Opnieuw relevant

Komt een relschopper voor de rechter

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
Uit de serie State of Shame door Indre Urbonaite. Lees onder het stuk meer over de beelden.

‘We gaan niet zoeken naar diepe sociologische oorzaken’, zei premier Rutte toen een jaar geleden in Nederland avondklokrellen uitbraken. Het tuig moest keihard gestraft. In de rechtbank in Rotterdam zag ik jongens van 19, 20 jaar weken de cel in gaan voor het stelen van drop en het slopen van een raam. Maar over het waarom van de rellen had bijna niemand het.

In de rechtbank heb je drie soorten schoenen. Ten eerste de zware politielaarzen van de beveiligers en van de agenten die verdachten naar binnen brengen; ten tweede de nette heren- of damesschoenen van de rechters, de advocaten en de officier van justitie; en tot slot: Nike-sneakers. 

Die Nikes zijn meestal egaal wit of egaal zwart. Het kunnen klassieke Nike Air Max zijn of de Air Force 1. Soms komen ze vers uit de doos, soms zijn ze juist afgetrapt, met loslatende lijm en huilende kieren. Maar in welke staat ze ook verkeren: Nikes zijn in de rechtszaal nooit ontspannen.

Ze wippen op en neer op een beat van gierende zenuwen. Ze zitten strak vastgeklemd onder de poten van het beklaagdenstoeltje. Ze knellen, ze zweten, ze ademen slecht. Nike-dragers zitten vaak voorovergebogen over tafeltjes, met hun gezichten verstopt in de spelonk van een hoodie, alsof ze door de tafel willen zakken, door de grond, om daar gauw de metro te pakken: naar huis, naar mama. 

Heel af en toe zie je Nikes ogenschijnlijk cool op het tapijt liggen. Als het schoeisel van CEO’s. Maar zelfs dan geldt dat die sneakers in de rechtszaal nooit écht lekker zitten. De zolen missen de straat. En wie Nikes draagt, is vaak de sjaak. 

Daarom zou ik iedereen op het hart willen drukken: mocht je ooit voor de rechter verschijnen, trek nooit ofte nimmer Nikes aan. Dit is meteen ook meteen de belangrijkste boodschap van mijn verhaal; voor de rest kon ik namelijk weinig chocola maken van wat ik in de rechtbank heb gezien.

In de rechtbank zag ik geen rode draad, wel pech, willekeur en mysterie

Vorig jaar zag ik in totaal twaalf verdachten berecht worden. Allemaal jonge mannen die hadden meegedaan aan de Plunderaars en stenengooiers, geen echt grote boeven, sommigen hadden alleen wat snoep gestolen of een trap tegen een kliko uitgedeeld. En toch gingen ook de kruimelaars soms maanden de cel in. 

Ik ben geen jurist, zeg ik er meteen bij, ik heb geen kaas gegeten van officiële rechtvaardigheid, maar voor mij voelden de vonnissen vaak onlogisch of zelfs onrechtvaardig. Ik zag geen rode draad, vooral pech, willekeur en mysterie. 

Maar voor ik de edelachtbare rechters beledig: ik zeg niet dat het chaos was. Juist niet! Alles verliep op rolletjes, ordentelijk en zo kalm als koning Willem-Alexander die vanaf de achterwand op ons toezag. Hij draagt op die staatsiefoto trouwens ook nette schoenen.

Nee, wil je chaos zien, dan kun je beter de straat op. 

En chaos wordt het op straat

Bijvoorbeeld op een maandagavond in Rotterdam, 25 januari 2021. Het is de lange winter van de pandemie, we zitten nog midden in een lockdown. Scholen en winkels gesloten, vaccins nog niet in de bovenarmen, ic’s vol, de zwartste scenario’s gaan rond. De zaterdag ervoor is de avondklok van kracht geworden: Nederlanders mogen na negen uur ’s avonds niet meer de straat op. Diezelfde zaterdagavond breekt er een volksoproer uit. Via Urk, Eindhoven en Amsterdam gaat de fakkel naar Rotterdam. Op sociale media gingen vlugschriften en draaiboeken rond: kom vanavond naar de ‘maccie’ – de McDonald’s – op de Beijerlandselaan. Daar gaan we ‘herres’ en ‘rwina’ zetten. Straattaal voor:  

En chaos wordt het. Honderden kinderen en jongvolwassenen negeren de avondklok en verzamelen zich op de Beijerlandselaan, een winkelstraat in een Ze plunderen, bekogelen de politie met grote stenen en zwaar vuurwerk. De Zeeman gaat eraan, de Dirk, de KFC, een Esso-tankstation, een politiebureau. De Body Muscles – een winkel voor spierversterkende supplementen en testosteronboosters – wordt leeggeroofd. Een straatkunstwerk getiteld Rust in de reuring gaat aan gort. 

De pelotonscommandant van de ME noteert in zijn proces-verbaal dat hij in 25 jaar nog nooit zo’n woede had gezien. 

‘Het had best Aleppo kunnen zijn’, zei de officier van justitie over de plunderingen

Maar na de rwina komt recht.

Vier dagen later vindt in de Rechtbank Rotterdam, op maar een paar kilometer van de rellen, al een eerste rechtszaak plaats, een zogeheten supersnelrechtzitting. 

