2021 is een politiek non-jaar geworden. Geen geldig kabinet, geen knopen doorgehakt, geen aanpak van de klimaatramp-in-wording, geen dynamische deelname aan de Europese Unie, een herhaling van trage besluitvorming om de pandemie te bestrijden. Sluipende uitbreiding van allerlei digitale systemen om de burger te betrappen op fraude, onmacht om gemaakte fouten recht te zetten.

Vertrouwen in de gekelderd. in de pauzestand, of erger.

De Tweede Kamer debatteerde na de coronazomerslaap van vorig jaar om de paar weken met het kabinet over de jongste coronamaatregelen. Bozig, verwijtend maar zonder veel overzicht of concrete alternatieven. Vrijwel zonder invloed of gezag.

En intussen gingen kostbare maanden voorbij zonder dat een serieus begin werd gemaakt met de vorming van een nieuw kabinet. Dat was door de Tweede Kamer een lange neus naar de kiezer van 17 maart 2021. De Kamer die in 2012 de verantwoordelijkheid voor de kabinetsformatie overnam van het en bijna tien jaar later nog amper een idee heeft hoe die formatie te sturen en te controleren.

Een jaar geen missionair kabinet

Als het meezit dan is het land zonder volledig bevoegd kabinet geweest. Een jaar waarin de Tweede Kamer, de oude en de nieuwe, blafte tegen de maan.

Van de 37 partijen die meededen met de laatste Kamerverkiezingen haalden er 17 genoeg stemmen voor één of meer zetels

Van de 37 partijen die meededen met de laatste Kamerverkiezingen haalden er 17 genoeg stemmen voor één of meer zetels. Allemaal hebben zij recht van spreken, met de steun van ten minste 69.486 kiezers achter zich. Dat is het aantal stemmen dat bij de laatste nodig was om 1 van de 150 zetels te veroveren.

Na twee afsplitsingen staan regelmatig 19 ‘fractievoorzitters’ achter het spreekgestoelte of aan de interruptiemicrofoon. Sommigen beperken zich tot het onderwerp waarvoor hun partij is opgericht, anderen zien kans in hun (bijna) eentje over een flinke breedte ideeën te ontvouwen. Maar geen van de nieuwkomers verandert de loop der geschiedenis; zij zullen – net als de blijvers op de flanken – voorlopig ook geen bijdrage leveren aan het landsbestuur.

Toegankelijk parlement

Nederland was altijd trots op de openheid van zijn bestel. Nieuwe stromingen en actiegroepen konden relatief snel hun geluid laten horen in ’s lands vergaderzaal. Hendrik Koekoek was van 1963 tot 1981 de stem van ontevreden boeren en buitenlui. De grootste nieuwkomer was in 2002 Pim Fortuyn. Na zijn gewelddadige dood haalde zijn lijst (LPF) 26 zetels en werd daarmee de tweede partij van het land. Een jaar later waren daar 8 van over, sinds 2006 is de LPF weg uit de Kamer.

De versplintering van het politieke landschap krijgt extra kritiek na ieder ‘schandaal’ dat in parlementaire enquêtes wordt onderzocht: vrijwel steeds blijkt de Kamer te hebben meegewerkt aan haastige wetgeving die uitvoeringsorganisaties overvroeg en aanzette tot later afgekraakte behandeling van burgers. De kleinste fracties komen nu eenmaal zelden toe aan een solide bijdrage aan het wetgevingsproces. Maar ook de grotere fracties zijn niet groot genoeg om voldoende tijd en aandacht vrij te maken voor wetgeving en controle van het beleid op ieder gebied.

Steevast komt op dit moment in het verhaal de vraag op: zou het geen tijd worden voor een kiesdrempel? Nu krijgt iedere lijst die procent van de stemmen haalt één of meer zetels. Als je daar 3 procent van maakt, zoals in Griekenland, of 5 procent zoals in Duitsland, dan krijg je een overzichtelijker parlement. Minder maar grotere fracties. Debatten kunnen efficiënter worden gevoerd (op voorwaarde dat de resterende fracties zich inhouden). Dankzij meer ruimte voor kan de kwaliteit van de wetgeving en de controle op het beleid toenemen.

