Kijken: Dit uitvaartcentrum moest een plek worden waar iedereen op z’n eigen manier afscheid kan nemen
Amsterdam-Zuidoost telt zo’n 190 culturen, maar als je er overlijdt kun je er niet altijd naar eigen culturele gebruiken begraven of gecremeerd worden. Dood in de Bijlmer volgt een uitvaartmanager die daar verandering in wilde brengen door een multicultureel rouwcentrum te openen. De documentaire is tot en met 15 oktober te zien op De Correspondent.
‘Echt wat voor mij hoor, jongens.’ Anita van Loon zit gehurkt bij een doodskist. Er klinkt sarcasme in haar stem. Daarna lacht ze onzeker.
In de kist ligt een pop: dit is een ‘uitvaartoefening’, zoals ze het zelf noemt. Anita rolt vijf balletjes van rijstmeel, honing, melk, boter, suiker en sesamzaad. De vijf pindhs symboliseren voor hindoes de vijf elementen – water, vuur, aarde, lucht en ether – die het lichaam terugbrengen naar de oerbron. ‘Draaien met de rechterhand?’ vraagt Anita aan de priester die haar helpt. Ze draagt hetzelfde witte gewaad als hij. ‘En dat moet ik dan zo rollen?’
Het is een scène uit de documentaire Dood in de Bijlmer van regisseur Paul Sin Nam Rigter, die we een week lang mogen vertonen op De Correspondent. Het hierboven beschreven fragment, en ook andere scènes, zijn doorspekt met Anita’s ongemak, maar ook met haar wil om rouw in culturen die niet de hare zijn, toch te begrijpen.
Tientallen rouwrituelen onder één dak
Rigters filmploeg volgde Anita terwijl ze zich de afgelopen zes jaar onderdompelde in verschillende culturele rouwrituelen in Amsterdam-Zuidoost. Zo bereidde de 62-jarige uitvaartmanager zich voor op de bouw van een splinternieuw multicultureel afscheidscentrum, op een braakliggend terrein van een vierkante kilometer, pal achter station Bijlmer ArenA.
Anita sprak, in dienst van uitvaartverzorger Yarden, met de Antilliaanse gemeenschap, de Ghanese. Ze zat om de keukentafel met moslims, christenen, aanhangers van het soefisme. Ze belandde in een oude hindoetempel in een vervallen, afgelegen boerderij net buiten Amstelveen. Ze deed oproepjes op de Surinaamse radio: ga met me in gesprek over cultuurverschillen en hoe die te overbruggen.
De camera’s legden stampvolle bijeenkomsten vast met verschillende bevolkingsgroepen uit het stadsdeel. Een vrouw vertelt Anita dat ruime wc’s ‘heel erg nodig’ zijn. ‘Als je naar onze maten kijkt, en naar onze kleding, zul je snappen dat we niet in zo’n klein hokje willen.’
‘Typisch iets dat je vergeet, hè’, klinkt het niet veel later uit de mond van een directielid van Yarden. Hij zit met andere directieleden (bijna allemaal in pak) en Anita aan de ovaalvormige vergadertafel. Het contrast tussen de afscheidsrituelen waar Anita mee te maken krijgt, die bol staan van liefde, en deze zakelijkheid, is voelbaar zonder dat het benoemd wordt.
Met Anita blik ik terug op de documentaire, die in november 2020 werd uitgeroepen tot beste Nederlandse documentaire op het IDFA. In de vier jaar dat ik over rouw schrijf, leerde ik dat rouw tussen gezinsleden, partners of vrienden al enorm kan verschillen. Dus ik vraag me af: hoe breng je veel grotere, cultureel bepaalde verschillen in rouwrituelen samen onder één dak?
De dood rouwen én vieren
We zitten in de verder lege aula van het inmiddels in gebruik genomen rouwcentrum. De zaal is ruim: vooral bij de Surinaamse en Ghanese gemeenschap zijn vaak honderden mensen aanwezig. ‘Vooraf weet niemand hoeveel bezoekers er komen, want het aantal verzonden rouwkaarten is niet de leidraad: de uitnodiging wordt verder van mond tot mond verspreid. En weet je wat ze dan doen?’ Anita glimlacht. ‘Ze halen honderd flessen drank en plastic bekertjes. Ik denk dan: plástic bekers, op een úítvaart? Interesseert ze niets. Mooi.’