Een 25-jarige timmerman uit Zwijndrecht staat terecht. Tijdens het oproer heeft hij een zakje M&M’s, een pet en wat viltstiften weggepakt uit de Zeeman. Totale waarde van de buit: minder dan tien euro. Kruimelwerk. Maar er moest een voorbeeld gesteld, vond de officier van justitie. ‘De burgers in Rotterdam’ vroegen ‘om hard op te treden’, zei hij. Want dit was niet zomaar jatten, dit was plunderen tijdens een soort oorlogssituatie. ‘Het had best Aleppo kunnen zijn.’ 

De timmerman kreeg een maand cel. En toen ik dat berichtje las, dacht ik: wow, best lang voor een kruimeldief. En Aleppo – was die vergelijking niet… ongepast? Ik was dan geen jurist, maar ik wist wel dat het die avond echt geen oorlog was. Ik was er tenslotte zelf bij. 

Een gevoel dat je ongestraft alles kon flikken

Want die 25e januari was ik ook maar op de fiets gestapt richting de Beijerlandselaan. Even na negenen wandelde ik op de rand van de Tweebosbuurt. Boven de wijk hing een politiehelikopter, de lichtkegel tastte haast wanhopig in het rond. Op de Putselaan zag ik een lampionnenoptocht van kleine en grote brandjes. Prullenbakken, auto’s. Vanachter ramen keken bewoners toe. Toen er een politiebus voorbijreed, vloog er een bierflesje richting de wagen onder de leus ‘fuck the police’. 

Ja, dit was rwina, chaos: het gevoel dat je alles ongestraft kon flikken.

Maar oorlog? De rellen deden me ergens anders aan denken. Brandende auto’s… dreiging van traangas… plunderingen… stenengooiende jongemannen die ‘fuck the police’ roepen… ‘Een dé­jà vu’, appte ik een Amerikaanse vriend toen ik thuis was. Want het straatbeeld die nacht in Rotterdam leek sterk op de rellen die ik in augustus 2014 had meegemaakt  

Staar je niet blind op het geweld, let liever op de voedingsbodem ervan

Toen was politiegeweld de vonk die een kruitvat liet ontploffen, nu was het de avondklok. Maar als ik iets had geleerd in de VS, was het dit: staar je niet blind op het straatgeweld; let liever op de voedingsbodem ervan – er is altijd een voedingsbodem. 

Dus ik plaatste op Instagram een foto van een relschopper met vuist in de lucht tegen de achtergrond van een brand. Tikte er haastig wat zinnen bij over de ‘fuck the police’-roepers, de stenengooiers. En dat we moesten proberen te begrijpen wat hen had bezield. 

Best genuanceerd, toch. Maar ik had het bericht nauwelijks geplaatst, of het was alweer weg. Opgeslokt door de computer. ‘In strijd met de richtlijnen van de community’, zei Instagram. Toen ik bezwaar maakte volgde bijna meteen wéér een bericht, dit keer dat de foto nu ‘permanent’ was verwijderd vanwege ‘haatdragende taal’. 

Die starre, automatische reactie, denk ik nu, was symbolisch voor hoe de hele samenleving op de rellen reageerde. Niet alleen de computers, ook mensen van vlees en bloed. ‘Het zijn gewoon een stelletje plunderaars en dieven, ik kan het niet anders typeren’, zei burgemeester Aboutaleb bijvoorbeeld bij En premier Rutte omschreef de relschoppers eenvoudigweg als criminelen:

Het volksoproer werd platgeslagen, letterlijk en figuurlijk: met knuppel, maar ook met platte kleutertaal. ’t Was tuig. 

Alsof het vuurwapengevaarlijke terroristen waren

Tegelijk leek dat ‘tuig’ een heel gevoelige snaar te hebben geraakt. Je merkte het aan het fanatisme waarmee er op verdachten werd gejaagd. Alsof het vuurwapengevaarlijke terroristen waren. Gezichten van verdachten, soms nog kind, werden vertoond in Rotterdam. Bij het Centraal Station, langs de A16 bij de Van Brienenoordbrug, bij winkelcentrum Zuidplein. Digitale wanted-posters. In een filmpje van de Telegraaf zei een Rotterdammer dat die relschoppers moesten worden ‘opgehangen’.

Zwaar overdreven, vond ik. Ik bedoel: de schade van de rellen was niet mals maar op een doorsnee oudejaarsavond in Rotterdam wordt al gauw bijna het dubbele  Sterker nog, gemiddeld worden er in Rotterdam vijf auto’s vernield – Ofwel 1.800 per jaar, een file van bijna tien kilometer. Erg genoeg. En het zou jouw auto maar zijn, of jouw hoofd waar een steen naar wordt gegooid – maar het geweld was veel normaler, veel Rotterdamser dan menigeen wilde zien. En juist daarom zou je toch willen begrijpen waar de woede vandaan komt? Want rellen, verschijnen nooit uit het niets. 

Voor zulke nieuwsgierigheid naar de oorzaken was geen tijd in the heat of the moment – snap ik best. Ik had wel verwacht dat, als de rook eenmaal was opgetrokken, de nuchterheid zou terugkeren in de tempel van gezond verstand. Maar nee, althans: de eerste rechtszaken die ik bijwoonde, maakten me juist bozer.

