Dit simpele idee kan 99 procent van de ontwikkelingshulp op z’n kop zetten
Armoede is een complex probleem. Maar armoede is ook gewoon: een gebrek aan geld. Wat als we al onze ingewikkelde hulpprogramma’s nu eens als cash zouden uitkeren aan arme mensen?
De mooiste ideeën zijn vaak het meest eenvoudig. Ideeën waarvan je denkt, waarom heb ik dat niet bedacht?
Wikipedia. Thuisbezorgd. Airbnb.
Post-its. Klittenband. Wasknijpers.
Cookie dough.
Nu houd ik al jaren een mapje bij met artikelen over een idee dat zó simpel is, dat ik bijna niet kan geloven dat het werkt. Een idee dat niet probeert af te rekenen met geen-zin-hebben-om-te-koken, veters strikken of liefdesverdriet, maar met iets veel fundamentelers: armoede.
Natuurlijk moeten alle alarmbellen nu afgaan: een simpele oplossing voor armoede? Als zeventig jaar hulp ons iets heeft geleerd, is het dat die niet bestaat.
Toch bleef mijn mapje de afgelopen jaren groeien. Telkens zag ik weer nieuw onderzoek voorbijkomen dat liet zien: dit idee werkt.
Daarom is het tijd om kennis te maken met dit idee. Niet omdat er niks op is af te dingen — dat is er zeker — maar omdat het een radicale breuk is met de manier waarop we decennialang hulp hebben verleend. Het zet ons denken over hulp, en of die effectief is, volledig op zijn kop.
En dat is — juist nu het draagvlak voor ontwikkelingshulp ongekend laag is — wel eens nodig.
Hou je dus vast voor een idee dat ons een compleet andere kijk op armoedebestrijding biedt. Een idee dat samen is te vatten in één woord.
Cash.
Geef arme mensen geen koe, geen schooluniform, geen voedsel. Geen muggennet, geen microkrediet, geen trainingsprogramma. Geef ze cash.
Hoe werkt het?
Betty Akello is 31, en woont met haar man Wilson en zes kinderen in Olwa, een gehucht in Oeganda. Betty’s huis had in 2016 een strodak, en daarom werd ze ‘arm genoeg’ beschouwd om mee te doen aan een cashprogramma van de Amerikaanse hulporganisatie GiveDirectly. Ze ontving duizend dollar, in drie betalingen.
En dat was dat. Betty kreeg duizend dollar, zonder verplichtingen.
Van het eerste geld kocht ze beddengoed en drie biggetjes.* De tweede portie gebruikte ze om een stuk land te kopen. En de derde ging op aan schoolgeld en schoolboeken voor de kinderen.
Nu valt het je misschien op dat Betty haar geld uitgeeft aan vrij traditionele hulp-items. Hoeveel hulporganisaties delen geen vee of schoolboeken uit. Maar het mooie is: met cash kan Betty zélf kiezen wat ze nodig heeft, in plaats van wat een of andere expert denkt dat ze nodig heeft.
Want niet elke Oegandees wil drie biggetjes.
In het Oegandese dorp Magara bijvoorbeeld, woont een andere Betty — Betty Aumo — 23 jaar, die precies dezelfde hoeveelheid cash kreeg. Zij kocht van de eerste portie ook beddengoed, en betaalde er een openstaande doktersrekening van. Van de tweede en derde betaling kocht ze golfplaten om een dak op haar huis te maken, zaden voor haar moestuin en een koe, waarvan ze de melk nu op de markt verkoopt.
Ja, armoede is een complex probleem. Maar armoede is óók gewoon: een gebrek aan geld
Of het nu naar een koe of een stuk grond gaat — cash zorgt ervoor dat arme mensen kunnen investeren. Dat ze beslissingen kunnen maken om zichzelf en hun gezin uit de armoedespiraal te helpen.
Ja, armoede is een complex probleem — er zijn allerlei dieperliggende oorzaken als slecht beleid, corruptie of conflict. Maar armoede is óók gewoon: een gebrek aan geld.
Hoe Betty en Betty hun cash hebben besteed, is natuurlijk anekdotisch. Maar het wetenschappelijk bewijs voor de effecten van dit soort geldoverdracht is inmiddels behoorlijk indrukwekkend.*
Mexicaanse families, Ghanese boeren, Keniaanse dorpelingen, Malawische schoolmeisjes, Oegandese vluchtelingen — allemaal blijken ze in experimenten te profiteren van cashdonaties.
