Prop dat de ganzen na hun aankomst nog wekenlang moesten wachten met broeden. Een kwestie van overleven op vetreserves, die eigenlijk bedoeld zijn om de broedperiode door te komen. De meeste brandganzen begonnen wel een nest toen de grond eindelijk uit de sneeuw tevoorschijn kwam, maar kozen later toch eieren voor hun geld.
Liever stoppen met broeden en volgend jaar weer proberen dan op het nest blijven zitten en verhongeren. Het zou kunnen dat dat ook dit jaar is gebeurd.
Beren op de weg
Het weer is dus een puzzelstukje dat kan helpen verklaren waarom er geen kuikens zijn. Maar er zijn nog meer puzzelstukjes. Hele grote, witte, levende. En we hebben net een groep ganzen gevangen, wanneer ze over de strandwal komen gezet.
Het zijn er drie. IJsberen. Een moeder met twee jongen van anderhalf jaar oud, aan hun grootte te zien. ‘Lady Gaga’, hoor ik Jouke zeggen.
Lady Gaga kreeg haar naam in 2008, toen ze voor het eerst bij de ganzenkolonie verscheen. Prop kan ijsberen individueel herkennen, door nauwkeurige bestudering van foto’s op littekens en patronen in de vacht. Zo ook deze berin. Lady Gaga draagt bovendien een halsband met satellietzender, omgedaan door onderzoekers van het Norsk Polarinstitutt.
Even lijken de beren naar ons toe te komen. Dat zou vervelend zijn – het protocol schrijft voor dat we de ganzen dan direct moeten loslaten.
Maar nee. In plaats van om het meer heen te lopen langs de oever waaraan wij ons lopendebandwerk willen doen, glijdt Lady Gaga als een amfibievoertuig, zonder vaart te minderen, het water in. Precies op de plek waar we een halfuur geleden nog in opblaaskano’s de ganzen richting de netten manoeuvreerden. Haar kinderen springen erachteraan, en zwemmen al dollend mee. Alsof ze niet in een ijskoud toendrameer zwemmen, maar in een zonnig pierenbadje.
Verbazingwekkend snel bereiken ze de overkant, klimmen uit het meer, en verdwijnen uit het zicht als ze druipend een drooggevallen rivierbedding in lopen. Grofweg in de richting van ons verlaten tentenkamp – een klein uurtje gaans naar het noordwesten over de stenige toendra en door een zompig moeras.
Als we drie uur later alle ganzen hebben afgewerkt en terug zijn gelopen naar het kamp met de netten en kano’s op de rug, zijn de beren alweer verder gelopen. Boven ons hangt een grijs plafond dat het midden houdt tussen mist en wolken. Maar het zicht daaronder is kraakhelder, dus we kunnen ver kijken over de boomloze vlakte. Door de telescoop zie ik op kilometers afstand een rots met twee bewegende, kleine witte figuurtjes. ‘Marvågtjørna’, zegt Jouke, doelend op de rots waar de jonge beren aan het ravotten zijn.
Vermoedelijk zijn de beren ons kamp, beschermd door een hek van schrikdraad, snel voorbijgelopen. Het is onwaarschijnlijk dat Lady Gaga haar ervaring met het schrikdraad vergeten is. Jaren geleden kreeg ze eens een elektrische klap op haar snufferd. Geen levensgevaarlijke klap, maar een berenneus is een heel gevoelig orgaan.
Ganzeneieren als alternatief voor zeehonden
Lady Gaga is één van een groep klimaatvluchtelingen. Sinds het op Spitsbergen deze eeuw ineens veel warmer werd, verdwijnt het ijs op zee in de lente gemiddeld veel eerder en veel verder dan voorheen. Dat verkleint het jachtgebied van ijsberen. Zij zijn traditioneel afhankelijk van het zee-ijs om op zeehonden te jagen.
In de lente van 2004 tekende Prop op hoe er voor het eerst ijsberen achterbleven in zijn studiegebied, in plaats van mee te reizen met het terugtrekkende ijs. Hier leerden ze, misschien per toeval, een nieuwe overlevingsstrategie. Ganzeneieren eten. Heel veel ganzeneieren eten.
Dat beviel blijkbaar, want een aantal beren is dat daarna jaar op jaar blijven doen. Een daarvan was Mette, de moeder van Lady Gaga. En zo werd Gaga geboren in een leven waarin eieren eten normaal was. Ze leerde het van haar moeder als een van de vele jachttechnieken die een ijsbeer nodig heeft. En met succes, want dit is al de derde keer dat ze zelf jongen grootbrengt.
Ganzeneieren zijn een uitkomst voor de beren die ze vinden, maar voor ganzen is de nieuwe eetgewoonte een ramp. Zijn ijsberen ook dit jaar medeverantwoordelijk voor het gebrek aan kuikens? Op een zonnige dag waarop we even uitrusten van het vangen, kanoën Prop en ik naar Diabas. We vinden er de resten van meer dan honderd brandgansnesten, waarvan we de posities opslaan in onze gps-apparaatjes.
‘Typisch predatie’, zegt Prop als ik twijfel over de status van een nest waarin ik flinke stukken van een eierschaal vind. ‘Maar dit dan?’
‘Ik zie geen omgekrulde vliesjes.’ Deze eieren zijn opgegeten, niet uitgekomen.
In sommige jaren wordt bijna de hele kolonie opgerold door omeletlievende ijsberen zoals Lady Gaga
Zo proberen we van elk nest de geschiedenis te bepalen. Uiteindelijk turven we een handvol uitgekomen legsels. Erg weinig dus. Maar we vinden niet alleen eierschalen in nesten: in de luwte van een rots vinden we een paar grote vlaaien van uitgedroogde dunne poep, vol met stukjes eierschaal. Die kunnen alleen afkomstig zijn van een uitrustende ijsbeer, aan de dunne door een dieet van rauwe eieren.