In de rechtbank voelde ik me analfabeet bij een leesclub

Het was de woensdag van de Tweede Kamerverkiezingen. Ik had mijn netste schoenen aangetrokken. Glimmende, leren Van Bommels van 259 euro. Tikje overdressed, misschien, maar ik was ook een tikje nerveus.

Ieder die dat wil mag in principe rechtszaken bijwonen. Maar in de rechtbank voelde ik mij analfabeet bij een literaire leesclub. Hoe werkt het hier? Moet je opstaan als de rechter binnenkomt? Mag je kuchen? Kun je naar de wc? Bij de beveiligingspoortjes ging het alarm af. Er zat metaal in de hak van mijn schoenen, wist de beveiliger al. Kwaliteitsschoenen. Ik kon gewoon doorlopen. 

Pas halverwege die eerste zitting kwam ik erachter dat niemand om me heen een mondkapje droeg. Hoeft niet, hoort niet. Ik trok het mijne gauw weg. Wonderlijk, dacht ik, we zaten hier toch al gauw een paar uur met tien man in een best klein zaaltje. Drie rechters, een paar journalisten, advocaten, verdachten plus aanhang, griffier, officier, bodes. 

Maar wat volgde vond ik nog veel wonderlijker.

Er stonden die middag twee relschoppers terecht, jongens uit de buurt van de Beijerlandselaan, 19 en 20 jaar oud. De rechter vroeg of ze liever met ‘je’ of met ‘u’ wilden worden aangesproken. De eerste van 19 stond terecht voor het plunderen van de Dirk van den Broek, Kruidvat en Body Muscles. Hij kwam de rechtszaal binnen op witte Nikes, rechtstreeks uit de gevangenis waar hij al weken vastzat. Zijn pa had een uitkering, zijn moeder was vrijwilliger bij een basisschool. Zelf werkte hij als pakketbezorger bij DHL. Zijn baan was hij echter kwijt, zijn schooljaar op het mbo leek verloren. Elke keer als hij z’n ouders aan de telefoon had vanuit de penitentiaire inrichting, kreeg hij een donderpreek.

Elke keer als de verdachte z’n ouders aan de telefoon had vanuit de penitentiaire inrichting, kreeg hij een donderpreek

Hij was in de rellen verzeild geraakt, vertelde hij de rechter, omdat hij met zijn bezorgbusje geen kant meer op kon. Toen was hij maar de straat op gegaan. Zag dat de Dirk al kort en klein geslagen was, liep even naar binnen. Nam een sleutelhanger mee. Hij had nog getrapt tegen glas dat al kapot was, een steen gegooid bij de Kruidvat. Verder had hij nog wat gepakt bij de Body Muscles: twee potten met spierversterkende voedingssupplementen. 

De officier van justitie herhaalde dat de rellen wel een ‘oorlogssituatie’ leken (geen Aleppo-vergelijking dit keer). Ook de rechter vond alleen taakstraf veel te weinig. De man kreeg zeven weken cel. Plus 200 uur taakstraf. Een vordering van Kruidvat van tienduizend euro werd afgewezen. 

Wat de jongen had bezield om een tankstation te plunderen

Minder gelukkig was de volgende klant, een plunderaar van 20, in een grijs joggingpak en op afgetrapte Nikes. Hij woonde met vier jongere broertjes bij zijn ouders in de Millinxbuurt, een van de armste van de stad. Zijn moeder was er ook, beige jas, zwart hoofddoekje. Ook hij werkte als bezorger: hij had een flexbaan bij Het geld dat hij ermee verdiende, spaarde hij op om te speculeren op de wisselkoersen van de euro. De rechter deed wat badinerend over die labiele inkomstenbron. Hij vroeg daarna wat de jongen bezield had om het Esso-tankstation te plunderen en geweld te plegen tegen een politiebureau.

‘Ik liet me meesleuren, ben zo dom geweest’, zei hij nu. Hij had het over ‘sensatie zoeken’ en ‘groepsdruk’ en een ‘beetje chaos trappen’. Hij was dat tankstation als eerste in gegaan, maar was meteen ook als eerste buiten, voor het er echt losging. Bij het naar buiten gaan had hij ‘van schrik’ twee zakjes drop meegegrist. En ja, hij had tegen de ruiten getrapt van dat leegstaande politiebureau. De volgende dag had hij spijt en het opgebiecht aan zijn moeder. Hij had zich later zelf bij de politie gemeld toen hij op camerabeelden te zien was. 

In de kern ben je een beste jongen’, zei de officier van justitie, 'maar toch ben je de klos

Volgens zijn advocaat viel het verblijf in de gevangenis hem heel zwaar. ‘Hij zit tussen criminelen, maar hij is geen crimineel.’ Leek mij ook niet. En zelfs de officier van justitie, een man voorbij de pensioengerechtigde leeftijd, vond hem geen doorgewinterde boef. Hij sprak hem bijna vaderlijk toe. ‘In de kern ben je een beste jongen’, zei hij, ‘Ik weet zeker dat je moeder je hartstikke lief vindt.’ Maar toch was hij ‘de klos’. De officier vergeleek het beroven van de Esso met ‘een sprinkhanenplaag’. En zijn strafeis was niet mals: vier maanden cel (waarvan twee voorwaardelijk). Plus 200 uur taakstraf. 

