Hoe de lichaamstherapeut je met beide benen op de grond krijgt

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Alle beelden komen uit de serie Abzgram van Karolina Wojtas

Ik ging langs bij therapeuten die mensen leren ‘naar hun lichaam te luisteren’. Dat bleek een stuk minder zweverig dan ik dacht.

In de praktijkruimte van haptotherapeut Tessa Lenderink (47) heeft cliënt Judith haar schoenen uitgetrokken. Op sokken probeert ze haar balans te vinden op een heel grote tol.

Judith (eind 50) geeft les aan hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs. Haar leerlingen zijn vaak vastgelopen in het reguliere onderwijs, heeft ze me voor deze oefening met de tol verteld. Veel van hen zijn ontzettend sensitief, maar kunnen hun emoties maar moeilijk uiten – en dat frustreert enorm. 

Het kost Judith veel tijd om die leerlingen te helpen bij die mismatch tussen cognitie en emoties. Tijd die Judith graag voor hen neemt, maar die ze eigenlijk niet heeft – dat is háár frustratie. Dan neemt ze toch maar weer dat ene toetsje af. En in januari weer de Cito, met daarna eindeloos nakijken en dingen invoeren. Veel in het onderwijs is gericht op controle, op achterstanden, op jij bent goed en jij moet beter. Ook daar heeft ze me voor ze op de tol moest gaan staan over verteld. Zittend op een stoel, luid, vurig, terwijl ze dan weer druk gebaarde met haar handen, dan weer stevig haar bovenbenen vastpakte.

Op de tol kan al dat gebaren niet meer, want dan zal Judith er ongetwijfeld vanaf kukelen. Lenderink staat vlak naast haar: ‘Neem het mee. Alle frustratie. Voel maar even wat er gebeurt.’

Waarom ik hier ben

Ik ben hier niet geheel onbevangen. Ik weet al langer dat ook mijn eigen hart, hoofd en lichaam bij elkaar horen als een stel in relatietherapie. Er is wel de wil er samen uit te komen, maar dat gaat niet zonder confrontatie. 

Een paar herinneringen van een zenuwlijder.

Één. Ik ben een jaar of 13, 14 en ik lig op de behandeltafel van een fysiotherapeut. Hij vraagt of dit pijn doet, en dat, of dat – en ik probeer pijn te voelen die ik niet heb. Wat hij niet weet is dat ik iedere zaterdag kotsmisselijk naar m’n voetbalwedstrijd fiets, en deze schijnblessure me hopelijk weken aan de kant houdt. Ik veins wat pijn en hop: weer twee weken vrij.

Wanneer ik maanden later weer mee mag spelen, voel ik het zeuren in m’n lies. Ik trap vol tegen de bal en dan schiet het er opeens in. Pats, schreeuw, liesblessure. Zou ik dan toch..?

Twee. Ik ben begin 20, lig op een ziekenhuisbed en het is de vraag of m’n blindedarm verwijderd moet worden. Die is 9 millimeter dikker dan hoort, en bij 1 centimeter schrijft het protocol verwijdering voor – vertelt een arts me. Maar ik denk dat die ontsteking komt door stress en de bron van die stress is kort geleden weggevallen. Kunnen we het niet nog even aankijken? 

De blindedarm mag blijven van de arts, en nu – meer dan tien jaar later – zit-ie er nog steeds.

Drie. Ik ben begin 30 en word wakker met een trillende voet. Die voet wordt een heel ongecontroleerd bewegend been, gevolgd door een bovenlichaam dat ook mee begint te doen, twee armen die in een kussen slaan en een mond die schreeuwt en jankt en alles en iedereen vervloekt. Na een paar minuten schokken en schreeuwen word ik rustig. 

Wekenlang word ik vaker wel dan niet zo trillend wakker. Paniekaanvallen, leer ik pas later, wanneer een collega er een heeft en een andere collega beschrijft wat er gebeurde en duidt: ‘Hij had een paniekaanval.’ 

Ik ben bang dat het blijft bij een taaltje van de geest en verbinding en in je kracht komen te staan waar ik niet zo veel mee kan

Misschien dat haptotherapie me kan helpen de balans tussen lijf en hoofd terug te vinden, had ik bedacht. Maar ik ben hier ook uit professionele interesse. Al maanden schrijf ik over wat onderwijs met de psyche van kinderen doet. In kwam ik uit bij David Brooks, een conservatieve Amerikaanse journalist die stelt dat we het denkende brein overwaarderen. Dat denkende brein zou slechts het op twee na belangrijkste deel van ons bewustzijn zijn. Belangrijker zijn volgens Brooks het hart en de ziel – en die vind je niet in het individualisme van een schoolrapport, maar in afhankelijkheid, relaties en gemeenschap.