Ze vervolgt: ‘Ik wilde onderdeel zijn van de culturen die zich in dit centrum welkom moesten voelen. Iemand zei: “Je kunt in de Bijlmer geboren worden, opgroeien en doodgaan, maar je kan hier niet altijd begraven worden of gecremeerd.” Uitvaarten werden hier in buurthuizen gehouden, gymzaaltjes, zelfs in een parkeergarage. Mensen weten vaak niet zo goed waar ze terechtkunnen.’ Ze lacht: ‘Lekker brandveilig, met al die vuurrituelen van de hindoes.’
Anita wilde niet iets ‘op z’n Yardens’ neerzetten zoals er al tientallen rouwcentra zijn: dertien in een dozijn. ‘En dan zit je dus ineens als witte vrouw, uit Goeree-Overflakkee notabene, zwáár gereformeerd, met je handen in zo’n prutje van die deegballetjes te draaien.’
Over die scène zegt ze: ‘Als ik ongemakkelijk word, ga ik lachen. Maar ik heb geleerd dat je dingen ongemakkelijk kunt vinden, en er tegelijkertijd respect voor kunt hebben.’
Er zijn veel mensen die elkaars cultuur niet begrijpen. Maar er is een verschil tussen iets niet snappen, en erover oordelen
‘Ik zag dat de verschillen in rouw immens zijn.’ Dat leerde ze vooral door haar eigen verlies: haar vader overleed in 2015. ‘Bij zijn uitvaart zaten we ons allemaal, gekleed in donkere kleuren, in te houden. Ons vréselijk in te houden.’ Ook daar mocht documentairemaker Rigter bij zijn. De nabestaanden zitten rechtop, er zijn hoogstens een paar subtiele tranen, niet te groots, niet te uitzinnig, er is weinig lijfelijk contact.
De week erna was Anita bij een uitvaart van een Ghanese man. In de documentaire is te zien (en te horen) hoe zijn zus het uitschreeuwt. Haar gezicht is betraand en bezweet. ‘Broer, ik heb niemand meer, oh broer, voor wie laat je je kinderen achter? Behouden reis, broer.’ Na het afscheid gaat de vrouw lachend op in een dansende menigte.
‘Als ik dat stukje terugkijk, voel ik weer die eenzaamheid die ik ook voelde tijdens mijn vaders uitvaart. Het had me zo getroost als het bij mijn vader ook wat losser was geweest.’ Door allerlei verschillende manieren om te rouwen van dichtbij mee te maken, leerde ze ‘de dood niet alleen te betreuren, maar ook te vieren. En laten komen, die tranen, niet wegvegen.’
‘En weet je wat ik nu ook weet? Er zijn veel mensen die elkaars cultuur niet begrijpen. Maar er is een verschil tussen iets niet snappen, en erover oordelen. Ik snap dingen niet, maar ik oordeel niet. Dit rouwcentrum moest een oordeelloze plek worden om te rouwen. Het moest’ – ze denkt even na – ‘een handreiking worden.’
Een rouwcentrum voor alle culturen is een utopie
Na jarenlang gesoebat over financiën kwam het centrum er. Anita vraagt zich meerdere malen in de documentaire af: wíl de gemeente, de directie van Yarden, dit afscheidscentrum wel? Waarom duurt het zo lang?
Na de bouw vertrok ze en werd ze directeur van Uitvaartstichting Hilversum. ‘Zo’n tent runnen is niets voor mij, ik ben niet zakelijk genoeg.’
Is het rouwcentrum geworden wat ze voor ogen had?
Ze tuit haar lippen. Denkt na. De Bijlmer heeft 190 culturen en die zijn niet allemaal vertegenwoordigd hier, weet ze. ‘Dat is een utopie.’
Eigenlijk is het ook ‘een rotvraag’. Want Anita hád niets voor ogen. Dus hoe kan ze dan zeggen of het is gelukt?
‘Het mooiste is dat mensen hier blijven leren van elkaars rouwrituelen. Een collega die hier werkte, een Nederlandse man zonder migratieachtergrond, overleed jong. Hij werd door Surinaamse kistdragers naar zijn graf gebracht, die springen met kist en al van links naar rechts, van voor naar achter, om kwade geesten op een dwaalspoor te brengen. Vlak voor zijn dood had die collega uitgesproken dat hij dat wilde. En ik zag tijdens zijn uitvaart hoe al dansend een kloof werd gedicht.’