En: door technologische ontwikkelingen — zoals mobiel geld — kunnen we steeds makkelijker en goedkoper peso’s, cedi’s en shillings bij de armen krijgen.
Het is dan ook niet verrassend dat mensen die de keus krijgen tussen hulp in natura, of hulp in cash, in groten getalen voor het laatste kiezen. Cash geeft je de vrijheid om het geld te investeren op de manier die jijzelf het handigst vindt. In één studie in India koos zelfs ruim 95 procent van de ondervraagde mensen voor cash.
Zoals één onderzoeker het tegen me zei: ‘Cash is the new black.’
Maar hoe zit het dan met alcohol en sigaretten?
Maar ho even, denk je nu misschien. Geven mensen dat geld dan sowieso op een slimme manier uit?
Niet altijd natuurlijk. Er zit weleens een alcoholist tussen, of iemand die in plaats van een malarianet een tv koopt. Ik hoorde een verhaal over een man die zich twee dagen lang in een taxi had laten rondrijden, en in een duur hotel had overnacht, om zich voor éven koning van het dorp te voelen.
Maar dit zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Studie na studie laat zien dat verreweg de meesten het geld verantwoord besteden. Vrouwen én mannen.* Sommige studies laten zelfs zien dat mensen minder gaan roken en drinken nadat ze cash hebben gekregen.*
In één experiment gaven onderzoekers tweehonderd dollar cash aan de meest onbetrouwbare groep die je maar kunt voorstellen: drugsverslaafden en straatcriminelen in de sloppen van Liberia. De onderzoekers verwachtten het ergste — die tweehonderd dollar zou opgaan aan alcohol, drugs en wapens. Maar wat bleek: de meeste mannen gaven het geld uit aan eten en onderdak, of aan het opzetten van hun eigen, legale business.
Maar worden mensen dan niet lui van cash? Handje ophouden en de hele dag onder een boom gaan hangen?
Ook hier is geen enkel bewijs voor. Volwassenen blijven evenveel, of gaan zelfs méér uren* werken na een cashdonatie.* Het geld stelt ze bijvoorbeeld in staat om vee of een winkelinventaris te kopen, waarmee ze zichzelf werk verschaffen dat ze voorheen niet hadden. Als mensen al minder gaan werken, zijn het ouderen of mantelzorgers.*
Inflatie dan, of dalende lonen? Niets dat daarop wijst.* Cash stimuleert de lokale economie juist.* In Libanon kregen zo’n 90.000 Syrische vluchtelingen 575 dollar om zichzelf warm te houden in de barre winter van 2013. Elke dollar die de Syriërs kregen, leverde 2,13 dollar op voor de Libanese economie.*
Een wondermiddel?
Tot nu toe heb ik cash doen klinken als een wondermiddel. En dat gaat wat ver.
Want de ene cashdonatie is de andere niet. Er zijn cashprogramma’s die alleen aan vrouwen geven, die bepaalde voorwaarden stellen aan de ontvanger, die cash combineren met trainingen of zelfs therapie. In deze update ga ik verder in op al die keuzes — en hun gevolgen.
Maar vooral belangrijk: een aantal studies laat zien dat het geven van cash aan een deel van het dorp problemen kan opleveren. Bijvoorbeeld omdat de voedselprijzen stijgen,* of omdat de buren die geen cash krijgen zich ontevredener over hun leven gaan voelen.*
Bovendien is het nog onduidelijk of de effecten van cash op lange termijn ook standhouden. Een studie in Nicaragua liet na tien jaar nog steeds goede resultaten zien,* een studie in Ecuador een bescheiden verbetering.* Maar er zijn de laatste tijd ook studies* verschenen* die laten zien dat de effecten op termijn verdwijnen.*
Het is nog onduidelijk of de effecten van cash op lange termijn ook standhouden
Onderzoeker Chris Blattman — die zichzelf wel eens Mister Cash en een cashionista heeft genoemd* — kwam in zomer van 2018 met een studie* naar de impact van een cashprogramma in Oeganda, negen jaar na dato. En wat blijkt? De langetermijneffecten vielen tegen. Na twee en vier jaar leverde de cash spectaculaire resultaten op vergeleken met de controlegroep. Maar na negen jaar zijn de cashontvangers bijgehaald door hun dorpsgenoten. Het enige verschil zit ’m nog in bezittingen zoals metalen daken of werktuigen: daarvan hebben de cashontvangers nog altijd meer. Maar verder zijn de cashontvangers weer op gelijke voet met de rest van het dorp.
