Waarom een uitdijende overheid geen ziekte maar een zegen is

Rutger Bregman
Correspondent Vooruitgang
Een Amsterdamse arbeider met meelzak op zijn schouder, 1951. Foto: Kees Scherer/Hollandse Hoogte

De Nederlandse overheid is kolossaal. Haar uitgaven beslaan inmiddels meer dan de helft van het nationale inkomen. En dus doen politici er alles aan de overheid te temmen, met weinig succes. Maar ze vergeten dat een rijk land per definitie steeds méér zou moeten besteden aan dokters, onderwijzers en politieagenten.

Vraagje: is Nederland een communistisch land aan het worden?

Het lijkt er wel op. De overheidsuitgaven beslaan inmiddels meer dan de helft van het nationaal Er wordt hier en daar wel op de rem getrapt, maar als we het over bezuinigen in de zorg hebben, dan gaat het hoogstens over het remmen van de groei. Vorig jaar kwam er gewoon nog 1,6 procent Sterker nog, tussen 2000 en 2011 zijn de overheidsuitgaven met meer dan 60 procent gestegen, van 185 miljard naar 300 Gecorrigeerd voor inflatie.

Wat is er toch aan de hand? Waarom lukt het zelfs onze premier Mark – ‘de socialisten breken de welvaart af!’ – Rutte niet om de overheid te temmen?

Waarom de overheid blijft groeien

Het heeft alles met Mozart te maken. Toen de beste man in 1782 zijn veertiende strijkkwartet in G-majeur (K. 387) componeerde, waren er vier mensen nodig om het uit te voeren. En nu, 250 jaar later, zijn het er nog steeds vier. Wie de productiviteit van zijn strijkkwartet wil opvoeren, kan hoogstens ieder jaar iets sneller gaan spelen. Anders gezegd: sommige zaken, zoals muziek, zijn niet zomaar efficiënter te maken. Terwijl we een koffiezetapparaat steeds sneller en goedkoper kunnen produceren, kun je een ober hoogstens harder laten rennen.

Sinds Mozart is dit dilemma alleen maar groter geworden. Want hoewel de productiviteit van een strijkkwartet nog even hoog is als in 1782, zijn de lonen voor muzikanten enorm gestegen. Dat moest wel: niemand zou nog aan het conservatorium willen beginnen als hij hetzelfde loon zou krijgen als twee eeuwen terug. Concerten zijn dan ook een stuk duurder geworden ten opzichte van andere producten.

Terwijl we een koffiezetapparaat steeds sneller en goedkoper kunnen produceren, kun je een ober hoogstens harder laten rennen

Zo is het ook niet meer dan logisch dat we meer zijn gaan uitgeven aan arbeidsintensieve diensten als zorg, onderwijs en veiligheid. Juist landen als Denemarken, Zweden en Nederland – landen die hoog scoren op de ranglijstjes van welzijn – hebben een grote publieke sector. De overheid betaalt hier immers voor veel van de diensten waar de productiviteit moeilijk kan stijgen. In tegenstelling tot de productie van een koelkast of een auto kan een geschiedenisles of een ziekenhuisbezoek niet zomaar ‘efficiënter’ worden gemaakt.

En dus slokt de overheid een steeds groter deel van de economische koek op. Het is een fenomeen dat al in de jaren zestig van de vorige eeuw werd ontdekt door een Amerikaanse econoom. Inmiddels spreken we ook wel van ‘de Ziekte van Baumol.’ Dat wil zeggen: de prijzen in arbeidsintensieve sectoren als zorg en onderwijs stijgen een stuk sneller dan de prijzen in de rest van de economie, waar veel meer geautomatiseerd kan worden.

Mannen mengen roomboter en margarine in de boterfabriek Jan van Zwet in Rotterdam, 1917. Foto: Hollandse Hoogte

Ziekte of zegen van Baumol?

Maar wacht even.

Misschien kunnen we beter van een zegen spreken, in plaats van een ziekte. Want naarmate fabrieken en computers sneller en efficiënter worden, kunnen we het ons permitteren onze zorg en ons onderwijs steeds minder efficiënt in te richten. Dat wil zeggen: om onze zieken en ouderen meer aandacht te geven en ons onderwijs kleinschaliger te organiseren. Mooi toch? De grootste bedreiging voor dit toekomstbeeld is, aldus Baumol, ‘de illusie dat de samenleving er niet voor kan

Wie geobsedeerd is met efficiëntie en productiviteit, zal het altijd moeilijk vinden onderwijs en zorg op waarde te schatten. Veel politici zien slechts kostenposten

En dat is een hardnekkige illusie. Wie geobsedeerd is met efficiëntie en productiviteit, zal het altijd moeilijk vinden onderwijs en zorg op waarde te schatten. Veel politici zien slechts kostenposten. Ze realiseren zich niet dat een rijk land eigenlijk per definitie steeds méér zou moeten besteden aan dokters, onderwijzers, politieagenten en schoonmakers. Ze beschouwen die stijging niet als een zegen, maar als een ziekte.