Maar, vroeg ik me af, wat zijn dat dan – die hart en die ziel? Ik hoopte het antwoord te kunnen vinden bij fysiotherapeuten en mag ik een dagje meelopen? Van veel lezers kreeg ik als antwoord: néé, fysiotherapeuten zijn vooral op het lichaam gericht, ga naar lichaamsgerichte therapeuten – de haptotherapeut, de psychomotorisch therapeut – díe kunnen je meer vertellen over de verbinding tussen hart, hoofd en lichaam.

Ik ben nieuwsgierig, maar ook bang. Bang dat het blijft bij een taaltje van de geest en verbinding en in je kracht komen te staan waar ik niet zo veel mee kan.

Hoe mensen reageren op stress

In vindt cliënt Judith inmiddels steeds meer haar rust op de tol.

Lenderink, kalm: ‘Alle frustraties zijn er nog steeds, maar ik vraag je om ook even stil te staan bij jezelf. Dat jij jouw midden mag vinden, jouw centrum, jouw evenwicht. Terwijl de wereld om je heen maar doordraait.’

Judith: ‘Als je "de wereld om je heen" zegt, heb ik zoiets van: "Ho, nee, geen zin in."’

‘Hoe zou het zijn als je dat af en toe mag zeggen? “Geen zin?”’

‘Dat doe ik in de pauzes.’

‘Ik vraag me af wat het met je zou doen als je het ook in de klas kan.’

Er verandert iets. De vurige energie van zo-even, toen ik Judith sprak en we op stoelen zaten, verdwijnt of verandert van frustratie in verdriet. Judith praat niet meer aan een stuk door, maar zegt wat, is dan weer een tijdje stil, zegt dan weer wat.

...

‘Net dacht ik: m’n professionele leven is anders dan m’n privéleven. Maar misschien is die scheiding er helemaal niet. Alleen in m’n verbeelding.’

...

‘Ik merk nu dat ik heel kwaad word.’

‘Godverdomme. Wie heeft me ooit wijsgemaakt dat ik als leerkracht iemand anders moet zijn dan als persoon? Juist omdat ik zie dat het voor de kinderen heel fijn is dat ze een écht mens voor de klas hebben.’

Als mensen zich veilig voelen, dan openen ze zich

Wanneer ik de sessie later nabespreek met therapeut Lenderink, legt ze me uit waarom ze Judith vrijwel de hele sessie liet staan – eerst op die tol en daarna op de vloer. Wanneer Judith lesgeeft moet ze ook vaak staan, en in haar praktijk probeert Lenderink situaties uit het echte leven na te bootsen in experimenten. Met één verschil: in die experimentele setting probeert ze haar cliënten voortdurend bewust te maken van de sensaties in hun lichaam.

Een van de theorieën waar lichaamsgerichte therapeuten als Lenderink gebruik van maken is de ‘polyvagaaltheorie’, bedacht door de Amerikaanse neurowetenschapper Stephen Porges. De theorie beschrijft drie niveaus waarop we kunnen reageren wanneer onze veiligheid onder druk staat, ofwel: wanneer we stress ervaren.

We kunnen twijfelen aan onze veiligheid, en dan zoeken we sociale verbinding en zijn we goed in staat te praten. Is er daadwerkelijk gevaar, dan komen we in actie door te vluchten of vechten. We kunnen wel praten, maar onze toon is boos, of juist onzeker. En als in actie komen niet meer lukt, dan bevriezen of verstenen we of onderwerpen we ons, en zijn we vaak ook onze woorden kwijt. 

Lenderink probeert haar cliënten die niveaus te laten herkennen, en te leren hoe ze terug kunnen keren naar een staat waarin zij zich veilig voelen en hun zenuwstelsel tot rust kan komen. Dat terugkeren kan het zenuwstelsel in principe zelf, maar het gaat vaak mis, ziet Lenderink. ‘Óf omdat de wereld zo onveilig is, óf omdat we zelf niet meer weten hoe we het weer veilig kunnen maken. Dus dan blijf je continu in die actiestand, met eventueel een burn-out tot gevolg. Of je blijft in die afwezigheid, in je isolement, omdat dat ook wel lekker veilig is.’