De rechter vroeg of de verdachte het filmpje had gezien dat burgemeester Aboutaleb had opgenomen, een dag na de rellen, vanaf de stoep van de Beijerlandselaan. ‘Heb je een goed gevoel dat je de stad naar de vernieling hebt geholpen?’ zegt de burgemeester De rechter: ‘Dat filmpje legt precies de vinger op de zere plek, waarom dit zo verschrikkelijk is.’ Juist dat de man z’n eigen wijk kapot had gemaakt: dat was zo erg. ‘Het enige wat zo’n buurt vooruithelpt zijn de winkels.’

De rechter ging mee met de twee maanden cel. Waarvan hij dus al een paar weken had volbracht. Maar daarna wachtte hem nog een werkstraf. ‘Dan weet je vast wat dat is, een baan’, zei de rechter erbij. En toen kwam pas de grote klapper: hij moest een schadevergoeding betalen voor de vernieling van het politiebureau. Alle schade, ook al kende hij veel van die andere jongens niet eens. Groepsaansprakelijkheid. Pech gehad. Een vordering van 20.764 euro.

En dan mochten deze jongens zich nog in de ‘handjes wrijven’, vertelde de officier tussen de twee zaken door. ‘We hebben met elkaar besloten dat het strafrecht als instrument om de orde te handhaven weer een beetje terug in zijn hok mag.’

In mijn hoofd donderde het. 'We hebben het allemaal zwaar?' Ammehoela

Toen ik de rechtbank uit liep was het stralend weer, maar in mijn hoofd donderde het. 

In hun handjes wrijven? Ik zag twee levens die bijkans in de knop geknakt waren. Jochies van Zuid, op oude Nikes, uit bijstandsgezinnen of daaromtrent. Schoon strafblad. Als ze nou een flatscreen uit de Mediamarkt hadden geplunderd. Maar zakjes drop! Hartstikke fout, natuurlijk. Maar was die pandemie geen verzachtende omstandigheid? Hadden niet juist jongeren het zwaar? Het gold al helemaal voor de categorie ‘jongens uit bijstandsgezinnen in die kleine bovenwoningen zonder balkon’. Die niet naar school, werk of voetbal konden. 

Aan mijn kant van de Maas werden bootcampers en yogagroepen meestal ongemoeid gelaten door de boa’s. Sowieso, een pandemie doorstaan is stukken makkelijker in een huis met tuin, Netflix, Playstation en geld voor een personal trainer. Alleen ‘samen’ krijgen we corona onder controle? We hebben het ‘allemaal’ zwaar?

De last van de pandemie werd gedragen volgens de verdeelsleutel van de bestaande, scheve verhoudingen

Ammehoela. De last van de pandemie werd gedragen volgens de verdeelsleutel van de bestaande, totaal scheve, verhoudingen.

Laatst nog vertelde een kennis, een Marokkaans-Nederlandse vrouw die op Zuid woont, hoe haar tienerzoon steeds werd weggestuurd bij pleintjes als hij wilde voetballen. Op een zaterdag ging hij om acht uur ’s ochtends naar buiten. ‘Wat ga je doen?’ vroeg ze. ‘Voetballen’, zei hij. Hij hoopte dat hij zó vroeg niet zou worden weggestuurd. Maar dat gebeurde toch. Daarna zat hij depri op de bank. ‘Toen brak mijn moederhart’, zei ze. Vrienden van haar zoon kregen boetes voor ‘samenscholing’, omdat ze te dicht naast elkaar zaten op een bankje. Geen waarschuwing, bam, meteen een bon. 

Oké, dat zijn anekdotes. Maar ze werden gestaafd met onderzoek: Vrij Nederland becijferde dat de politie meer boetes uitdeelt in wijken waar veel mensen wonen met een  Niet voor niets smeulde de onvrede in die wijken al langer. Ook in de zomer was er al even gereld op Zuid. Een generale repetitie die een waarschuwing had moeten zijn. En toen kwam die avondklok die het laatste beetje vrijheid bij die jongens wegnam. En ja, toen sloegen bij sómmigen de stoppen echt door.

Je hoeft het niet goed te keuren om het te begrijpen.

Enfin. Zo zat ik op de fiets mijzelf op te fokken, fietsend van de rechtbank naar het stemhok. 

Buurten die al kapot waren vóórdat er rellen waren

Het wonderlijke was: de rechter had nota bene stilgestaan bij de heftige omstandigheden in Hillesluis, de buurt rondom de Beijerlandselaan. Hij schetste straten met ‘grote gezinnen, in kleine huizen, veel drugshandel, veel verschillende nationaliteiten, daar gebeuren echt de ellendigste dingen’. (Let even op hoe hij die ‘verschillende nationaliteiten’ in dat slechte rijtje zet.) Maar oké: hij gaf de sociologische verdieping waar ik zo op had gehoopt. Deze jongens kwamen uit buurten die al kapot waren vóórdat er rellen waren. Maar tot mijn verbijstering zag de rechter die zware omstandigheden niet als verzachtend; nee, hij draaide het om: hij rekende het de jongens juist éxtra aan dat ze gereld hadden in een toch al arme, kwetsbare wijk tijdens een toch al zware tijd. 