Dat kan door spillover komen* — de dorpsbewoners die geen cash krijgen profiteren indirect van de investeringen die de cashontvangers doen. Maar het kan ook dat cash de inkomensgroei van mensen versnelt, maar dat ze die inkomensgroei wellicht tóch doormaken, of ze nu cash krijgen of niet.
Je kunt natuurlijk zeggen: een decennium eerder uit armoede is ook al een goed resultaat. Of zoals Blattman het succes van cashdonaties eens nuchter omschreef: ‘They probably suck less than most of the other things we are doing. This is not a high bar.’*
Zuigt cash minder hard dan andere hulp?
Wat Blattman zegt klinkt heel simpel. Maar sta er even bij stil.
Zuigt cash minder hard dan andere vormen van hulp?
Eigenlijk meet geen enkele organisatie dat. En daarmee begaan we een enorme denkfout.
Even wat context. De effectiviteit van onze hulp wordt doorgaans gemeten door hulporganisaties zelf, of door onafhankelijke evaluatiediensten. Er worden uitgebreide theories of change uitgewerkt, die leiden tot strakke M&E frameworks . Met een nulmeting (hoe staat het ervoor vóór er hulp wordt verleend) kunnen organisaties laten zien hoeveel meer meisjes er naar school gaan na hun hulpprogramma, hoeveel meer moeders nu met een vroedvrouw bevallen, of hoeveel minder malaria-infecties er zijn. En er worden kwalitatieve data verzameld door interviews met hulpontvangers.
Deze manier van evalueren kent zijn beperkingen. Stel je voor: je deelt malarianetten uit, en het aantal infecties zakt een jaar later drastisch. Gezond verstand dicteert: de daling in infecties komt door de hulp. Maar hoe weet je zeker dat jouw netten de oorzaak zijn? Misschien was het wel toevallig een slecht jaar voor de malariamug, en zijn er van jouw klamboes visnetten gemaakt.
Of de verbetering er ook zonder jouw hulp was gekomen, dat kun je met deze manier van meten nooit met zekerheid zeggen.
Steeds vaker vinden er dan ook experimenten plaats naar de effecten van hulp: één groep krijgt wel hulp, een andere vergelijkbare groep niet. Zo kun je met grotere zekerheid zeggen: schoolboeken uitdelen helpt niet om testscores te verhogen,* ontwormingspillen wél om schoolbezoek te vergroten.*
Dan nu de denkfout die cash blootlegt.
Hoe we nu dus in het beste geval meten of hulp effectief is, is zo: we hebben twee vergelijkbare dorpen, laten we zeggen Cow City en Control City. We geven Cow City onze hulp — bijvoorbeeld training, muggennetten, of koeien — en Control City niets. Vervolgens meten we armoede, voedingswaarden, of schoolbezoek in beide dorpen, en zeggen we: het verschil tussen deze twee dorpen is de impact van onze hulp.
Maar wat als we nu eens dit zouden doen: we geven Cow City onze hulp — training, muggennetten, koeien — en we geven het vergelijkbare dorp Cash City het bedrag dat onze hulp kost, in cash. Dus in Cow City krijgen mensen een koe, en in Cash City krijgen mensen de tweehonderd euro die de koe kost, handje contantje. En nú vergelijken we de dorpen op het gebied van armoede, voedingswaarden, of noem het maar op. Het verschil dat we dán vinden, is de echte impact van onze hulp.
Het kwartje over cash
Het kwartje over cash viel bij mij pas toen ik dit verhaal hoorde. Cow City en Cash City deden mij inzien dat we totaal verkeerd naar de effectiviteit van onze hulp kijken. Niet de impact van onze hulp ten opzichte van geen hulp is belangrijk, maar de impact van onze hulp ten opzichte van cash. Alleen door op deze manier te kijken kun je zien wat een hulpprogramma méér waard is dan haar monetaire waarde. Wat de échte toegevoegde waarde is.