Sinds in 2004 de eerste ijsberen opdoken op Diabas, wordt in sommige jaren bijna de hele kolonie opgerold door omeletlievende ijsberen zoals Lady Gaga. Daardoor is het aantal brandganzen in het gebied aan het afnemen, ook dit jaar weer. Toch waren er tot nu toe elk jaar wel jonge ganzen te vinden. Soms zelfs veel, omdat eieren al uitkwamen voordat de beren in de kolonie arriveerden.
Ganzendilemma’s
Het gebrek aan kuikens moet een combinatie zijn geweest van een ouderwets koud voorjaar en de aanwezigheid van ijsberen. De paar nesten die alsnóg zijn uitgekomen, zijn waarschijnlijk ten prooi gevallen aan meeuwen en poolvossen. Regelmatig komen we dartelende jonge vosjes tegen, rondom hun holen is het bezaaid met afgekloven resten van brandganzen en kleine rietganzen. Voor poolvossen betekenen de zwakke vogels een topjaar.
Brandganzen zouden er waarschijnlijk goed aan doen om eerder te broeden. Ze zouden zo de grootste kans hebben om aan ijsberen te ontsnappen, en het gras (hun voedsel) begint gemiddeld ook al eerder met groeien. Maar dat doen ze niet, zegt Prop. ‘In twintig jaar tijd is de broedperiode maar een paar dagen opgeschoven.’ En dat terwijl de lente nu gemiddeld twee weken eerder begint.
Wat ganzen wel doen: verkassen. En dat begint al tijdens de lentemigratie langs de Noorse kust. De meesten stoppen daar, om gedurende twee tot drie weken als een gek zo veel mogelijk gras te eten en zo de vetreserves op te bouwen die nodig zijn voor de laatste etappe van de trekroute en de broedperiode.
Dat deden ze eerst allemaal in Helgeland, halverwege Noorwegen. Maar in de jaren negentig besloten de eerste ganzen om door te vliegen naar Vesterålen, 300 kilometer verderop in het noorden van het land. Nu, ruim twintig jaar later, doet de meerderheid van alle ganzen dit. En dat is niet voor niets: hoewel de situatie per jaar erg kan verschillen, komen de frisgroene grassprietjes in de laatste twintig jaar gemiddeld net tevoorschijn als de ganzen arriveren. Terwijl het gras in Helgeland dan al veel ouder is, en daardoor moeilijker te verteren.
Beter verlies je een paar keer je jongen aan een ijsbeer dan zelf het loodje te leggen door een gebrek aan eten
In plaats van eerder te vertrekken naar Spitsbergen in reactie op de klimaatopwarming, hebben de ganzen er dus voor gekozen om noordelijker te tanken. Maar het gevolg daarvan is dat ze ‘in het nieuwe normaal’ op Spitsbergen eigenlijk te laat zijn voor de optimale broedperiode, omdat de lente daar ook eerder begint. Door de ene aanpassing sluiten de ganzen een andere uit.
Het is een gok, die dit jaar goed heeft uitgepakt. Als de ganzen twee weken eerder waren gearriveerd, dan waren ze nu misschien massaal verhongerd. Brandganzen leven lang, soms wel vijfentwintig jaar. Heel wat kansen om kuikens groot te brengen. Beter verlies je een paar keer je kroost aan een ijsbeer dan dat je bij een toevallige late lente zelf het loodje legt wegens een gebrek aan eten.
Want niet alleen neemt de gemiddelde temperatuur toe op Spitsbergen, ook de extremen nemen toe. En dat maakt het leven voor ganzen en andere dieren extra onzeker. Wanneer vertrek ik naar Spitsbergen? Waar begin ik een nest? Het zijn vragen die elke volwassen gans ieder jaar moet beantwoorden, anticiperend op wat komen gaat.
De bewoonde wereld
Aan het eind van de expeditie hebben we meer dan vijfhonderd volwassen ganzen geringd, en worden we opgehaald door een schip. Het zet ons na acht uur varen af in Longyearbyen, het Noorse dorp op Spitsbergen met reisverbinding naar het zuiden. Ineens zijn overal weer andere mensen. En inmiddels kan ik mezelf ook weer ruiken. Niet goed.
Terwijl we uitrusten, vangspullen schoonmaken en warme, droge, zachte, heerlijk ruikende sokken kopen, komen we grote groepen brandganzen tegen. Mét jongen!
Deze ganzen hebben dus ergens gebroed waar de sneeuw vroeg weg was, én waar geen ijsberen waren. Maar waar? Van ver kunnen ze niet komen, met al die kuikens.
Sinds jaar en dag broeden er enkele brandganzen op de kliffen boven het dorp. Het lijkt erop dat het er nu meer zijn dan voorheen, en dat de succesvolle dieren die we zien daar vandaan komen. Die ganzen hebben, in elk geval dit jaar, een wijs besluit genomen. En daar, ergens rechts in die grote groep, lopen twee volwassen ganzen met een gele ring. Inscripties: FN en VJ. ‘Die hebben we in 2015 geringd’, zegt Prop. ‘Die komen van Diabas.’ Deze ganzen zijn het helemaal anders gaan doen. En dat heeft goed uitgepakt.
Hoe de dans tussen het klimaat, ijsberen en ganzen in de toekomst zal verlopen, we weten het niet. Maar twee dingen weten we wel. Het arctische ecosysteem zoals we het kennen verdwijnt. En brandganzen zullen zich aanpassen, zo goed en zo kwaad als het gaat.