De jongens werden dubbel gestraft, leek me, nee driedubbel

De jongens werden dubbel gestraft, leek me, nee driedubbel. En iedereen weet toch dat een Marokkaans-Rotterdamse jongen ook zonder strafblad en zonder schuldenlast al minder kans heeft op een baan of een huis. Googel zelf maar de statistieken. Was het trouwens toeval, bedacht ik, dat iedereen in de zaal wit was, behalve de verdachte? Van de rechters, de officier, de advocaten tot de journalisten? Nee, natuurlijk niet. Zie nogmaals de statistieken. 

Gelukkig maar dat er die dag verkiezingen waren. Al weken zat ik te dubben over mijn stem; nu was het kwartje gevallen. Ik koos een partij die begreep dat law and order vaak neerkomt op een trap na tegen mensen op de bodem. Ik kraste op het vakje van Bij1. En daarna slingerde ik er een driftige tweet uit over Rotterdamse volksjongens op afgetrapte sneakers die we ooit liefkozend Pietje Bell zouden hebben genoemd maar die we nu de cel in stuurden.  

Kort daarop plofte er een mailtje in mijn inbox van het Openbaar Ministerie. Een woordvoerder, voormalig rechtbankverslaggever, was net als ik pissig. Maar dan over mijn tweet. Hij schreef: ‘De “Pietjes Bell” waar je het over hebt plunderden winkels, bekogelden agenten met stenen en zwaar vuurwerk, staken een politiebureau in brand en jaagden een medewerker van een pompstation de stuipen op het lijf. Dat fors bestraffen heeft echt helemaal niks met wat jij noemt “guurrechts” te maken.’ 

Ik schrok even. Dat hij me zomaar mailde om een tweet. Maar ook: wat als hij gelijk had? 

Pietje Bell was een Rotterdamse volksjongen, zoon van een schoenmaker. In Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugenden jongen (1914) heet hij een ‘aardig ventje’ met ‘gitzwart haar en Hij heeft een buitengewoon rechtvaardigheidsgevoel. Maar voelt zich op zijn best als hij ‘den heelen boel onderste boven [kan] gooien’. Rwina trappen, kortom. Niet eens zo’n gekke vergelijking. 

Maar inderdaad: hij had nooit stenen gegooid. 

Het gekke was: de straffen verschilden enorm per rechtbank

Gelukkig was ik niet de enige die zich verbaasde over de forse straffen. Ook de rechtbankverslaggevers van NRC Handelsblad, bijvoorbeeld. ‘Het OM strooit [dan ook] met hoge strafeisen’, schreef de krant in een inventarisatie van vijftien  Neem nou de rechtbank Den Bosch. Daar kreeg een relschopper van nét 18 jaar oud, die een auto had gesloopt, liefst acht maanden cel (waarvan vier voorwaardelijk) plus een boete van 18.000 euro. Die lichtgetinte jongen had verstandelijke beperkingen, schreef NRC, zijn woordenschat was uiterst beperkt. Toen de rechter vroeg wat hij bij de demonstraties deed, zei hij: ‘We hoorden over een democratie en wilden kijken.’

Het gekke was ook: de straffen verschilden enorm per rechtbank. Een bierflesje gooien naar de politie leverde je, bij wijze van spreken, in de ene stad celstraf op, in de andere stad een draai om de oren. ‘De rechtseenheid’, zo schreef NRC, ‘was soms moeilijk te zien.’ 

‘Maatwerk’, is vaak de verklaring: ieder geval is nét even anders. En inderdaad: rechters zijn gelukkig geen computers, dat is de schoonheid van het systeem. En: geweld tijdens rellen, helemaal tegen hulpverleners, mag zwaarder worden bestraft.

Dat keihard afstraffen niet de enige optie was, dat bleek in Amsterdam. Daar had je bijvoorbeeld een vrachtwagenchauffeur die bij de rellen een karatetrap aan een ME’er had uitgedeeld. Openlijk geweld tegen een agent, vol op beeld. De karatefoto werd beroemd. Deze man kreeg slechts

Zo kan het ook, dacht ik. En ik kreeg het gevoel dat rechters gewoon heel verschillend dachten over hoe erg die rellen nu precies waren. 

De oorlogsstemming had plaatsgemaakt voor een jolige sfeer

Die gedachte werd alleen maar sterker toen ik in de maanden erna in Rotterdam nog een tiental relschopperszaken bijwoonde. Opnieuw viel mijn mond bijna open van verbazing: dit keer omdat de rechters poeslief werden. Bij de laatste zittingen had de oorlogsstemming plaatsgemaakt voor de jolige sfeer van de laatste schooldagen van het jaar. Inclusief flauwe moppen.

‘U woont hier vlak bij de rechtbank in Rotterdam-Zuid’, zei een rechter tijdens een zitting ergens in april bijvoorbeeld tegen een verdachte. ‘Op een steenworp afstand – snapt u het grapje?’

U woont op een steenworp afstand van de rechtbank', zei de rechter. 'Snapt u het grapje?