Inperken van democratie om de democratie te versterken

Maar er blijven grote nadelen. Meer mensen zullen zich niet vertegenwoordigd voelen. Protestbewegingen gaan andere wegen zoeken (tractoren moeten weer naar het Malieveld). Verhoging van de kiesdrempel is het inperken van democratie om de democratie te versterken. Dat is het grootste en meest principiële bezwaar.

Bovendien, de coalitiemogelijkheden nemen niet automatisch toe. Kleinere partijen die regelmatig coalities steunen of mogelijk maken, zouden bij een flink hogere kiesdrempel buiten de Kamer kunnen vallen. CDA en VVD waren in 2021 misschien groter geweest maar hun favoriete optie met de was wellicht afgevallen omdat die de drempel niet had gehaald, net als de een andere trouwe steunpilaar. Als het zelf de drempel had gehaald. Bij eerdere verkiezingen zouden D66 en andere partijen met een beweeglijke achterban soms uit de Kamer blijven, net als de Duitse FDP die nu weer gaat meeregeren.

Tom van der Meer, hoogleraar politicologie aan de UvA, heeft zijn tegen invoering van een meer dan eens en met overtuiging beschreven op het blog Stuk Rood Vlees. Het echte probleem van de bestuurbaarheid van het land, zegt Van der Meer, is niet de versplintering maar het feit dat CDA en PvdA geen grote partijen meer zijn. We hebben zes tot zeven middelgrote partijen over.

Bij de verkiezingen van 2012 zouden de coalitiemogelijkheden pas bij een kiesdrempel van 10 procent zijn verbeterd. Dan zouden niet alleen 50Plus en ChistenUnie zijn verdwenen, maar hadden ook het CDA, de SP en D66 voor hun verkiezing moeten vrezen.

Een draagvlakdrempel en meer zelfbewustzijn

Verhoging van de kiesdrempel is kort gezegd het verkeerde middel om het verkeerde probleem aan te pakken. Zinvoller lijkt het Van der Meer om een draagvlakdrempel in te voeren. Hij pleit ervoor om zwaardere eisen te stellen: meer handtekeningen per kieskring bijvoorbeeld, of een hogere waarborgsom, om te zorgen dat kandidaten die worden gekozen ook echt gesteund worden.

Voorlopig laat ik me door Van der Meer overtuigen. Nederland moet zuinig zijn op z’n soepel meeverende parlementaire democratie. Thierry Baudet kan over veel klagen maar niet over de kans die hij heeft gekregen zich een serieuze partij te tonen. Er is nog genoeg wat de Kamer met de bestaande wettelijke regels kan doen om slagvaardiger en effectiever te opereren. Om te beginnen eisen dat een nieuw kabinet akkoord gaat met meer stafleden voor Kamercommissies die wetgeving ondersteunen en beleid helpen controleren. Niet om identiteitsfitties uit te vechten.

En verder kan de Kamer overgaan tot het instellen van rapporteurschappen, zoals in het Europees Parlement gebeurt: een Kamerlid krijgt van de collega’s de opdracht een wetsontwerp of thema grondig (mét ondersteuning) voor te bereiden, opdat allen daar hun eigen politieke conclusies aan kunnen verbinden. Dat geeft diepgang én voor de betrokkenen extra zichtbaarheid. Het zijn gewilde en voor het geheel nuttige posten.

Laat de voorzitter van de Tweede Kamer met overtuiging leiding geven aan herstel van het aanzien van de Kamer, in de vergaderzaal en daarbuiten. Bijvoorbeeld door serieuze conclusies te trekken uit deze vrij hopeloze formatie. Daar zullen de constructieve leden van de Kamer moeilijk tegen kunnen zijn.

Lees verder

‘Den Haag’ en de rechter zijn de burger kwijtgeraakt. Dat kan ons de democratische rechtsstaat kosten Het Nederlandse parlement kan en moet beter opkomen voor de burger. En als wetten er eenmaal zijn kan de bestuursrechter best moediger zijn dan in de toeslagenaffaire. De Raad van Europa adviseert de Nederlandse rechtsstaat een tandje bij te zetten. Politiek Dagboek over wat er misging en hoe het beter kan. Lees het Politiek dagboek hier