Deze uitvinding gaf de bio-industrie vleugels (en maakt de aarde stuk)
Het voer dat de meeste Nederlandse koeien, kippen en varkens eten is een belangrijke bron van allerlei grote problemen – van de stikstofcrisis en ontbossing tot ziektes die overspringen van dier op mens.
In zijn tweede show in 1996 verschijnt Theo Maassen met grote neptanden op het podium. Met dik Brabants accent speelt hij een man die na veertig jaar afscheid neemt van zijn collega Henk. Halverwege verandert zijn onnozele afscheidstoespraak in een emotionele tirade over hun vriendschap. Al jaren staat de spreker in de schaduw van Henk, die op zijn werk uitblonk in ‘aantekeningen maken… notities maken… dingen noteren…’ en wiens ‘dochters wél naar de mavo mochten’.
Het decor van de sketch onderstreept de onbenulligheid. Maassen staat achter het spreekgestoelte van het fictieve Brabantse bedrijf ‘Mengvoeders United’, dat hij tijdens de toespraak blijkt uit te spreken als ‘Mengvoeders Unietet’. De zaal buldert. Voer voor varkens, kippen en koeien: hoe saai wil je het hebben?
Maar in werkelijkheid is er niets onbeduidend aan mengvoer. Sterker nog: het product – een industriële mix van granen, oliezaden, dierlijke eiwitten en additieven – heeft de wereld veranderd. Mengvoer is namelijk cruciaal geweest voor het ontstaan van de intensieve veehouderij. En daarmee is het een belangrijke bron van allerlei grote mondiale en nationale problemen – van de stikstofcrisis en ontbossing tot zoönosen.
Hoe mengvoer scharrelen overbodig maakte
Om te begrijpen hoe dat zo is gekomen, moeten we meer dan honderd jaar terug in de tijd.
Aan het begin van de twintigste eeuw zagen Nederlandse boerderijen er heel anders uit. Er was bijvoorbeeld meer variatie – een boer had relatief weinig dieren, maar hield wel verschillende soorten en verbouwde ook diverse gewassen.
Anders dan nu voerden boeren hun dieren voor een groot deel met wat de eigen boerderij opbracht. De mest van die dieren voedde vervolgens de bodem. Koeien graasden ’s zomers in weilanden. Kippen en varkens scharrelden hun eigen kostje bij elkaar op het erf, aangevuld met gewassen en afval van de boerderij en aangekocht graan.
Na de Eerste Wereldoorlog begon dit te veranderen door de introductie van een nieuw soort voer: mengvoer. Wetenschappers ontdekten dat dieren sneller en goedkoper konden groeien door een in chemisch detail ontworpen dieet. Mengvoerfabrieken gebruikten die wetenschappelijke recepten om krachtvoer met hoge voedingswaarde te maken. De pluimveehouderij veranderde als eerste door dit mengvoer. Scharrelen was niet meer nodig en de kippen werden massaal naar dichte stallen verplaatst.
De grote doorbraak van mengvoer kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog. De import van allerlei grondstoffen lag stil vanaf 1939, waardoor er een voedseltekort voor mensen dreigde. Daarom verplichtte de Nederlandse overheid boeren om massaal over te schakelen van veehouderij naar akkerbouw, zodat er meer gewassen waren om mensen te voeden. De weinige overgebleven dieren kregen mengvoer. Zo kon de overheid ervoor zorgen dat alleen restproducten naar het vee gingen.
Na de oorlog steeg de productie van mengvoer snel. Boeren zagen er namelijk ook de economische voordelen van in: door het goedkope mengvoer konden ze meer kippen, varkens en koeien houden dan ooit. En omdat ze dit voer kochten van fabrieken, hadden ze voor het eerst geen eigen landbouwgrond nodig om hun dieren te voeren. ‘Grondloze’ veehouderijen zagen het licht.