Soms waren de relschopperszaken ook gewoon komisch – tragikomisch bedoel ik. Misschien omdat ik de echte zware jongens niet te zien kreeg: die waren niet opgepakt, die waren wel zo slim geweest om hun gezicht te bedekken met hoodies, helmen en mondkapjes. ‘We pakken alleen de sukkels’, zei de officier van justitie eens tussen twee zittingen door.

Veel verdachten vond ik inderdaad meelijwekkend. Zo was er een zaak tegen een ‘opruier’. Ter zitting verscheen een bevende, verstandelijk beperkte man van 26. Hij had de basisschool niet eens afgerond, had desondanks een baantje als monteur weten te vinden, dat zijn ziel en zaligheid was. Hij trilde en beefde. De rechter bood hem een glas water aan, dat hij afsloeg, vanwege de ramadan. 

Hij was niet eens bij de rellen geweest; wel had hij op Facebook op de ‘delen’-knop gedrukt bij een al honderden keren gedeelde oproep om ‘rwina te zetten’. En nu stond hij voor de rechter vanwege ‘opruiing’. ‘Ik vind het heel erg, ik heb er zelfs bijna zelfmoord voor gepleegd.’ 

Deze man kreeg slechts een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur. Gelukkig. Maar ook bij de rest dacht ik zelden: dit is nou tuig. 

Zonder deze mannen zou het land stilvallen

Tuig loopt er genoeg rond in Rotterdam – daar niet van. Kijk maar wat er in een doorsnee week voorbijkomt in de rechtbank. Ik kwam de zaken tegen als ik op de ‘rol’ zocht naar relschoppersrechtszaken: drugscriminelen, verkrachters, mensensmokkelaars, IS-terroristen. 

De relschoppers hoorden daar niet tussen. Je zou ze met wat goede wil – en wat is er mis met goede wil – ook kunnen typeren als hardwerkende jongemannen, die in de armste wijken van Nederland, ondanks zware omstandigheden – verstoorde band met ouders, discriminatie, corona-stress – het beste van hun leven probeerden te maken. Ze werkten in de logistiek, de haven, de bouw, de energiesector. Het waren bezorgers, heiers, monteurs van cv-ketels. Ze studeerden voor heftruckchauffeur in de haven, doktersassistent of vwo-eindexamen. Ze waren de mensen zonder wie het hele land zou stilvallen. Geen schepen in de haven. Geen eten thuisbezorgd. Geen gas om zelf te koken. 

En ja, sommigen hadden miezerige flexbaantjes, maar dat zegt misschien meer iets over de Nederlandse economie. Alle relschoppers waren man, velen hadden een smetteloos strafblad. De meesten kwamen van Rotterdam-Zuid. Ze droegen allemaal namen als Ahmed, Ibrahim, Khalil, op één na, die Mike heette.

Relschoppers waren ze – en tegelijk de ruggengraat van ons land. 

Al zwaar gestraft nog voor ze voor de rechter kwamen

De meesten leken me al genoeg gestraft door hun arrestatie zelf. Waren hun baantje bijvoorbeeld al kwijt. Hadden het buitengewoon zwaar in voorarrest (‘Het gaat echt niet goed met me daarbinnen, gewoon verschrikkelijk om daar te zitten’). Hadden blauwe plekken van de arrestatie (één keer liet een advocaat beelden zien van een arrestatie, terwijl hij de stokslagen meetelde, van één, twee, drie tot en met twaalf). Ik hoorde van een moeder die haar zoon, die in hechtenis zat in Detentiecentrum Rotterdam elke dag kwam ‘bezoeken’: ze had ontdekt dat als ze op een verhoging kon staan buiten de gevangenis, ze naar zijn raam kon zwaaien. Haar zoon werd later in de buurt herkend op de rechtbanktekeningen. Ze plaagden hem ermee dat hij op de zitting had gehuild.

Maar oké: dat die mannen geen tuig waren, maakte de vraag des te prangender: waarom ze waren gaan rellen. Dat wilden de rechters natuurlijk ook weten van de verdachten. Van hun antwoorden werd ik geen steek wijzer. Niemand had het over de avondklok, zoals de twee officieren ook al constateerden in een interview met het En niemand kwam met sociologische verhandelingen. 

Misschien konden de jongens hun frustraties niet goed verwoorden

Misschien omdat de jongens hun frustraties niet goed konden verwoorden. Misschien omdat hun advocaten hen hadden geïnstrueerd om vooral ‘sorry’ te zeggen. Soms zag je ze vlak voor de zitting samen met de cliënt het script repeteren: ‘En dan vraagt de rechter waarschijnlijk… en dan zeg jij zus en zo… en dan kom je vast sympathiek over.’

En misschien is het ook gewoon niet wijselijk om tegen de rechter te bekennen dat je een steen naar een politieauto hebt gegooid uit onvrede over de chaos bij de jeugdzorg, de bezuinigingen op de psychiatrie en de rechtshulp, het stijgen van de huizenprijzen, het plunderen van je wijk door Amerikaanse beleggers, de alsmaar groeiende ongelijkheid, de jacht op bijstandsgezinnen, het racisme bij de politie, het wegkijken bij de media, de hele toeslagenaffaire, de belastingontduiking van multinationals, het gegraai van ene Sywert van Lienden – kortom, een steen tegen die hele rwina van tien jaar Rutte.

