Nederland beschermt de natuur kapot
In geen enkel Europees land worden zo veel dier- en plantensoorten bedreigd als in Nederland. Hoe dat kan? Juist het beleid van de Nederlandse overheid dat de natuur moet beschermen, is schadelijk voor de natuur.
Mensen houden heel veel van natuur. Geen kind dat dieren saai vindt. Niets maakt een huis zo duur als een bos ernaast.* Een ziekenhuispatiënt met een plant op zijn nachtkastje herstelt sneller van zijn kwalen.* Geef mensen twee weken vakantie en ze vertrekken acuut naar de laatste natuurparadijsjes.
Maar als we zo veel van de natuur houden, waarom zorgen we er dan zo slecht voor?
Zeker in Nederland dringt die vraag zich meer dan ooit op. Nergens anders in Europa kwamen in de afgelopen eeuw zo veel dier- en plantensoorten in de verdrukking als in natuurliefhebbend Nederland. En dat is niet omdat we ze doodknuffelen.
Hoewel, misschien juist wel. Want, blijkt uit allerhande wetenschappelijk onderzoek: juist de manier waarop de Nederlandse overheid natuur zegt te beschermen, is schadelijk voor de natuur.
Dat zit zo. Nederland investeert zijn geld voor natuurbeleid al enkele decennia voornamelijk in de zogenoemde Natura 2000-gebieden – beschermde gebieden waar de natuur prioriteit heeft. Stukjes natuur die als het ware ‘apart’ gezet zijn en afgeschermd worden. De minimale Europese eis – het afkaderen van geschikt leefgebied voor een lijst bedreigde dier- en plantensoorten, is voor Nederland het hoofddoel geworden.
Maar, zo constateren wetenschappers keer op keer: dat werkt helemaal niet. Een hek om beschermde gebieden met toegewezen natuur, en daarbuiten je gang gaan, dat is niet hoe natuurlijke ecosystemen op de lange termijn floreren.
Bovendien is het onlogisch en onnodig duur. Aan de ene kant financiert de overheid vervuilende economische activiteiten die de natuur tegenwerken (de agrarische sector, de industrie en de bouw), terwijl ze aan de andere kant bakken met geld uitgeeft aan het herstellen van de ergste effecten daarvan.
Het natuurbeleid scheidt mens en natuur
Dit fundamenteel tegenstrijdige natuurbeleid vindt zijn wortels in het valse idee dat mens en natuur kunnen worden gescheiden. Natuurgebieden worden daarmee een soort veredelde dierentuinen. En dat heeft wel een functie, maar vooral een tijdelijke, legt Sander Turnhout, verbonden aan natuurorganisatie SoortenNL en de Radboud Universiteit, uit. Namelijk als een reddingsboei voor met uitsterven bedreigde planten en dieren, waarvan de natuurlijke habitat vernietigd is.
Vervuiling – door pesticiden en stikstof uit de landbouw bijvoorbeeld – trekt zich weinig aan van gebiedsgrenzen
Maar op de lange termijn werkt die scheiding niet. Want vervuiling – door pesticiden en stikstof uit de landbouw bijvoorbeeld – trekt zich weinig aan van gebiedsgrenzen. Dat zie je aan de grootschalige insectensterfte en enorme veranderingen in plantengroei, ook ín Natura 2000-gebieden.
Omdat die scheiding op papier – en dus in beleid – wel bestaat, zie je voortdurend dezelfde paradox opduiken. Geld voor intensieve landbouw waar natuur door verdwijnt én voor kruidenrijke bermen. Geld voor dure stalvloeren om meer vee te kunnen houden én voor helikopters die kalk en steenmeel uitstrooien over Natura 2000-gebieden om stikstofvervuiling door datzelfde vee te neutraliseren.
Het Nederlandse stikstofbeleid is in zijn geheel een schoolvoorbeeld van deze tegenstrijdigheid. In 2015 konden bouwprojecten en boeren vrijwel geen nieuwe vergunningen krijgen om stikstof uit te stoten, omdat de wettelijke grens was bereikt. De oplossing van de overheid: een half miljard euro, voor een stikstofbeleid dat ons eigen natuurbeleid en regelgeving omzeilde.
Dat beleid werd op zijn beurt in 2019 weer door de Raad van State afgeschoten, waarmee de zogenoemde ‘stikstofcrisis’ begon. Die crisis is inmiddels zo groot geworden dat er een aparte minister en een fonds van maar liefst 25 miljard euro in het leven zijn geroepen om het probleem op te lossen.
Maar zolang we ‘geld aan twee kanten van het probleem’ blijven uitgeven, is er weinig garantie op succes, zegt universitair hoofddocent omgevingsbeleid Raoul Beunen (Open Universiteit). Die miljarden kunnen beter worden besteed aan een structurele landbouwtransitie.
Landbouw en natuur gaan heel goed samen
Nu wordt natuur zo veel mogelijk gescheiden van landbouw en bewoonde gebieden, terwijl ze ook heel goed samen kunnen gaan. Maar daar kom je niet met een zak geld. Het overheidsbeleid moet er fundamenteel voor veranderen. ‘Natuurbehoud’, zegt Beunen, ‘gaat over de inrichting en het gebruik van onze héle leefomgeving. En de hervorming van de landbouw is daarvoor cruciaal.’
Nederland bestaat al duizenden jaren voor een groot deel uit weilanden, akkers en heidevelden. Juist die zijn van oudsher een enorme bron van biodiversiteit. Ontelbare planten- en insectensoorten gedijen tussen gras en graan. Vogels broeden in weilanden, overwinteren in de sloten, of tanken er bij tijdens hun migratie.
