2021 was het jaar van de klootzak (of: waarom zoveel mensen smullen van Succession)

Succession, The White Lotus, Crossroads – de meest spraakmakende series en boeken van dit jaar zitten vol met klootzakken. Kijken naar mensen die niet deugen heeft een functie: we scherpen onze eigen moraal. Maar de beste fictie biedt meer: een medicijn tegen de walging van de dag.
Het was een trending topic – #sietske – dat me laat in dit onbarmhartige jaar maar weer eens Twitter deed afzweren. De rel in kwestie volgde op het nieuws van een veertienjarige jongen, die op een hockeyveld in elkaar was gezakt en gestorven. Een vaccinsceptische publicist genaamd Sietske tweette dat haar ter ore was gekomen dat de jongen gevaccineerd zou zijn. Ze wilde in contact komen met de ouders, want ‘[d]e onzekerheid rond vaccin bijwerkingen [sic] vraagt NU om fundamentele discussie’.
Dit was een schot voor open doel, het onderwerp had alle ingrediënten voor een spijkerbom van verontwaardiging: kwetsbare kinderen, rouwende ouders, corona. Sietskes tweet stond gloedvol in de traditie tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend, maar de reacties deden nauwelijks onder. Ze was een aasgier met een ijskoud hart, ethisch door het ijs gezakt; de wet van Godwin liet zich gelden, de ad hominems vlogen haar moederschap aan, Sietske was een onmens.
Verleidelijke oordelen. Maar de verbeten gretigheid waarmee de publicist op Twitter het lidmaatschap van de menselijke soort werd ontzegd, liet ruimte voor engere conclusies: bijna niemand deugt hier, iedereen zit precies even vol met haat en men verdringt zich likkebaardend om de eerste steen te gooien.
Er bestaan vast schitterende evolutionaire en psychologische verklaringen voor de kick die het oplevert om te suggereren dat een ander ten diepste niet deugt. Het spektakel van de slechte mens biedt vermaak en morele zelfbevestiging ineen, drama en geruststelling.
Maar wie zich afwendt van de walgcarroussel die sociale media zijn en dekking zoekt bij oubolliger alternatieven zoals tv-drama en literatuur, houdt genoeg slechteriken over om zich aan te vergapen. Ook dit jaar worden de meestbesproken culturele hoogtepunten weer bevolkt door mensen die op het eerste gezicht grote aversie wekken. Mensen die je op sociale media, voor je er erg in had, zou kunnen hebben weggezet als – noem eens wat – pervers, opportunistisch, hypocriet, misogyn, racistisch en leugenachtig.


Wat de twee hitseries van dit jaar gemeen hebben
Ongeveer iedereen om mij heen smachtte tijdens de avondlockdown naar nieuwe afleveringen van het derde en nieuwste seizoen van de HBO-serie Succession. En in de wekelijkse nabesprekingen ging het vooral nogal verlekkerd – zelfs met een zekere bewondering – over de verdorvenheid van de personages.
Succession draait om de nalatenschap van de Rupert Murdoch-achtige, obsceen rijke mediamagnaat Logan Roy, die met tachtig jaar zijn einde nadert, maar nog altijd de sadistische scepter zwaait in zijn imperium. Drie van zijn vier volwassen kinderen, even verwend als verwaarloosd, azen op de troon.
Alles aan de serie – de gezwollen muziek, de shakespeareaanse dialogen, de absurde overdaad aan privévliegtuigen – ademt koningsdrama. We kijken naar het slag mensen dat de wereld runt, het type waarvoor de regels niet opgaan.
Nee, ook de fatsoensregels niet. Logan Roy is een man die, wanneer hij zijn zin niet krijgt, de kamer van zijn dwarsligger inloopt, zijn gulp opent en op het tapijt pist. Dat die dwarsligger zijn oudste zoon Kendall is: fuck it, fuck him.
De gedeelde familievoorliefde: grensoverschrijdend taalgebruik, met allerlei soorten penetratie in de hoofdrol
Kendall zelf is het soort rijkeluisjongetje dat zijn populariteit denkt te kunnen kopen; zijn broertje Roman is een losgeslagen nar, die ongevraagd dickpics rondstuurt en zich overal aftrekt. Hun zus, Shiv, lijkt normalig, zij het wat kil, tot we doorhebben hoe ze haar adorerende echtgenoot subtiel vernedert. De gedeelde familievoorliefde: grensoverschrijdend taalgebruik, met allerlei soorten penetratie in de hoofdrol, zeker niet in de laatste plaats van het incestueuze soort.
Iets minder duivels, maar – als dit Twitter was – toch minstens kwalificerend voor opportunistisch, hypocriet en pathetisch geprivilegieerd zijn de vakantiegangers uit een andere HBO-hit van afgelopen jaar: The White Lotus. Deze serie is karikaturaler dan Succession en portretteert een stel mindere goden: een rijk, wit gezin op vakantie in een Hawaïaans luxeresort. Terwijl ze om beurten, zuigend aan een piña colada, hun monstrueuze verwendheid demonstreren, zien we het personeel van het hotel worstelen met het echte leven: geldzorgen, ongeplande zwangerschappen, drugsverslaving.
Over Succession en The White Lotus werd al opgemerkt* dat ze een moraal lijken te delen: geld maakt niet gelukkig. Daar kun je aan toevoegen: van geld word je een klootzak. (Ik zou hier ook de grimmige monsterhit Squid Game kunnen noemen.) Maar moralisme voert niet de boventoon. Beide series lijken een vrijplaats in de hoogsensitieve publieke ruimte om je tegoed te doen aan grove, gore grappen. Het is immers satire, de nastiness is op conto van de personages; als iemand te kijk staat, zijn zij het.


