Vanaf dit jaar op alle scholen: wiskunde, Engels en wees geen homofobe racist
Wetten maken de samenleving. Daarom vragen we politici: wat is je lievelingswet? Vandaag: Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks), over een wetswijziging die er sinds dit schooljaar voor moet zorgen dat gelijkwaardigheid tussen alle mensen op álle scholen wordt onderwezen.
‘Religie hoort niet thuis op onze scholen.’
Het duurt volgens Lisa Westerveld, Tweede Kamerlid voor GroenLinks, nooit lang voor iemand dit zegt in een discussie over bijzonder onderwijs. ‘Omdat dat soort onderwijs ongelijkheid tussen mensen in stand zou kunnen houden. Bijvoorbeeld als op een reformatorische school wordt onderwezen dat homoseksualiteit slecht is. De volgende conclusie is dan vaak: de overheid zou over de inhoud van het onderwijs moeten gaan.’
Maar volgens Westerveld is het een illusie om te denken dat onderwijs daar automatisch neutraal en gelijkwaardig van zou worden. ‘Staatsonderwijs betekent namelijk ook dat de inhoud afhangt van welke regering er op dat moment zit. Moet dan na elke verkiezing ook alle lesmateriaal weer op de schop?’ Ze knikt naar me. ‘En wil jij nog steeds staatsonderwijs als Forum voor Democratie bepaalt wat je kind op school leert?’
Ze vraagt het me terwijl ze speelt met de regenboogkleurige bloemenketting om haar nek.
We zitten op een zonnig terras in haar woonplaats Nijmegen, waar ze net Roze Woensdag heeft bezocht. Ze stond er bij een kraam van SchoolsOUT, een organisatie die scholen ondersteunt in het creëren van een veilige omgeving voor lhbti-leerlingen. De doelen volgens de website van de organisatie: ‘1: Leerlingen en medewerkers op een school weten dat er naast heteroseksuele vrouwen en mannen ook lhbtiq+ mensen zijn. 2: Ze vinden dit okee.’*
Maar de regenboogketting had Westerveld ook kunnen dragen om haar punt tijdens ons gesprek te benadrukken. Want we hebben het over haar favoriete wet. En die gaat over precies hetzelfde als de paarse SchoolsOUT-posters die uit haar tas steken: dat we elkaar in Nederland behandelen als gelijken. Westerveld: ‘Het is daarin onmisbaar om kinderen al vroeg te onderwijzen over gelijkwaardigheid en emancipatie voor alle bevolkingsgroepen. Daar begin je ook met het creëren van gelijke kansen.’
Steeds verder aanscherpen
Er was al een wet die hier min of meer voor moest zorgen, de wet voor burgerschapsonderwijs uit 2006. Die schrijft voor dat kinderen in het voortgezet onderwijs, naast vaardigheden als Nederlands, wiskunde en geschiedenis, ook moeten leren ‘hoe ze zich in de samenleving kunnen manifesteren als burger’.
Klinkt goed, maar ook vaag. In 2018 scherpte minister Arie Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) de wet daarom aan. Scholen kregen daarmee voor het eerst een concrete opdracht: leerlingen die hun middelbare school afronden, moeten voldoende kennis hebben van de democratische rechtsstaat; wat dat is, hoe het werkt en welke rol zij er zelf in spelen.
Belangrijk, maar nog steeds te vrijblijvend, vond Westerveld. Zij en collega’s Peter Kwint (SP) en Kirsten van den Hul (PvdA) zagen in deze wet een kans om álle scholen, ongeacht vanuit welke levensbeschouwing die opereren, te verplichten meer aandacht te besteden aan de gelijke behandeling van iedereen.
Dus schreven de Kamerleden een aanvulling (of: amendement) op de burgerschapswet, die luidt dat alle scholen verplicht zijn tot ‘het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid alsmede de waarde dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden’.*
Daarnaast scherpt deze wetswijziging de formulering van de huidige burgerschapswet verder aan. Boven op de opdracht over gelijkwaardigheid wordt nu specifieker benoemd wat goed burgerschap inhoudt en hoe je er toezicht op kunt houden dat docenten dit ook echt onderwijzen. Het amendement werd in augustus dit jaar, bij aanvang van het schooljaar, van kracht.
Leuk maar ondankbaar werk
Ik spreek Westerveld een paar weken daarvoor, in juli. Het is half toevallig dat we elkaar juist op Roze Woensdag spreken; onze vorige afspraak moesten we verzetten vanwege een spoeddebat over corona. De hele Tweede Kamer moest ervoor terugkomen van vakantie.