Maar als mensen zich veilig voelen, dan openen ze zich. En dat veilig voelen heeft vaak te maken met het gevoel er te mogen zijn. Lenderink: ‘Wat we vaak hebben geleerd – door afwezige ouders, door schoolsituaties – is dat we hard moeten werken, of hard ons best moeten doen, of goede cijfers moeten halen om er te mogen zijn. Hier, in haptotherapie, leren cliënten voelen: wie ik ook ben, het is oké.’

Te herkennen wat je voelt en dat dat oké is, is daar een onderdeel van. Lenderink: ‘Er is geen goed of fout aan wat je voelt. Het zegt je hooguit iets en daar kan je iets mee doen. Vaak is het lijf heel wijs, en vergeten we te luisteren.’ 

Wanneer luister je naar je lichaam? Had ik mijn eigen paniekaanvallen kunnen voorkomen als ik beter naar m’n lichaam had geluisterd? En is een paniekaanval eigenlijk wel een probleem, of is ‘t een gezonde, natuurlijke reactie die vooral ongemakkelijk is voor omstanders en die we daarom problematiseren?

Ho, daar gaat het denken weer. Terug naar het voelen. Want Lenderink is niet de enige die op m’n oproep reageerde.

Waarom pijn in het lichaam en het hoofd niet los van elkaar staan

In een ruimte met massagetafel en zitzakken  

Net als Lenderink studeerde Van Riet aanvankelijk fysiotherapie. Daarna studeerde ze bewegingswetenschappen in Amsterdam, om zich vervolgens te specialiseren in kinderfysiotherapie en haar eigen praktijk te beginnen.

Bij haar jonge cliënten ziet Van Riet vaak dat het alles of niks is

En net als Lenderink ontdekte ze dat fysiotherapie alleen niet toereikend was. Ze zag in haar praktijk steeds meer kinderen met dezelfde langdurige pijn- en vermoeidheidsklachten, waardoor ze niet de dingen konden doen die ze belangrijk vonden: naar school, sporten, afspreken met vrienden. Om die kinderen beter te kunnen helpen deed ze een opleiding kinderen- en jongerencoaching – ‘en nog wat losse dingen tussendoor’ – om vervolgens ook nog een tweejarige haptonomieopleiding te volgen. De methode die ze nu gebruikt ontwikkelde ze zelf.

Waarom Kim bij Van Riet loopt? ‘Voor m’n voet. En sociale angst. Of meer voor m’n voet?’

Kim heeft ‘Complex Regionaal Pijn Syndroom’ (CRPS): continue pijn in een lichaamsdeel – in Kims geval haar rechtervoet – die gepaard kan gaan met bijvoorbeeld zwellingen, overmatig zweten en motorische stoornissen. Vaak is de oorzaak een operatie of verwonding, waar het lichaam dan overdreven sterk op reageert.

Een beetje nerveus speelt Kim met haar vingers voor haar buik. Van Riet vraagt haar even een check te doen, ‘alsof je even met een ruimteschip door je lijf gaat om te kijken hoe het overal is’.

Van Riet: ‘Wat gebeurt er aan die rechterkant?’

‘Als ik op die kant sta… Daar word ik echt misselijk van. Dan word ik misselijk van de pijn.’

Van Riet helpt haar jonge cliënt om langzaamaan iets meer op haar pijnlijke voet te gaan staan. Ze staat dicht bij haar en samen zoeken ze naar het moment waarop de misselijkheid begint – ah, daar is-ie al.

Van Riet merkt op: ‘Er gebeurt nu ook iets in je ademhaling. Wat doe jij met je ademhaling als je die pijn voelt?’

‘Ik hou ‘m een beetje in.’

Samen doen ze een oefening om rustiger te ademen, terwijl de voet in de pijnlijke houding blijft. Langzaam ebt de pijn weg.

Van Riet: ‘Kijk nu eens naar je voet. Die staat hetzelfde, maar jij voelt je nu anders. Dus jij kunt wél iets doen met wat die voet jou aangeeft.’

Kim: ‘Nu heb ik angst omdat je zo dichtbij staat.’

‘Hé! Maar net voelde je die angst niet, omdat je zo veel pijn had.’