Deze nieuwe boerderijen hadden veel weg van fabrieken. De dieren huisden in kleine hokken, kregen automatisch te eten uit de voersilo en werden uiteindelijk vervoerd naar het slachthuis. Door deze intensivering konden naoorlogse consumenten in Nederland en daarbuiten voor ongekend weinig geld vlees, melk en eieren kopen. Zo paste mengvoer perfect bij het in de wederopbouwperiode breed gedeelde ideaal om de landbouw te ‘moderniseren’.
Mengvoer veranderde niet alleen Brabantse boerderijen
Mengvoer was dus voor de intensieve veehouderij wat kunstmest was voor de intensieve akkerbouw. Het voer maakte een snelle transitie mogelijk naar een industriële manier van veehouderij: de bio-industrie.
Het gevolg: een ongekende stijging van het aantal landbouwdieren in Nederland. In 1954 was het aantal kippen en varkens ruim terug op het vooroorlogse niveau. En dat was nog maar het begin. In 1996, het jaar dat Theo Maassen met zijn Mengvoeders United-sketch in theaters stond, bereikte het aantal varkens een hoogtepunt: 14,5 miljoen – meer dan zeven keer zo veel als in 1954. Noord-Brabant herbergt ook nu nog ruim twee keer zo veel varkens als mensen.
En dat Nederlandse boeren amper nog eigen grond nodig hebben om al die dieren te voeren, wil niet zeggen dat er helemaal geen landbouwgrond voor nodig is. Voor de ingrediënten van mengvoer wordt land elders op de wereld gebruikt. Buiten het zicht van consumenten veranderde dit voer dan ook heel wat meer plekken dan alleen de Brabantse boerenerven.
Neem bijvoorbeeld soja, een relatief bekend ingrediënt van mengvoer, dat nu vooral uit Brazilië komt. Meer dan driekwart van alle sojateelt is bestemd voor veevoer – slechts 7 procent wordt gebruikt voor tofu en sojamelk.* Nederland is de grootste importeur van soja in de Europese Unie en de vierde importeur van soja ter wereld.* In de periode 2017-2019 was van de jaarlijks 4 miljoen ton ingevoerde sojabonen bijna de helft bestemd voor Nederlands vee: bijna 2 miljoen ton.* Dat zijn 50.000 vrachtwagens vol.
Soja is niet het enige dat varkens, kippen en koeien te eten krijgen. Nederland is in de tweede helft van de twintigste eeuw ook steeds meer mais, cassave, vermalen ansjovis en tal van andere mengvoer-ingrediënten gaan importeren. Dit soort ingrediënten komen vaak uit relatief arme landen.
Mengvoer is dan ook innig verweven met grote Nederlandse handelsbelangen. De Rotterdamse haven verdient veel aan de import van die massa’s ingrediënten, en de voedingsindustrie kan allerlei reststromen kwijt in het voer. Kom je dus aan het veevoer, dan kom je niet alleen aan de landbouw, maar ook aan het hart van de Nederlandse handelseconomie.
Schadelijk voor mens, dier en planeet
Die grote handelsbelangen maken het moeilijker om de problemen die mengvoer veroorzaakt te beteugelen. En dat zijn er nogal wat.
Om te beginnen is mengvoer regelmatig een lastig te controleren bron van ziekteverwekkers gebleken. In de jaren zestig ontdekten volksgezondheidsexperts salmonellabacteriën in mengvoer. Via het vlees en de eieren van de dieren konden ook mensen ziek worden van deze bacteriën.
Mengvoer bleek ook de bron van boviene spongiforme encefalopathie (BSE), in de volksmond: de ‘gekkekoeienziekte’, die in de jaren tachtig voor het eerst opdook in het Verenigd Koninkrijk. Ook dit vormde een gevaar voor mensen: door het eten van besmet rundvlees bleken mensen een dodelijke variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob te kunnen krijgen.
