Vandaag is een goede dag om veganist te worden
Ik betrap mezelf de laatste tijd steeds vaker op een gedachte die ik voor het eerst had toen een van mijn buurtgenoten een Dodge RAM kocht. (De Dodge RAM 1500 is een grote, Amerikaanse pickup-truck. Het is een wagen met een uitstoot waar je duizelig van wordt – een tank vergeleken met andere, toch al steeds grotere auto’s.) De gedachte: hoe kan dit bestaan?
Hoe kunnen we weten wat we weten – over het milieu en elkaar – en toch omringd worden door dit soort objecten, die daar zo duidelijk lak aan hebben? Is dat geen waanzin?
Nu kan ik die gedachte niet meer afschudden. Als de winter begint, de terrasverwarmers aangaan en de abri’s worden volgehangen met advertenties voor goedkope vliegvakanties naar de Canarische Eilanden. Hoe kan dit bestaan? Als ik langs de slager loop en kippen zie ronddraaien aan het spit. Hoe kan dit bestaan? Als ik snijbloemen uit Kenia, stijf van het gif, op tafel zie staan. Hoe kan dit bestaan?
We worden omringd door dingen waarmee we onszelf en anderen te gronde richten. Dingen die eigenlijk niet meer kunnen, maar die we kennelijk niet kunnen weerstaan. Hoe komen we ervanaf?
Dingen die niet meer kunnen
Ik heb niet altijd geloofd dat verduurzaming iets met ‘minderen’ te maken heeft. Twee jaar geleden beschreef ik het nog als iets dat ‘draait om meer en beter: meer geluk, meer welvaart, meer gezondheid’. Energie besparen was een prima idee, schreef ik, ‘maar “minder” is niet langer de enige keuze: “beter” is nu ook een geloofwaardige optie’.
Aan de ene kant geloof ik die woorden nog steeds. Als de samenleving duurzamer wordt, gaan we er in heel veel opzichten op vooruit. Maar ik vind mezelf-van-twee-jaar-terug ook wat naïef. Had ik te weinig oog voor de dingen die moeten verdwijnen? De dingen die we nu volop consumeren en die dus, als we eerlijk zijn, niet meer kunnen?
Deels kunnen we ze vervangen door betere alternatieven, deels zullen we ook gewoon moeten zeggen: stop, basta, klaar. Hier hebben we geen recht op. Veroorzaakt te veel schade. Te veel leed.
Dus ja, ‘minder’ is wel degelijk onderdeel van de omwenteling naar duurzaamheid. Momenteel houd ik me bezig met de vraag: hoe dan?
Hoe kunnen we onszelf dwingen afscheid te nemen van wat niet meer kan? En kunnen we deze zelfgekozen inperking ook zien als betekenisvolle stap naar meer vrijheid – voor onszelf en voor de mensen en dieren die nu en in de toekomst de dupe (zullen) zijn van onze consumptie?
Vrijheid en dwang (#KlimaatRutte)
De vraag is eigenlijk in hoeverre vrijheid en dwang werkelijk met elkaar op gespannen voet staan. Is het erg als sommige opties (goedkope vliegvakanties, goedkope kip) worden weggenomen door een overheid? (Ik zeg ‘een’, omdat het nieuwe kabinet dit waarschijnlijk niet zal doen.)
Alleen al over dit onderwerp beginnen is volgens sommigen gevaarlijk terrein. Klimaatdictatuur! Maar inperking, regels en democratie zijn niet met elkaar in tegenspraak. Consumeren is niet hetzelfde als vrij zijn.
De vraag is hoe je de democratie behoudt, verbetert en versterkt, maar tegelijk met dwingende hand de consumptie van mensen kunt opschonen. De vraag is dus of en hoe de samenleving zichzelf kan inperken.
Ik ben hierover nog aan het schrijven, praten en denken, maar mijn voorlopige conclusie is dat een inperking van consumptievrijheid inderdaad méér vrijheid oplevert. Dat was ook het thema van de speech van #KlimaatRutte, die ik samen met Anoek Nuyens en Rebekka de Wit schreef en die in oktober in de lucht ging.
Deze ‘deepfake’ (eng woord hè?) was een poging te verbeelden wat een liberale premier zou zeggen als hij ingrijpend – en beperkend – klimaatbeleid zou willen verdedigen. Hij zou zeggen dat de inzet van het regeringsbeleid vrijheid is:
‘En dan heb ik het niet over de vrijheid om voor een tientje naar Barcelona te vliegen. Dan heb ik het over de vrijheid om adem te halen zonder schadelijke stoffen in je longen te krijgen. De vrijheid om niet geteisterd te worden door hittegolven, overstromingen en droogtes. De vrijheid om je geen zorgen te hoeven maken over je toekomst.’
Kunnen we díé vrijheid vergroten doordat we onze consumptievrijheid inperken? Ik kom erop terug. Voor wie ook geïnteresseerd is in deze vragen: ik lees momenteel Sarah Conly, Annelien de Dijn en Maggie Nelson. Meer leestips zijn welkom.
Tot slot nog even over veganisme
Deze nieuwsbrief wordt veel te lang, maar toch ook nog even dit: ik eet vandaag op de dag af twee weken veganistisch. Eindelijk! Het voelt alsof ik tien jaar te lang ben blijven hangen in de tussenstap (vegetariër).
Want als dierenleed het argument was om vegetariër te worden (dat was het), waarom had ik dan geen empathie voor de koeien, kalveren, geiten en kippen die gehouden en gedood worden voor mijn kaas en eieren?
En als milieuschade ook een argument was (dat was het), waarom zou ik dan wel kaas blijven eten terwijl de CO2-voetafdruk daarvan vergelijkbaar is met varkens- en kippenvlees?
Ik kwam tot de conclusie dat ik eenvoudigweg niet het recht heb om dingen te consumeren die zo veel leed veroorzaken. Donderdag 25 november bleek een prima dag om de volgende stap te zetten. Ik vermoed dat hetzelfde voor vandaag geldt.
Ik werk nu aan een Handleiding voor de beginnende veganist, omdat ik om me heen merk dat veel mensen op het randje zitten, maar nog bang zijn voor de gevolgen. Die vallen mij vooralsnog alles mee.
Wie over veganisme wil nadenken, raad ik de twee gesprekken aan die mijn collega’s Rutger Bregman en Jesse Frederik hierover voerden met Roanne van Voorst en Frederieke Schouten in De Rudi & Freddie Show.
Heb je vragen of twijfels over veganisme, deel ze met me, dan neem ik ze mee in de handleiding.
Echt tot slot nog een leestip: hoe zou een wereld eruitzien waarin iedereen privé voldoende heeft om van te leven en waarin we van collectieve luxe kunnen genieten? En hoe zouden we daar kunnen komen? George Monbiot dacht erover na en schreef dit belangwekkende verhaal.
Tot de volgende!
Jelmer