De ongemakkelijke waarheid is: die toegevoegde waarde is er vaak niet.
In veel gevallen doet Cow City het niet beter dan Cash City. Sterker nog: in veel gevallen doet Cash City het beter.
Dat komt omdat hulp in natura vaak gigantisch duur is. Neem bijvoorbeeld — als we toch in Cow City zijn — koeien. Er zijn veel hulporganisaties die arme gezinnen een koe geven, plus een training over hoe je geld kunt verdienen met je vee. De koe kost misschien een paar honderd dollar, maar door het selecteren van de gezinnen, het verwerken van de donaties, het vervoeren van de dieren, en het geven van de trainingen, kunnen de kosten voor één gezin behoorlijk oplopen.
In India geeft de ngo Bandhan bijvoorbeeld 331 dollar uit om 166 dollar aan vee bij een arm gezin te krijgen.* En dat is nog een koopje. In Rwanda kost het de hulporganisatie Heifer International drieduizend dollar (!) om een zwangere koe en training aan een arm gezin te geven.* Natuurlijk vermindert dit de armoede van het gezin: een koe is beter dan geen koe. Cow City doet het dus beter dan Control City.
Maar wat als die drieduizend dollar nu eens in cash aan het arme gezin zou worden uitgekeerd? Dan zouden ze er wel tien koeien van kunnen kopen. Of: maar liefst tien arme gezinnen zouden van dit geld ieder een koe kunnen kopen. Met andere woorden: Cash City doet het beter dan Cow City.
Cash als ijkpunt voor alle hulp
Dit geldt niet alleen voor koeien. Studies van het Wereldvoedselprogramma laten bijvoorbeeld zien dat cash in Ethiopië tot wel 30 procent efficiënter is dan voedsel uitdelen . En een studie van vier voedselhulpprogramma’s in Ecuador, Niger, Oeganda en Jemen liet zien dat 18 procent méér mensen geholpen zouden kunnen worden als iedereen cash kreeg in plaats van voedsel.*
Wanneer we cash op deze manier als ijkpunt nemen om andere hulpstrategieën mee te vergelijken, verandert ons hele kijken naar hulp.
We moeten ons dan telkens afvragen: is wat we doen aantoonbaar beter dan cash?
Op die vraag zal het antwoord vaak nee zijn. Maar soms natuurlijk ook ja. Want uiteraard kan cash niet alle ontwikkelingsproblemen oplossen.
Cash kan niet zorgen dat voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg — wat economen public goods noemen — van goede kwaliteit zijn. Of dat een corrupte overheid het publieke belang dient.
Er zijn dus goede redenen om niet elk hulpprogramma te vervangen door cash – er is ook hulp nodig die de politieke dimensie van ontwikkeling aanpakt.
Maar voor veel programma’s zijn die goede redenen er niet. Cash als ijkpunt nemen zou dus betekenen dat een groot deel van onze hulp volledig op de schop moet.
Waarom heeft cash de hulpwereld nog niet overgenomen?
Sinds 2010 is het aantal cashprogramma’s in Sub-Sahara Afrika verdubbeld.* In ten minste 40 landen wordt nu cash uitgedeeld. Ongeveer de helft van die programma’s wordt gerund door hulporganisaties. En zo’n driekwart wordt geheel of gedeeltelijk betaald met hulpgeld.*
Toch is 99 procent van alle hulp nog altijd geen cash.
En dat terwijl er miljarden omgaan in de sector. In 2018 was het officiële ontwikkelingsbudget van rijke landen 153 miljard dollar.* Daar komt alle privaat gefinancierde hulp nog eens bovenop — hoeveel dat precies is weet niemand, maar het wordt op minstens 45 miljard geschat.* Noodhulp is ook nog eens zo’n 28,9 miljard dollar.* En de grootste donateurs aan goede doelen nemen we dan nog niet eens mee: de inwoners van de Golfstaten doneren naar schatting nog eens 230 tot 560 miljard dollar per jaar.*
Dat er nog zo weinig van dit geld naar cashdonaties gaat, is misschien niet zo raar als je bedenkt dat de cashaanpak volledig ingaat tegen de manier waarop we al zo’n zeventig jaar hulp verlenen. Wij weten hoe het zit, zeggen ontwikkelingsexperts en hulpverleners al decennia. Wij hebben erop gestudeerd, wij hebben de ervaring, en wij weten dus hoe jouw leven beter wordt.