En nog steeds bestaat Nederland voor maar liefst tweederde van het landoppervlak uit landbouw. Maar tegenwoordig is er nog maar weinig ruimte voor dieren en planten die niet direct bijdragen aan de opbrengst. En de landbouw neemt bijna 70 procent van de totale Nederlandse stikstofuitstoot voor zijn rekening.
De macht van de landbouwindustrie
Dat kan heel goed anders, ook in deze tijd. Ook al zijn ze zeldzaam, natuurinclusieve boeren in heel Nederland laten dat zien. Neem de laatste zeven melkveehouders op Schiermonnikoog. Zij bleken samen te veel stikstof uit te stoten. Maar in plaats van één bedrijf te sluiten of te investeren in dure technologie, besloten ze allemaal een deel van hun koeien in te leveren en natuurvriendelijker te gaan werken. De boeren produceren nu minder melk, maar hun uitgaven zijn ook lager. En er is nu ruimte voor de natuur, en dat is ook wat waard.
Dat het zo slecht gaat met de natuur, komt dus grotendeels door de intensieve landbouw. Maar dat betekent nog niet dat de schuld ook bij de boeren ligt. Want boeren zijn evengoed een bedreigde diersoort – hun aantal ‘gaat net zo hard achteruit als de boerenlandvogels’, zegt Sander Turnhout. Voor de boeren op Schiermonnikoog was het een zware en lange strijd om hun bedrijven om te vormen.
Dat het zo slecht gaat met de natuur, komt dus grotendeels door de intensieve landbouw. Maar dat betekent nog niet dat de schuld ook bij de boeren ligt
Landbouwbedrijven zijn door de industrialisatie en de enorme schaalvergroting namelijk allang niet meer zelfstandig. Ze zijn een schakel in een heel grote keten, vastgebonden door leningen bij de bank, en door contracten ingeklemd tussen enerzijds producenten van veevoer, kunstmest en pesticiden, en anderzijds multinationals die hun producten afnemen, bewerken en verhandelen.
Het zijn deze spelers, niet boerenbedrijven, die het systeem vormen en sturen. Grote vleesbedrijven als Vion en de VanDrie Group bijvoorbeeld – en veevoerbedrijf ForFarmers. ‘Er zijn studies die laten zien welke bedrijven aan tafel zitten bij de ministeries’, zegt Esther Turnhout, hoogleraar wetenschap, techniek en samenleving aan de Universiteit Twente. ‘De natuurorganisaties niet, LTO wel.’ LTO is de grootste belangenvereniging van de landbouw. Sander Turnhout: ‘Mark Rutte heeft bij mijn weten in zijn hele regeerperiode één keer met de natuursector gesproken.’
Een brede basis voor de natuur
Deze krachtige landbouwlobby heeft er alle belang bij dat de overheid de natuur apart blijft zetten in beschermde gebiedjes. Want daarbuiten staat niet de natuur, maar landbouw, huizen, wegen en industrie bovenaan de prioriteitenlijst. Hoe komen we uit deze patstelling?
‘De eerste stap is dat de natuur niet wordt gezien als belang of kostenpost, maar als iets van waarde. Het beschermen van natuur gaat niet ten koste van welvaart en welzijn. Het is juist de bron ervan’, zegt Esther Turnhout.
Dat gaat dus om veel meer dan het beschermen van bedreigde soorten. Al het leven in weilanden en steden, langs wegen en vaarten, in parken en tuinen is van belang. Zonder die basis wordt het heel ingewikkeld en duur om de bijzondere natuur in leven te houden.
Nu worden er tonnen uitgegeven om een paar zandhagedissen te redden,* miljoenen om het korhoen voor uitsterven te behoeden.* Niet effectief en onnodig.
Spreek mensen aan als burger in plaats van consument
Maar wíllen mensen al die natuur wel? Wil de meerderheid niet ‘gewoon’ een betegelde tuin, goedkoop vlees en een schoon strand om op te bakken?
Ja, wel als mensen als consument worden aangesproken, stelt Esther Turnhout. Weinig mensen kiezen in de supermarkt voor biologische producten of vleesvervangers, wat veel beter is voor de natuur. Maar de supermarkt – of Booking.com – is de verkeerde plek om mensen te laten kiezen welke wereld ze willen. ‘Je kunt daar niet zien wat er gebeurd is voor je varkenslapje. Bovendien zijn betere alternatieven voor sommige mensen nu te duur.’
Spreek je mensen daarentegen aan op hun burgerschap, en geef je ze kennis en zeggenschap over de politieke beslissingen die het landschap bepalen, dan maken ze andere keuzes, denkt ook Raoul Beunen. Wie leert dat pesticiden op grote schaal insecten doen uitsterven, dat betegelde tuinen leiden tot wateroverlast, dat de luchtverontreiniging door grote stallen en druk verkeer leidt tot flinke oversterfte in Nederland – die wil dat de politiek andere keuzes maakt.
De supermarkt is de verkeerde plek om mensen te laten kiezen welke wereld ze willen
‘Praten over waarden klinkt soft, maar het is juist keihard’, beaamt Sander Turnhout. En dat begint al met de beslissing wie er aan tafel mogen zitten als er wordt gesproken over het lokale landschap. ‘Wel de lokale melkveehouder, maar niet FrieslandCampina. Dan zijn er een heleboel oplossingen mogelijk.’
Tijd dus voor het democratiseren van ons natuurbeleid. Wat is de betekenis van natuur, en wat willen we ervan? Geen vragen die burgers en beleidsmakers kunnen uitbesteden aan een strijd tussen belangenpartijen. Het gaat over niets minder dan het vaststellen van de fundamentele waarden waarop onze samenleving groeit. Letterlijk.