Wat de zorg betreft zit het overigens wel snor met de kostenexplosie die Baumol vijftig jaar geleden al voorspelde. In 1975 besloegen de collectieve zorguitgaven in Nederland nog maar 4 procent van het Nu is dat al bijna 11 procent. Volgens Baumol kunnen ze aan het einde van deze eeuw zijn opgelopen tot wel 50 procent.

Maar voor het onderwijs geldt een heel ander verhaal. In 1975 besloegen de kosten hier bijna 7 procent van het bbp. Nu nog maar 5 procent. Niet zo gek dus dat steeds meer leraren overwerkt zijn en de kwaliteit van onze scholen en universiteiten lijkt af te nemen. Als je het vergelijkt met veertig jaar geleden had er nu meer dan 7 procent naar het onderwijs moeten gaan.

De blinde vlek van de markt: verborgen kosten

Maar dat is nog niet alles.

Producten als koelkasten en auto’s – die wel steeds efficiënter worden geproduceerd – zijn in de afgelopen decennia juist te goedkoop geworden. Want wie alleen naar de prijs van een product kijkt, rekent lang niet alle kosten mee. Denk bijvoorbeeld aan vervuiling, schulden en files. Een van de eersten die dat begreep, was de Britse econoom Arthur Pigou. Hij was een briljant man, maar is inmiddels bijna vergeten. Al in 1920 kwam hij tot een cruciaal inzicht, dat nu belangrijker is dan ooit: belastingen kunnen de ‘verborgen’ kosten in de prijs van een product opnemen.

Neem alcohol. Drankmisbruik kost de samenleving miljarden aan zorg, politie en justitie. Of neem de voedselindustrie. Menig kant-en-klaarmaaltijd die is volgepompt met suiker, vet en zout mag dan spotgoedkoop zijn, op de lange termijn kost het ons een fortuin. Overgewicht slokt niet alleen een paar levensjaren op, het doet ook de zorgkosten stijgen en de productiviteit dalen.

De autofabriek van Ford in Amsterdam waar zeven monteurs tegelijk aan de lopende band werken, 1963. Foto: Hollandse Hoogte

‘Externaliteiten’ noemen economen zulke bijwerkingen ook wel. De vrije markt is er blind voor. Ze worden niet automatisch in de prijs van een product of dienst opgenomen. Soms zijn ze positief; zo zijn daklozenopvang en scholen eigenlijk goedkoper dan gratis. Iedere euro die je in de bestrijding en preventie van dakloosheid investeert, krijg je twee tot drie keer terug met besparingen op zorg, politie en Recent Amerikaans onderzoek wijst bovendien uit dat de kosten van vier jaar hoger onderwijs een negatieve 500.000 dollar Van goed onderwijs worden we alleen maar rijker.

Maar ook bij negatieve externaliteiten, vond Pigou, is een taak weggelegd voor de overheid. Dan had hij het niet over regels of dwang, maar gewoon, over belastingen. ‘Pigouviaanse belastingen’ worden ze tot op de dag van vandaag genoemd.

Stel, een politicus komt met een plan dat de luchtkwaliteit en de volksgezondheid verbetert, het aantal files, verkeersslachtoffers en de CO2-uitstoot doet kelderen en de afhankelijkheid van het Midden-Oosten en Rusland laat afnemen, zonder dat dit iemand ook maar een cent kost. Klinkt te goed om waar te zijn, nietwaar? Toch zou een hogere belasting op brandstof – waarvan de opbrengsten naar een lagere belasting op arbeid zouden gaan – min of meer dit effect hebben. Niet toevallig wordt er in Europese steden, waar de benzineprijs een stuk hoger is dan in de VS, veel minder gereden, gebotst en vervuild.

Zo kunnen belastingen helpen om te goedkope producten duurder te maken en te dure producten goedkoper. Dan blijkt maar al te vaak dat juist de overheid veel diensten levert met verborgen baten (zorg, onderwijs, sociale zekerheid), terwijl de private sector vol zit met verborgen kosten (marketing, banken, massaconsumptie). ‘We kunnen het ons veroorloven om voor de diensten te betalen die we nodig hebben – met name zorg en onderwijs,’ schrijft Baumol. ‘Maar waar we wellicht niet voor kunnen betalen zijn de gevolgen van dalende kosten.’

Hoe belastingen ons rijker maken

De Grote Recessie van 2008 maakte pijnlijk duidelijk dat niet alleen milieu-economen zich met externaliteiten moeten bezighouden. Een ander voorbeeld van een Pigouviaanse belasting is dan ook de transactietaks, die de financiële industrie zou kunnen Flitshandelaars, die vrijwel niets bijdragen aan de samenleving, zouden bijvoorbeeld geen geld meer kunnen verdienen aan het razendsnelle kopen en verkopen van geld en aandelen. Bedenk: in 1970 werd een aandeel nog gemiddeld 5 jaar vastgehouden. Nu nog maar

Er zouden ook minder nutteloze investeringen worden gedaan. Zo werd er in 2012 nog voor 300 miljoen dollar een glasvezelkabel voor flitshandelaars aangelegd tussen Londen en New York. Tijdwinst: 5,2 milliseconden.