Zelf zou ik elke zandkorrel van de planeet als verzachtende omstandigheid aan hebben gedragen. Maar de verdachten zeiden dingen als: 

‘Ik was gewoon dom, ik had daar niet moeten zijn.’

‘Ik kwam een groep jongens tegen die ik helemaal niet ken, die me onder druk zetten.’

De relschoppers zelf sloegen kortom hun eigen rellen plat.

In sociologie leek de rechter niet geïnteresseerd

Héél soms veerde ik op. Zo was er een 26-jarige man in een rood trainingsjack met hoodie. ‘Ik heb de laatste tijd veel dingen meegemaakt’, zei hij. Twee vrienden waren overleden, onder wie zijn beste vriend, die eens zijn leven had gered. Hij kon diens begrafenis niet bijwonen vanwege corona. En hij had slechte ervaringen met de politie, was eens hardhandig gearresteerd, per abuis, omdat hij vaag op de verdachte leek. 

Ik dacht: nu gaan we het krijgen. Maar nee. De rechter leek er niet echt in geïnteresseerd. Hij keek naar andere zaken. Bijvoorbeeld: had een verdachte spijt betuigd, ja of nee? Was hij een meeloper geweest of juist een aanstichter? Had hij een plan met zijn leven, een baan, een studie? Kwam hij uit een goed gezin? Als je familie in de zaal zat, kreeg je soms korting, zo leek het – alsof het niet juist zwaarder is als je het zonder die steun moet doen.

Rechters bleken inderdaad geen computers. Ze keken goed naar het individu.

Misschien keken we wel té goed naar het individu, dacht ik. Te weinig naar de samenleving.

Misschien tuurden wij allemaal veel te goed naar die ene mens voor onze neus

Soms keken we zelfs naar de dikte van wenkbrauwen. De politie beschikte over zo’n zesduizend filmpjes van het oproer. Die waren uitgeplozen door een speciaal politieteam van camerabeeldspecialisten: mensen met een autismespectrumstoornis die getraind waren in het bestuderen van details, aldus het Ze identificeerden verdachten soms op basis van wat pixels: een detail op een trainingsbroek, een logo van Adidas of FC Barcelona. Dat bewijsmateriaal bekeken we in de rechtszaal, bij gedempt licht. Een vreemde bioscoop, met wazige close-ups van capuchontruien en sneakers. 

Eén verdachte was zo stom om in de rechtszaal nog exact dezelfde Nike Air Force-sneakers te dragen als tijdens de rellen zelf. De officier van justitie hoefde maar te wijzen. Gotcha

Wie Nikes draagt, is de sjaak

Op den duur ging ik zelf ook maar op zulke details focussen. Ik maakte schetsjes in mijn schrift van de kleding van verdachten. Ik tekende hun schoenen zo precies mogelijk na. Alsof ik zelf een stoornis had ontwikkeld. Een schoenenfetisj.

Tien van de twaalf verdachten droegen Nikes. Eén verdachte droeg New Balance-schoenen, maar die leken erg op de andere Nikes.

Eén keer droeg juist de advocaat Nikes, van die hippe: wit met mintgroen en hakken die zo breed uitlopen dat het lijkt alsof ze op heet asfalt gesmolten zijn. Hij kreeg een standje van de officier omdat hij voor de tweede keer ter zitting verscheen zonder zijn cliënt, die was hij kwijt. Het bevestigde de vuistregel die ik gaandeweg opstelde: wie Nikes draagt is de sjaak. 

En oké: er was een verdachte die echt afweek: hij kwam op Dr. Martens de zaal binnen: zo’n veterlaars met grove zool en dik stiksel. Hij was een breedgeschouderde donkere jongen van net 18, zat in 6 vwo. Hij had een pot voedingssupplementen van straat opgepakt ter waarde van zestig euro (ofwel ‘Een voltooide diefstal bij gelegenheid van oproer’). Na zijn examen, zo vertelde hij de rechter, wilde hij misschien wel rechten studeren.

De rechter gaf hem een taakstraf: 60 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. Hij hoefde niet de cel in. Wederom geheel conform de wet van Nikes.

Rechtsongelijkheid op heterdaad betrapt

Fijn voor hem. Maar: hoe zat het dan met die kruimeldief van de allereerste snelrechtzitting? Hij had M&M’s en een petje gejat, ter waarde van slechts een tientje, en kreeg een maand cel. Hetzelfde vergrijp op precies dezelfde plek op precies hetzelfde moment. De strafmaat was binnen no time naar beneden gekukeld, als de koers van de bitcoin. Was dit niet rechtsongelijkheid op heterdaad betrapt?

De woordvoerder van het OM had wel een verklaring voor die enorme koersdaling: bij die eerste zaak was afschrikken van belang. Nieuwe rellen moesten worden voorkomen. En toen de rust eenmaal was weergekeerd, was afschrikken niet meer nodig. Klinkt logisch. Een rechter mag hogere straffen uitdelen als een vorm van ordehandhaving. Generale preventie, heet dat geloof ik – want ik had wel íéts geleerd. 

