Het is wel duidelijk waar George Orwell zijn inspiratie voor 1984 vandaan haalde. Het plot van klinkt akelig bekend.

We speelt zich af in de verre toekomst, duizend jaar nadat een verwoestende oorlog 99,8 procent van de wereldbevolking op aarde heeft weggevaagd. One State, een totalitaire stadstaat, herbergt de paar miljoen overlevenden. En zij maken zich op voor een nieuwe strijd: de verovering van andere planeten om eventuele wilden aldaar te verlichten met de kennis en cultuur van de One State.

One State is een bijzondere plek. Alles is van glas en iedereen is continu zichtbaar. De burgers, ciphers genoemd, houden elkaar in de gaten. Buren zien precies wat andere buren doen. Afwijkend gedrag moet gemeld worden bij een paramilitaire organisatie, de Guardians. Wie uiteindelijk te veel afwijkt van de gestelde normen, wordt vernietigd in de Machine. De grote leider wordt liefkozend de Benefactor (‘de Weldoener’) genoemd.

One State is tot in het extreme gereguleerd. Ieders dag is ingedeeld volgens de Table of Hours. ‘Elke morgen [...] op exact hetzelfde uur, op exact dezelfde minuut, rijzen wij, de miljoenen, als één op. Op exact hetzelfde uur, beginnen wij, de miljoenen met ons werk en met miljoenen tegelijk stoppen we daar weer mee. En, alsof we met zijn miljoenen een lichaam vormen, brengen we op het juiste tijdstip de lepels naar onze monden, maken we een wandeling, bezoeken we het auditorium, sporten we in de Taylor Gymnastiek Hal, gaan we slapen...’

Aan het woord is D-503, een trouwe burger en hoofdingenieur van de Integral, het glazen ruimteschip waarmee de One State haar planetaire veroveringstocht zal gaan voeren. D-503 heeft bewondering voor de orde en symmetrie van het leven in de One State. We ervaren dit ‘utopia’ vanuit zijn perspectief. We lezen mee in zijn dagboek.

Maar net als protagonist Winston Smith uit 1984 is zijn geloof niet absoluut. Want net als Winston Smith ontdekt D-503 lust en verbeelding. Hij begint te dromen. Hij vindt fouten in de logica van de One State. Hij wordt verliefd op I-330, een femme fatale.

I-330 trekt zich geregeld terug in het zogenoemde Ancient House, een twintigste-eeuws overblijfsel, een museum, een testament van menselijke zwakte en het enige gebouw in One State dat geen muren van glas heeft. I-330 rookt, drinkt, kleedt zich in fleurige jurken, verleidt er mannen, laat zich illegaal bezwangeren en beraamt de omverwerping van de One State.

En net als in 1984 loopt het niet goed af met de hoofdpersoon. D-503 en I-330 worden opgepakt en gemarteld. D-503 wordt gehersenspoeld. I-330 blijft zich verzetten en eindigt in de Machine.

Een mislukt experiment

George Orwell heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij grote bewondering had voor de roman van Yevgeny Zamyatin (1884-1937). De auteurs deelden hun afschuw over hoe het Sovjet-experiment het communistische ideaal aan gruzelementen sloeg. Beide auteurs schreven daarom niet zozeer sciencefiction als wel politieke satire.

Yevgeny Zamyatin was een Russische revolutionair, die aan het begin van de twintigste eeuw tot twee keer toe werd verbannen door de tsaar. Hij was een ingenieur met een voorliefde voor grote machines en een interesse in massaproductie. Ten tijde van de Russische revoluties (1917) was Zamyatin toonaangevend kunstenaar, die al snel bij zijn oude bolsjewistische makkers in ongenade viel vanwege zijn satire die ook de nieuwe elite niet spaarde. Begin jaren dertig vroeg en kreeg hij toestemming van Joseph Stalin om de Sovjet-Unie te verlaten. Hij stierf als arm man in Parijs.

Hoewel 1984 en We dus erg op elkaar lijken, zijn er ook wezenlijke verschillen, met name in de aard en het doel van de beschreven surveillance.

George Orwell heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij grote bewondering had voor de roman van Yevgeny Zamyatin

1984 is de literaire belichaming van de Panoptische surveillance betekent dat de weinigen de velen in de gaten houden, zoals bij camerabewaking. Alle partijleden in 1984 staan onder continu toezicht van het ‘telescherm.’ Controleurs kunnen op afstand ongezien en op ieder moment meekijken wat iemand doet in huis of op kantoor, op straat of in bad, in de kantine of het buurthuis. Onduidelijk is echter óf de

Het doel van de surveillance in 1984 is ordinair lijfsbehoud van de staat. De Big Brother-maatschappij moet in continue staat van oorlog verkeren om te overleven: met andere landen en met haar eigen burgers. War is Peace. Dat deze oorlog zeer onproductief is, maakt niet uit. Verspilling en fouten worden weggepoetst uit de geschiedenisboeken. Ignorance is Strength.

Iedereen is zichtbaar, voor elkaar

In We is daarentegen geen sprake van panoptische surveillance. Iedereen is zichtbaar, voor elkaar. Alles is van glas. Ook het doen en laten van de Guardians is nauwgezet te volgen. Deze vorm van toezicht wordt ook wel sousveillance genoemd.

Desondanks lijken de ciphers vrijer dan de burgers in 1984. Het doel van surveillance is niet zozeer totale controle. Al te drieste uitingen van individualiteit en verbeelding worden weliswaar onderdrukt, maar in tegenstelling tot 1984 mogen de burgers in We wel ongeloofwaardigheid, twijfel en

De surveillance in We is dienstbaar aan een ander ideaal: maximale efficiëntie.