Westerveld was zelf niet in het buitenland, ze was eigenlijk niet eens echt met reces. ‘Te veel te doen.’ Het aantal zetels van GroenLinks halveerde bij de laatste verkiezingen, dus haar portefeuille verdubbelde.
Naast de thema’s die ze sinds haar aantreden in de Kamer in 2017 onder haar hoede had – onderwijs, jeugdzorg, kinderopvang, media en sport – kreeg ze er ‘alles wat gaat over emancipatie, cultuur en discriminatie’ bij. En ze werd woordvoerder van een deel van Volksgezondheid, waar ook corona onder valt.
Er zit veel tijd, moeite en nuance in het maken van wetten, maar het gesprek in de media wordt gedomineerd door sappige uitspraken
Daarom, zegt Westerveld, is het even omschakelen dat we vandaag inhoudelijk over een wet gaan praten – daar wordt ze de laatste tijd maar weinig naar gevraagd. ‘Wetten maken is heel leuk, maar ook ondankbaar werk. Er zit enorm veel tijd, moeite en nuance in, maar het gesprek over politiek in de media wordt juist gedomineerd door sappige, snelle uitspraken. Veel minder vaak gaat het over ons inhoudelijke werk.’
Ook afgelopen anderhalf jaar gebeurde volgens Westerveld veel interessants op het gebied van wetgeving, ‘maar de ogen zijn nu natuurlijk gericht op hoe we als regering omspringen met de pandemie. Op hoe we al anderhalf jaar vrijheid en veiligheid tegen elkaar afwegen – maar dan in oneliners.’
Een nuttige wet in het verhitte coronadebat
Westerveld ziet een verband tussen wat de aangescherpte burgerschapswet moet bewerkstelligen en de manier waarop het huidige, oververhitte coronadebat wordt gevoerd.
Alle middelbare scholieren moeten vanaf dit schooljaar leren wat er in de Grondwet staat, en over de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens. Daarnaast leren ze, zo zegt de wet: ‘de sociale competenties te ontwikkelen die ze in staat stellen deel uit te maken van een pluriforme, democratische samenleving’. Weloverwogen discussies kunnen voeren over belangrijke politieke en maatschappelijke onderwerpen, bijvoorbeeld.
Westerveld: ‘Dat gaat nu nog te vaak mis. Kijk maar naar het coronadebat; meningen hebben feiten vervangen en elke beslissing over het coronabeleid wordt moreel veroordeeld, ook al nemen we die als Kamerleden onder grote druk en op basis van wetenschap die nog in ontwikkeling is. We kunnen milder met elkaar omgaan als we van elkaar zouden weten hoe en waarom bepaalde beslissingen worden genomen.’
Soms weeg je als Kamerlid voors en tegens af en valt je besluit nét een bepaalde kant op
Ter illustratie vertelt ze over die dag van het ingelaste coronaspoeddebat. ‘Na tien uur debat werden twintig moties ingediend. Vervolgens kregen we een kwartier de tijd om daarover te stemmen. Ze wilden 76 Kamerleden niet nog eens laten terugkomen van vakantie en de uitvoering van sommige voorstellen had haast, dus alles moest die dag uitgevochten.’ In dat kwartier stemde GroenLinks tegen een motie die zorgverleners moest verplichten om een mondkapje te dragen tijdens hun werk.
Bijna alle partijen stemden tegen (met uitzondering van de indieners, Volt en BIJ1), maar Westerveld was de enige die erover in gesprek ging op Twitter. ‘Ik was vervolgens drie dagen bezig me te verdedigen tegenover de mensen voor wie ik dacht op te komen, maar die zich nu juist in de steek gelaten voelden.’ Ze snapt de frustratie. ‘Leg maar eens aan een kwetsbare patiënt uit waarom je zijn arts niet verplicht om een mondkapje te dragen.’
Maar Westerveld zou willen dat het gesprek over zulke gevoelige onderwerpen gelaagder kan, inhoudelijker. ‘Soms weeg je als Kamerlid voors en tegens af en valt je besluit nét een bepaalde kant op. Maar zodra het zwart op wit staat, lijkt het meteen een harde ja of nee. Vervolgens krijg je allerlei dingen aangewreven. De discussie over corona wordt steeds politieker en elke stem voor of tegen wordt gezien als statement. Maar ik stemde niet tegen vanuit een bepaald ideaal. Ik ken situaties waarin een mondkapje niet gewenst is, zeker niet als je afstand kunt houden. En ik stemde tegen omdat ik niet voor zorgverleners wil bepalen hoe zij hun werk moeten doen.’