Van Riet stapt bij Kim vandaan. Ze gaat tegenover haar staan, een meter of vijf bij haar vandaan. In de volgende oefening zullen ze inzoomen op die angst. Van Riet zet een stap in Kims richting. ‘Hoe voelt dit?’ Nog een stapje. En nog een. En nog een. ‘Het is moeilijk oogcontact te houden’, zegt Kim dan. Van Riet: ‘Maar je wilt niet meer weg, zoals vorige keer. Mag ik nog dichterbij?’

‘Nee, het is wel goed zo. Ik heb ook weer last van m’n voet nu.’

Probeer het maar eens te doen zoals jij het wilt

Na Kim komt de 14-jarige Max de praktijk binnen. Tijdens zijn sessie laat Van Riet hem zakjes grind tegen een schuin opstaande trampoline gooien. Ze leert hem dat hij zijn ademhaling – zoals zo veel mensen – vastzet als hij kracht zet en dat hij veel meer kracht kan zetten als hij de zakjes op een uitademing gooit. En dat hij daar best geluid bij mag maken.

Ademhaling, in rust en bij inspanning, is belangrijk in de trajecten die Van Riet begeleidt, vertelt ze me na de sessie. Het helpt kinderen volgens Van Riet te leren luisteren naar de seintjes van hun lijf. Want bij haar jonge cliënten ziet ze vaak dat het alles of niks is. ‘Ze crossen in de zesde versnelling hun leven door totdat er iets "error" zegt, en dan liggen ze eraf, komen ze hun bed niet meer uit.’ 

Het gaat ook over eigenwaarde, over vertrouwen in jezelf, over – letterlijk – in je eigen schoenen kunnen blijven staan

In haar praktijk leert Van Riet kinderen wanneer ze moeten terugschakelen, en hoe ze dat dan kunnen doen. Een paniekaanval kan weliswaar een functie hebben, maar wie goed naar z’n lichaam, z’n ademhaling heeft leren luisteren kan de onrust eerder herkennen en die gedoseerder ventileren.

Dat kinderen nooit hebben leren luisteren naar de seintjes die hun lijf hun geeft, is volgens Van Riet niet zo gek. Onze maatschappij is vol van prikkels en legt de nadruk op prestatie. ‘Je kunt wel bedenken “ik moet het rustig aan doen”, maar als het systeem tegen jou zegt dat je door moet zetten in je toetsweek omdat je die moet halen om over te gaan, dat het belangrijk is dat je vwo haalt omdat de wereld alleen dán voor je open ligt, ja, wat doe je dan? Je moet wel heel stevig in je schoenen staan als jij het anders wilt doen dan anderen, zeker als je puber bent. Je wilt ook aansluiting vinden. Dus het gaat ook over eigenwaarde, over vertrouwen in jezelf, over – letterlijk – in je eigen schoenen kunnen blijven staan.’

In je eigen schoenen kunnen blijven staan

Eigenwaarde, vertrouwen in jezelf en in je eigen schoenen kunnen blijven staan, het is in essentie ook waar de oefening met de tol voor Judith om draait – al heeft ze haar schoenen er juist voor uit moeten trekken.

Wat is daar zweverig aan? Mijn vrees – te moeten luisteren naar een zweverig taaltje van verbinding en geest en in je kracht staan waar ik niets mee kan – is helemaal niet bewaarheid. Tijdens mijn bezoeken zie ik juist in: doordát die taal zo fysiek gemaakt wordt, wordt ze tastbaar. Daar is niets zweverigs aan.

Wanneer juf Judith vertrokken is bij Tessa Lenderink, mag ik zelf ook even op de tol gaan staan. Ik voel dat ik het goed wil doen, wil laten zien hoe goed ik m’n balans kan houden en tegelijkertijd vergt dat zo veel inspanning dat ik weinig tijd heb om er echt bij stil te staan. ‘De meeste mensen proberen hun balans te zoeken, het "goed" te doen’, zegt Lenderink, ‘maar dat is de opdracht helemaal niet.’

Dan gaat m’n hoofd weer aan. Moet dit in de reportage komen? Kan het misschien aan het slot? Of is dat persoonlijke lijntje pathetisch en moet ik dat in een dagboek opschrijven maar zeker niet in een artikel voor De Correspondent?

Gedachten die er in lichaamsgerichte therapie óók mogen zijn, stelt Lenderink me gerust. ‘Het denken is hartstikke belangrijk. Het kan het lichaam ook rustig maken. Maar het heeft zó vaak zó’n grote rol in ons leven dat we de balans er wel wat meer in mogen brengen.’

Om privacyredenen is de naam van een van de cliënten gefingeerd.