Maar dat verklaarde lang niet alles, daarvoor was het verschil tussen de straffen te groot. Vond ook een zeer ervaren rechtbankverslaggever van RTV Rijnmond. Hij had in 25 jaar nog niet zo’n koersdaling meegemaakt. Hij wijdde er een analyse aan. Zelfs de rechters, schreef hij, leken in het begin ‘oververhit’ te  

Misschien is supersnelrecht een innerlijke tegenstrijdigheid: ‘supersnel’ en ‘recht’ staan haaks op elkaar. In ieder geval: bij de gewone rechtszaken die volgden, keerde naarmate de tijd vorderde ook de nuchterheid terug.

Bij een van de eerste zittingen zei een rechter nog dat de rellen ‘zelfs het internationale nieuws’ gehaald hadden en ‘een eigen Wikipedia-pagina’ hadden gekregen. Zo erg waren ze. Ook namen rechters toen nog woorden als ‘oorlog’ in de mond. En officieren zeiden: ‘heel Rotterdam-Zuid stond in de fik’ (in plaats van één straat in een gebied met zo veel inwoners als Eindhoven).

Maar een paar maanden verder hoorde ik een rechter al laconiek spreken over ‘die buurt waar het niet zo tof ging’.

Zelfs rechters deinen soms een beetje mee op de golven van verontwaardiging in de media.

Leren luisteren naar tuig

Als je rellen echt wilt voorkomen – ik bedoel duurzaam – dan moet je andere dingen doen dan afschrikken met harde celstraffen. Dan zul je moeten luisteren naar dat tuig. Want al wapperen relschoppers misschien niet met pamfletten en partijprogramma’s, toch zou je dit soort oproer wel degelijk politiek kunnen noemen.

Straatpolitiek: een onbeholpen vorm van politiek voor mensen die zich ‘geweigerd’ voelen door de samenleving. Zo noemt filosoof en antropoloog Femke Kaulingfreks het. Ze schreef een paar jaar geleden al over het fenomeen ‘relschoppers’ in haar boek Straatpolitiek. Op zoek naar een nieuw engagement (2017). 

Zelf maakte Kaulingfreks de avondklokrellen mee in Amsterdam. Ze zag jongeren uit een lagere sociaal-economische klasse, Ook als ze

En mocht je geen zin hebben om naar straatpolitici te luisteren – luister dan naar de woede die je in je eigen lijf kunt voelen als je het nieuws volgt.

Aan elk winkelpand kleeft een onzichtbaar verhaal van plundering

Op een maandagavond in mei 2021 wandel ik over de Beijerlandselaan. Het is bijna zomers weer, de winter voelt ver weg, de pandemie ook, de avondklok al helemaal. Verschillende wetenschappers hebben inmiddels gezegd dat die zware maatregel, de aanleiding voor de grootste rellen in onze generatie, waarschijnlijk Zijn die rellen dan echt helemaal voor niets geweest?

Maar ach. De cafés zijn alweer open. Jochies hangen alweer op de pleintjes. 

Zo meteen ga ik ook maar met een vriend uit de buurt een terrasje pakken op deze ‘Boulevard op Zuid’, zoals de straat is herdoopt. Maar eerst nog een wandeling langs alle etalages.

En dan valt me iets op. Aan elk winkelpand en aan elk logo kleeft tegenwoordig wel een onzichtbaar verhaal van plundering. 

Ik loop langs de ABN Amro met zijn En hé, de Dirk van den Broek – was dat niet de winkel waar de omzet extreem steeg, maar waar het personeel in de distributiecentra niet meeprofiteerde en zelfs toeslagen Zo kon ik doorgaan. Zelfs het geplunderde Esso-tankstation, verderop, was dat niet van ExxonMobil, het bedrijf dat de planeet leegzoog? 

Alleen de sukkels worden gepakt, zo had de officier gezegd – gold dat niet evengoed op wereldschaal?

Je voelde je in deze tijd al bijna dom als je nog niet ergens je graantje meegraaide. Alleen de sukkels worden gepakt, zo had de officier gezegd – gold dat niet evengoed op wereldschaal?

Gold dat niet evengoed voor de grote misdaad van deze tijd: de groeiende ongelijkheid? De grote boeven gaan altijd vrijuit. De boeven op nette schoenen, de bazen van Amazon en Pfizer en Blackstone zullen nooit hoeven brommen. Ja, alleen de sukkels worden gepakt. Die jochies op Nikes, die kruimeldieven: ze waren de Sywerts die wel de cel in gingen.

Waren het dan wel Pietjes Bell? Of gewoon kinderen van deze tijd, ordinaire graaiers, alleen op kleinere schaal? Pietje Bell had tenminste nog een groot rechtvaardigheidsgevoel, hij richtte zelfs een bende op om corruptie te bestrijden. Maar deze jongens… 

Hé kijk, de Zeeman, die hadden ze ook beroofd – werden de kleren daar niet En daar de KFC, één ruit is nog dichtgetimmerd – was er niet dat schandaal met kippen die  

Wacht, de Kruidvat – was die niet eigendom van een Chinees bedrijf, dat van ons belastinggeld overheidssteun krijgt, maar personeel net boven het minimum betaalt?

Heel even schoot de gedachte door me heen dat die jongens op Nikes een precisiebombardement hadden uitgevoerd op alle grote plunderaars van deze tijd. 

Meer lezen?