Waar in 1984 de taal de bevolking onderdrukt, heerst in We de wiskunde. Hoe men loopt, hoe men eet, hoe men musiceert, hoe men seks heeft, alles is ingericht en ontworpen volgens wiskundige logica. Wandelen doet men al marcherend, zij aan zij met een andere cipher. Eten doet men tegelijk en ritmisch, lepel naar mond, lepel naar mond. Muziek is gecomponeerd op basis van formules en niet naar individuele smaak. Seks vindt alleen plaats op vaste tijden en alleen dan mogen de gordijnen even dicht. En huizen, blokken, straten en pleinen zijn symmetrisch ontworpen, overzichtelijk en efficiënt.

In dit logische, rationele ‘paradijs’ is verspilling een zonde. De ciphers in We hebben dan ook maar voor één echt bestaand historisch figuur respect: Frederick Winslow Taylor, de vader van het

De One State is de triomf van het utilitarisme.

Hoe ver de invloed van Taylor reikt, beschrijft D-503 op een gegeven moment in zijn dagboek. ‘De kleine, heldere, kristallen bel in het beddenhoofd rinkelt om 07.00 uur. Het is tijd om op te staan. Rechts en links zie ik door de glazen muren mijzelf, mijn kamer, mijn pyjama en hoe mijn bewegingen door duizenden worden nagebootst. Dit vrolijkt mij op: ik zie mezelf als een deel van een enorme krachtige eenheid. En zo’n precieze schoonheid: geen gebaar, beweging of draaiing teveel. Ja, die Taylor was, zonder enige twijfel, de meest briljante van de Ancients. Goed, hij ging niet ver genoeg, paste zijn ideeën niet toe op het hele leven, op iedere stap, op ieder uur. [...] Maar waarom zijn over types als Kant bibliotheken volgeschreven, terwijl een profeet als Taylor, die tien eeuwen vooruit kon zien, nauwelijks werd opgemerkt?’

De dwang om een beter mens te worden

Hoewel We ruim negentig jaar geleden is geschreven, heeft het nog steeds zeggingskracht. De metafoor van transparantie en utilitarisme lijkt toepasselijker voor onze tijd dan het angstbeeld dat 1984 uitdraagt. Onze huizen zijn niet van glas, maar via onze netwerken en apparaten kunnen anderen weldegelijk zien waar we ons bevinden, met wie we zijn en wat we doen. De voortdenderende automatisering maakt dat we ons hele leven efficiënter kunnen inrichten. Big Data draagt de belofte in zich dat we al onze handelingen kunnen kwantificeren, analyseren en verbeteren. Smartphone-apps proberen je tot ander, constructiever gedrag te nudgen.

Maar in tegenstelling tot de Guardians, kunnen wij onze toezichthouders, de bedrijven, opsporings- en inlichtingendiensten maar deels controleren. Dat is toch wel de les van Edward Snowden geweest.

Van onze technologie gaat een zachte dwang uit nuttiger, productiever en beter te worden; in zekere zin om onze menselijke zwakten te kunnen afschudden. Apps sporen ons aan meer te bewegen. Managers meten onze prestaties om onze productiviteit te verhogen. Met Facebook houden we met iedereen contact en missen we geen verjaardag meer.

Goed, er is geen allesoverheersende One State die het leven dicteert. We is geschreven in een tijd die geobsedeerd was met massa: massaproductie en massabewegingen, met de lopende band, communisme en fascisme, waarin het collectief belangrijker was dan het individu.

Onze tijd, waarin we obsessief onze eigenheid benadrukken, staat daar toch ver vanaf? Maar: hoe uniek zijn we nu echt? Zijn we in een tijd van steeds meer efficiëntie niet allemaal een nummer in een database?

Introductie: Zo kunnen we beter over surveillance praten Vorige week was het een jaar geleden dat Edward Snowden met zijn NSA-onthullingen het debat over surveillance op gang bracht. Erg creatief blijken we in dat debat niet te zijn: in de VS, en in Nederland, is ‘Big Brother’ zo’n beetje de enige gebruikte metafoor voor een overheid die haar burgers in de gaten houdt. Maar George Orwells 1984 dekt de lading niet: wie het debat over toezicht, veiligheid en privacy beter wil voeren, heeft andere metaforen nodig. Lees hier de introductie van de serie Surveillance Metaforen Aflevering 1: De Cirkel van Dave Eggers Nina Polak bespreekt De Cirkel van Dave Eggers. Anders dan in Orwell’s 1984 laat deze roman zien dat surveillance niet per se iets hoeft te zijn wat van bovenaf wordt opgelegd, integendeel: in een wereld waarin alles met elkaar delen een must is, verwordt surveillance tot iets waaraan iedereen bijdraagt. Lees hier aflevering 1 in de serie Surveillance Metaforen Aflevering 2: Het Proces van Franz Kafka In ‘Het Proces’ van Franz Kafka wordt duidelijk dat surveillance niet per sé uit kwade bedoelingen hoeft voort te komen, om toch grote schade aan te richten, schrijft Lynn Berger. Lees hier: De staat hoeft niet kwaadwillend te zijn om kwaad te doen, leert Het Proces van Franz Kafka Aflevering 3: Little Brother van Cory Doctorow Maurits Martijn bespreekt de roman Little Brother, van Cory Doctorow, die laat zien dat de burger in een surveillancestaat nog niet machteloos hoeft te zijn. Lees hier: Iedereen heeft het over Big Brother, maar vlak Little Brother niet uit