Een medicijn tegen de walging van de dag
Maar mijn favoriete momenten uit Succession ontstijgen juist de satire. In seizoen 1 is de familie bij elkaar voor een therapiesessie (waarbij de therapeut zijn tanden verliest na een duik in het zwembad – ‘Freud would’ve had a field day’). De patriarch Logan heeft zijn kinderen weer eens afgeblaft en zwemt wiebelige baantjes, aangemoedigd door zijn vrouw, als een kind dat zwemles krijgt. Als hij zich het zwembad uit hijst en zij hem in een badjas wikkelt, zien we op zijn rug de fysieke sporen van een jeugd vol misbruik.
Zo zijn de vlagen medeleven die de serie aanwakkert: kort, onverwacht, indringend. Het is de kracht van Succession. Om onszelf heen rijst overal het beeld op dat mensen die het niet met elkaar eens zijn elkaar hartgrondig de covid wensen. Maar de beste fictie van het moment biedt nog steeds wat fictie altijd biedt: de mogelijkheid om met een zekere tederheid te kijken naar slechte mensen, of toch ten minste met een zeker begrip voor hun pathologie. Een medicijn tegen de walging van de dag.
Een ander fijn voorbeeld hiervan is de bejubelde nieuwe pil van Jonathan Franzen, Crossroads, die zich – verademing – afspeelt in een tijd vóór internet. De daarin tot op de graat gefileerde familie Hildebrandt bestaat niet zozeer uit monsters, als wel uit zwaar moreel gemankeerde, getormenteerde zielen, die ondervinden dat ‘een goed mens’ proberen te zijn niet zelden het slechtste is wat je kunt doen.
Wat critici Gerard Reve ooit verweten, heet inmiddels een aanbeveling; in fictie ‘horen’ nu blijkbaar juist geen normale mensen
Het jaar is 1971 en het predikantengezin Hildebrandt bevindt zich op een punt waar godvruchtigheid en individuele bevrijdingszin elkaar snijden. De drie oudste kinderen worstelen met geloof, idealen, drugs en seks, en voor de volwassenen geldt eigenlijk hetzelfde. Vader Russ leren we kennen als een gefrustreerde hulppredikant, die op het punt staat zijn vrouw te bedriegen. Dezelfde vrouw die altijd zijn speeches schrijft en aan de rand staat van een zenuwinzinking.
Deze vent is niet te doen, denk je aanvankelijk mee met zijn kinderen, die ongeveer net zo van hun vader kotsen als hij van zichzelf. De stakker zou in de Twitterverse op z’n allerbest een grijpgrage, middelmatige witte man vol zelfmedelijden zijn. Toxic!
Maar honderden bladzijden rondgeleid worden in Russ’ hoofd, waar Franzen je meesterlijk de plakkerigste en gênantste hoekjes toont, doet wonderen voor zo’n meedogenloos oordeel. De meticuleus, maar onweerstaanbaar uitgediepte gedachtewerelden van alle Hildebrandts helpen je eraan herinneren wat een vijandige plek de binnenkant van een hoofd toch vaak is.


Een godvormig gat in ieder hart
‘Jonathan Franzens Crossroads is het allerfijnste boek van 2021’, schreef Volkskrant-columnist Sylvia Witteman. ‘Er komt, precies zoals dat hoort, weer geen normaal mens in voor.’ Wat critici Gerard Reve ooit met die woorden verweten, heet inmiddels een aanbeveling; in fictie ‘horen’ nu blijkbaar juist geen normale mensen – dat is saai, daar hebben we niks aan. Maar terwijl we van fictie dus lekkere, vette morele ambiguïteit eisen, houden we elkaar in de echte wereld steeds verstikkender aan de hoogste standaarden van morele zuiverheid.
Hoe gemakkelijk, schrijft essayist en ervaren Twitteraar Jan Postma in een essay over online haat, laten we ons er vandaag toe verleiden om een meute te vormen. En het sadisme is niet voorbehouden aan rechtse trollen, ‘we [zijn] allen vatbaar voor de verlokkingen van het moralisme (...). Het is zo belachelijk belangrijk voor ons geworden om gelijk te hebben. De meest brave zielen maken zich er schuldig aan.’
‘Welke leegte proberen we met dit gedrag te vullen?’ vraagt Postma.
Het is misschien overmatig kerstig van me, maar ik denk aan de psycholoog Jonathan Haidt, die de zeventiende-eeuwse wiskundige Blaise Pascal parafraseert: ‘Er zit een godvormig gat in ieder hart.’ Politiek, meent Haidt, heeft in die leegte de plaats ingenomen van religie. En dat verklaart een deel van de polarisatie, het tribalisme en de gigantische morele zelfgenoegzaamheid die dit tijdperk teisteren.
Dat godvormige gat zien we tegenwoordig even vaak gevuld worden met nieuwe religies, of pogingen daartoe. Het gezondheidsevangelie, om eens wat te noemen, dat boven alles predikt: ‘Ik ben gezond.’ Je zou daar bijna christelijk van worden, en menen dat ‘ik heb gelijk’ en ‘ik ben gezond’ maar weer eens vervangen moeten worden door het goede oude en nederige ‘ik ben zondig’. Maar in Crossroads van Jonathan Franzen, waarin iedereen krom gaat onder dat christelijke schuldgevoel, kunnen we gelukkig precies lezen wat de nare gevolgen zijn van die vergissing.
Het boek laat je, ‘zoals het hoort’, achter met een milder alternatief: ik ben schromelijk beperkt van begrip, net als iedereen; ook in mijn hoofd spoken gedachten rond die me in de publieke sfeer de kop zouden kosten, en kijk nou, in de meeste mensen leeft een verlangen om vergeven te worden.