Tot in de beginjaren van deze eeuw zaten er bovendien antibiotica in het mengvoer, met toenemende antibioticaresistentie in de veehouderij als gevolg. Antibioticaresistentie is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een van de grootste gezondheidsbedreigingen wereldwijd, omdat het de werkzaamheid van medicijnen tegen schadelijke bacteriën ondermijnt. *
Deze gezondheidsgevaren uit het mengvoer zijn inmiddels grotendeels bestreden onder druk van exportbelangen en Europese regelgeving. Maar deze voorbeelden laten wel zien dat het mengvoer de gezondheid van mensen en dieren op onvoorspelbare wijze kan bedreigen. Bovendien zijn de risico’s van infectieziektes zoals vogelgriep toegenomen door de intensieve veehouderij, die zonder mengvoer ondenkbaar zou zijn.
Een ander probleem dat mengvoer veroorzaakt, is het verlies van biodiversiteit. In Brazilië worden op dit moment kwetsbare natuurgebieden als het Amazonewoud en de Cerrado vernietigd voor sojaplantages. Bossen met een grote rijkdom aan flora en fauna maken daar plaats voor eindeloze velden met maar één plantensoort. En het op industriële schaal vermalen van vis voor mengvoer vervuilt ecosystemen in zee, zoals de Grote Oceaan langs de westkust van Zuid-Amerika.
Een sleutelrol in de stikstofcrisis
Ook dichter bij huis veroorzaakt mengvoer grote problemen: de Nederlandse stikstofcrisis is er grotendeels het gevolg van. Mengvoer heeft er immers voor gezorgd dat boeren veel meer dieren konden houden, wat vervolgens leidde tot een enorm overschot aan mest. Ingrediënten het land in, vlees het land uit en de mest blijft achter.
Maar de maatregelen die de Nederlandse politiek de afgelopen decennia heeft genomen om dit mestprobleem te beteugelen, richten zich niet op mengvoer, of de import van ingrediënten. In plaats daarvan zijn de pijlen voornamelijk gericht op individuele boeren: aanpassingen aan stallen, quota voor aantallen dieren en dergelijke. Zo heeft de overheid boeren verantwoordelijk gemaakt voor een probleem dat hun individuele bedrijven te boven gaat.
Maar veehouders hebben geen geld om aan te passen. En ook dat heeft veel te maken met het mengvoer, want dat heeft de veevoerindustrie grote invloed gegeven op hoe de boer diens bedrijf runt. Zo geven voerbedrijven leningen uit aan boeren, in ruil voor langlopende voercontracten waar ze niet zomaar onderuit kunnen. Al aan het einde van de jaren vijftig was dé mengvoerexpert van dat moment, dierenarts Jan Grashuis, bezorgd dat boeren in ‘een horige van het mengvoederbedrijf’ veranderden.* Nu boerencoöperaties de afgelopen jaren terrein verloren hebben, is de precaire positie van boeren alleen maar groter geworden.
Mengvoer in de schijnwerpers
In de Mengvoeders United-sketch van Theo Maassen gaat het niet over mengvoer, ook al is het logo van het fictieve bedrijf continu in beeld als decor. Eigenlijk gaat het helemaal nergens over mengvoer, behalve in landbouwvakbladen. En dat is onterecht, want mengvoer maakte de bio-industrie mogelijk en is zo mede debet aan biodiversiteitsverlies, zoönosen en klimaatverandering.
Omdat de veevoerindustrie volledig is verstrengeld met de Nederlandse internationale handelseconomie, wordt het niet makkelijk om daar verandering in te brengen. En toch: als de politiek deze problemen echt wil oplossen, dan kan ze niet om mengvoer heen.
Correctie 2 februari 2002: het bijschrift bij de foto van Fabian Tomasi in een eerdere versie van dit artikel wekte de indruk dat Tomasi nog altijd actie voert tegen het gebruik van landbouwgif. Helaas blijkt hij in 2018 te zijn overleden.