Geef leerlingen keuze uit meerdere visies
Juist het voeren van deze genuanceerde maatschappelijke gesprekken is waar de wet op burgerschapsonderwijs in kan gaan helpen, zegt Westerveld. Door leerlingen te onderwijzen over hoe het publieke debat tot stand komt en hoe het wordt gevoerd. Dat is de ene kant van de wet.
De andere is dus om kinderen beter te onderwijzen over waarom gelijkwaardigheid tussen alle mensen in de maatschappij belangrijk is. Zeker ook in het bijzonder onderwijs, waar die boodschap nu soms nog wringt met de levensbeschouwelijke aard van de scholen.
Wat helpt bij de uitvoering van de wet, is dat er voor burgerschapsonderwijs een wettelijk minimum aan eisen bestaat dat de overheid aan alle scholen stelt. Zo’n wettelijk minimum is er voor alle vakken, wat ervoor zorgt dat scholen niet puur hun eigen overtuigingen kunnen onderwijzen. Westerveld: ‘Een school mag bijvoorbeeld niet zeggen: we gaan nul aandacht besteden aan taalontwikkeling. En christelijke en islamitische scholen zijn bij wet verplicht om het tijdens biologie ook te hebben over de evolutietheorie. Ze mogen daarnaast ook hun eigen visie daarop onderwijzen. En ja, dat botst vaak. Maar kinderen de keuze geven uit meerdere visies, is een stap in de goede richting.’
Hoe richt je dat precies in? ‘Dat is aan scholen zelf. Dit amendement heeft al geleid tot veel weerstand vanuit reformatorische hoek – daar vinden ze dat we ons te veel bemoeien met hoe ze hun onderwijs inrichten en verwijzen dan naar artikel 23 van de Grondwet, waarin staat dat je niet mag discrimineren op basis van godsdienst. Maar het is precies dat artikel waar ik dan óók naar verwijs: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’
School is meer dan een plek voor kennisoverdracht
Scholen krijgen voor elk vak dat ze onderwijzen kerndoelen en eindtermen mee, waarin staat omschreven wat een kind moet kennen en kunnen als het van school gaat. Maar of burgerschapsonderwijs geslaagd is, is lastiger te checken dan of een kind taal of rekenen voldoende beheerst.
School is de plek waar je jezelf leert kennen, waar sociale waarden worden meegegeven
Westerveld: ‘Dat is niet te kwantificeren, maar de overheid gaat wel strakker toezicht houden op de kennis die docenten overdragen over onze maatschappij. Waaruit die is samengesteld, hoe die functioneert en hoe mensen zich tot elkaar verhouden. Ik zat eerder vandaag in de Stevenskerk, waar een jongen vertelde dat hij uit de kast kwam na een eerdere Roze Woensdag, omdat hij daar voor het eerst mensen had gezien die zichzelf durfden te zijn. Het is heel belangrijk dat je zulke inzichten ook op school krijgt. School is niet alleen een plek voor kennisoverdracht. Het is de plek waar je jezelf leert kennen, waar sociale waarden worden meegegeven.’
Maar is het de verantwoordelijkheid van docenten om zulke waarden over te brengen? ‘We moeten ervoor waken om niet alles wat misgaat in de maatschappij op het bordje van het onderwijs te leggen. Als kinderen te dik zijn roepen we meteen: scholen moeten meer aandacht besteden aan gezonde voeding! Maar leerkrachten zijn al enorm overwerkt en hebben tijdens hun eigen opleiding ook lang niet altijd geleerd hoe ze om moeten gaan met al die extra taken, naast het traditionele curriculum.’
Toch zegt Westerveld dat de politiek een verantwoordelijkheid heeft om gelijk te trekken wat op Nederlandse scholen wordt onderwezen over gelijkwaardigheid. ‘We gaan als regering niet over opvoeding. We gaan er niet over of thuis de Bijbel wordt voorgelezen, of dat er aan de keukentafel wordt gesproken over seksuele diversiteit. Maar we hebben wel iets te zeggen over onze scholen, waar we samen voor betalen, die een publiek goed zijn. Dus we mogen eisen dat onze kinderen daar leren dat we in dit land allemaal evenveel waard zijn.’