Cash draait die gedachte 180 graden om: niet wij, maar jij weet het beste hoe je jezelf uit de armoede kunt halen. Die radicale gedachte-verandering is één van de redenen dat er nog veel weerstand is tegen cash.
Eigenlijk is cash een grote middelvinger naar alle experts die zijn opgeleid om de complexe armoedeproblematiek te begrijpen. Zij leren om woorden te gebruiken als ‘holistische aanpak’, ‘capaciteitsopbouw’ en ‘context-afhankelijk’. Maar cash heeft schijt aan al die termen. Cash is juist doodeenvoudig, en vereist geen ‘voeten in de modder’, maar minimale betrokkenheid van westerse goeddoeners. Door cash wordt in feite een groot deel van onze hulporganisaties overbodig — het is een aanval op de professionaliteit van ontwikkelingswerkers.
Eigenlijk is cash een grote middelvinger naar alle experts die zijn opgeleid om de complexe armoedeproblematiek te begrijpen
‘Geef een man geen vis, maar leer hem om te vissen’, is een bekend ontwikkelingscliché. Maar misschien houdt een man niet van vis. Misschien is een man wel vegetariër. En misschien heeft een man, of vrouw, wel een veel beter idee met het geld dat die viscursus kost.
Mocht je nu denken dat dit theoretische bezwaren zijn — dat zijn ze niet. Op de Filipijnen zag ik met eigen ogen hoe hulporganisaties een jaar na tyfoon Haiyan massaal vissersboten aanvoerden. Natuurlijk, er waren veel vissers die een nieuwe boot konden gebruiken. Maar ik sprak ook Marilyn Amparado, die vertelde dat haar man voor de tyfoon zijn geld verdiende als chauffeur. Het repareren van de auto zou het gezin weer aan inkomen helpen. ‘Maar alle organisaties bouwen vissersboten. Wij hebben geen boot nodig, maar nieuwe wielen.’
Hulporganisaties moeten elke euro verantwoorden aan hun geldschieters — anders krijgen ze volgend jaar geen subsidie. Dat kost zoveel tijd, geld en moeite, dat de focus meer komt te liggen op het tevreden houden van de geldschieter, dan op de behoeften van de hulpontvanger. De verantwoording hoeft niet afgelegd te worden aan de arme mensen die we proberen te helpen, maar aan de rijke overheden die de hulporganisatie in stand houden.
Ironisch genoeg is er weinig bewijs dat al die goed controleerbare euro’s ook écht iets veranderen voor arme mensen. Bewijs dat er voor cash in grotere mate wél is.
Maar waar het op neerkomt is dat wij als westerse redders een groot gebrek aan vertrouwen hebben in de mensen die we proberen te helpen.
Cash-Idols
Het is wat mij betreft zonneklaar: cash moet ons ijkpunt worden om andere hulp tegen af te zetten.
Dat is een enorme paradigmaverschuiving. Maar die is broodnodig. Strijkstok, seksfeesten, directeurssalarissen — de meeste mensen zijn (terecht of onterecht) sceptisch over hulp.
En in zekere zin stellen de sceptische burgers de goede vragen. Heeft hulp wel zin? Wat is het nut? Waar komt het terecht?
Cash is een antwoord op deze vragen. Het is simpel, het is duidelijk en er is meer bewijs voor dan voor de meeste andere hulpvormen.
Laten we dus zeggen: we geven cash tenzij er een goede reden is om dat niet te doen.
De Europese Unie gaf hier in 2015 al een goede voorzet voor, door een richtlijn voor noodhulp* op te stellen, waarin letterlijk staat: ‘We need to always ask the question ‘Why not cash?’.’ Die vraag zou wat mij betreft altijd, voor elke hulpvorm, gesteld moeten worden.
Ik stel me een soort Idols voor: de hulporganisatie tegenover een pittige jury van arme mensen. Spotlights gericht op de rode stip. Nou, zegt de jury, vertel maar. Waarom is jouw trainingsprogramma, campagne of koe wél beter dan het uitkeren van hetzelfde bedrag in cash? Eens kijken hoeveel hulporganisaties door de audities komen.