Maar het belangrijkste is dit: Pigouviaanse belastingen maken ons allemaal rijker. Ze verdelen de taart niet alleen beter, ze maken hem ook groter. Zo zouden de rekenwonders die nu nog naar Wall Street gaan gewoon weer leraren, uitvinders of ingenieurs kunnen worden.

Pigouviaanse belastingen verdelen de taart niet alleen beter, ze maken hem ook groter

In de afgelopen decennia gebeurde het tegenovergestelde: onderzoekers van de Universiteit van Harvard hebben dat door de belastingverlagingen van Ronald Reagan een groot aantal slimme mensen een carrièreswitch heeft gemaakt van docent of ingenieur naar bankier of accountant. Rond 1970 begonnen twee keer zoveel mannelijke Harvard-alumni hun loopbaan als onderzoeker dan als bankier. Twintig jaar later stroomde juist anderhalf keer zoveel talent de financiële wereld in.

De Verenigde Staten zijn daar armer van geworden. Iedere dollar die door een bank wordt verdiend heeft naar schatting een negatieve van 60 cent (denk aan risicovolle speculatie en Voor iedere dollar die een onderzoeker verdient, zijn er positieve externaliteiten van minstens 5 dollar, en vaak nog (veel) meer.

Of neem de marketingindustrie: een Britse schat dat een reclameman 11,5 pond aan waarde vernietigt (in termen van overconsumptie, vervuiling en schulden) voor iedere pond die hij verdient. Voor hetzelfde geld creëert een vuilnisman twaalf pond aan waarde (in termen van gezondheid en duurzaamheid).

Hogere belastingen voor topverdieners zijn dan ook ‘impliciet Pigouviaans,’ schrijven de wetenschappers van Harvard. Ze zorgen ervoor dat – in hun wetenschappelijke jargon – ‘getalenteerde individuen worden gerealloceerd van beroepen die negatieve externaliteiten veroorzaken naar beroepen die positieve externaliteiten veroorzaken.’

Of in gewonemensentaal: ze zorgen ervoor dat meer mensen iets nuttigs gaan doen.

Koekjes worden met de hand ingepakt in de fabriek van Albert Heijn (jaartal onbekend). Foto: Hollandse Hoogte

De prijs van beschaving

Zo komen we op drie belangrijke lessen.

1. De dingen waar we graag meer van willen, zoals zorg en onderwijs, zullen nog duurder worden. Dat is geen teken van achteruitgang, maar van vooruitgang. Want hoe productiever onze machines, computers en robots worden, hoe inefficiënter we de rest van de economie kunnen inrichten. Zorg en onderwijs hebben bovendien veel verborgen baten.

2. De dingen waar we minder van (zouden moeten) willen, zoals fastfood, folders en flatscreens, zijn te goedkoop en zullen nog goedkoper worden. Dat is een probleem, want juist deze producten bevatten veel verborgen kosten.

3. Belastingen zijn het perfecte middel om dit te corrigeren. Ze brengen meer leraren voor de klas, handen aan het bed en blauw op straat, terwijl ze files, vervuiling en overconsumptie tegengaan. Er is wel één consequentie: de overheid zal nog verder groeien.

En om eerlijk te zijn: dan sta ik niet meteen te juichen. Een grotere overheid betekent vaak ook meer betutteling en minder individuele vrijheid. Ons zorgstelsel is nogal bureaucratisch en verspillend, onze is vernederend en ineffectief en voor ambtenaren zijn er vaak te weinig prikkels om het werk wat efficiënter te doen. De overhead van sommige ministeries loopt op tot wel Maar een goede strategie om de publieke sector productiever te maken is er (nog) niet, schreef de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid onlangs nog.

Maar misschien is er een alternatieve, betere manier om de overheid te laten groeien. Dan groeit ze in termen van herverdeling (in de richting van zorg, onderwijs en sociale zekerheid), maar krimpt ze in termen van macht over ons leven. Dat zou een overheid zijn die mensen zoveel mogelijk hun eigen beslissingen laat maken, maar ze daar ook de middelen voor geeft.

Want voor wie denkt dat alles beter wordt als we de staat gewoon flink kortwieken: think again. Wie goede zorg en goed onderwijs toegankelijk wil houden voor iedereen, kan erop rekenen dat de publieke sector blijft groeien. Zeker nu we aan de vooravond staan van nieuwe productiviteitexplosies in de private sector (lees: ) is het waarschijnlijk dat zorg en onderwijs relatief nog duurder zullen worden.

En dat is prima.

‘Productiviteit is iets voor robots,’ merkt de schrijver Kevin Kelly op. ‘Mensen excelleren in het verspillen van tijd, het experimenteren, spelen, creëren en Kijk voor het alternatief maar eens naar de Verenigde Staten, waar grote private rijkdom gepaard gaat met diepe publieke armoede. Of denk aan de woorden van de rechter Oliver Wendell Holmes (1841-1935), die eens zou hebben gezegd:

‘Ik vind het leuk om belasting te betalen. Ik koop er beschaving

Een melkfabriek (locatie en jaartal onbekend). Foto: Hollandse Hoogte