Dit is een oplossing voor personeelstekorten in de zorg, armoede én mensensmokkel. Maar bijna niemand wil eraan
Nederlandse zorginstellingen kondigden deze week aan te onderzoeken of arbeidsmigranten van buiten de EU het personeelstekort in de zorg kunnen verkleinen. Een geweldig idee, dat onze vergrijzende samenleving kan redden én het asielsysteem kan ontlasten. Maar is de politiek er ook klaar voor?
Zelden heb ik zo’n goed idee zo Kamerbreed afgebrand zien worden.
Het was 12 februari 2020, een paar weken voor de coronapandemie Nederland bereikte, en toenmalig D66-Kamerlid Maarten Groothuizen lanceerde zijn plan: Voor grip op arbeidsmigratie. Ondertitel: Voor veilige, georganiseerde en tijdelijke arbeidsmigratie.
Het plan was weinig spannend: D66 pleitte voor serieuzer kijken naar de mogelijkheden die arbeidsmigratie Nederland kan bieden. Door een commissie in te stellen om te onderzoeken aan welke beroepen Nederland een tekort heeft, en mee te doen aan Europese pilots waarbij een klein aantal buitenlanders met zo’n beroep een werkvisum krijgt. Niet echt wereldschokkend.
Maar de Kamer was te klein.
Een greep uit de verwensingen die Groothuizen uit rechter- én linkerhoek naar z’n hoofd kreeg: ‘ondoorzichtig en kortzichtig’ (PvdA), ‘knettergek en levensgevaarlijk’ (PVV), ‘gemakkelijk goedkope arbeid uit Afrika’ (SP), ‘naïef en wereldvreemd’ (VVD). Je vraagt je af of andere Kamerleden het D66-plan überhaupt gelezen hadden, zó gemakkelijk werd het in de oudpapierbak gesmeten. Zelfs GroenLinks vond het plan maar niks, want ‘eerste zorg moet uitgaan naar vluchtelingen’. Iets met een tang en een varken.
En schijnheilig bovendien. Want meer legale migratieroutes was nota bene een van de zes pijlers van het migratiebeleid van het vorige kabinet. De reacties op het D66-voorstel (en trouwens ook de voortgangsrapporten van Rutte III over zijn migratiebeleid) laten zien: dit is eerder een sierzuil dan een steunpilaar. Wat dat betreft is het voornemen van Rutte IV – een ‘beleidsmatig richtgetal’ voor ‘tijdelijke legale en circulaire arbeidsmigratie’* – een kleine stap voorwaarts.
Meer goed georganiseerde, tijdelijke arbeidsmigratie uit lage-inkomenslanden is een soort loper – zo’n sleutel die in een hotel op alle deuren past. Elke deur die in het migratiedebat potdicht lijkt te zitten, kan met deze oplossing worden opengebroken. De linker- én rechterkant van het politieke spectrum kunnen het verkopen aan hun achterban, want het heeft humanitaire én economische voordelen. Het kan onze vergrijzende samenleving redden én het asielsysteem voor vluchtelingen beter toegankelijk maken. Het is gunstig voor Nederland, voor Europa én voor de landen waar de migranten vandaan komen.
Maar o jee, zei iemand daar nou méér migratie?
Juist, die woordcombinatie lijkt de enige reden dat er in Nederland nauwelijks een normaal gesprek gevoerd kan worden over tijdelijke arbeidsmigratie. ‘Meer’ en ‘migratie’ in dezelfde zin in de mond nemen durft geen politicus, zeker niet in aanloop naar verkiezingen.
Zei iemand daar nou méér migratie?
En dat moet nu eens afgelopen zijn. Ik schrijf al jaren over migratie, probeerde met experts van over de hele wereld tot constructieve inzichten te komen voor een beter (dat wil zeggen: humaner, eerlijker, slimmer, economisch gunstiger) migratiebeleid, en telkens kom ik weer op hetzelfde uit: de sleutel zit ’m in meer tijdelijke arbeidsmigratie. En ik ben niet alleen: denktanks,* adviescommissies* en wetenschappers* breken hier al jaren hun lansen voor.
Juist nu, met hoger oplopende personeelstekorten dan ooit,* moeten we daar serieus werk van gaan maken. Deze week kondigden zorginstellingen aan op zoek te gaan naar werknemers buiten Europa.
Let’s face it: we worden oud
Laten we de voordelen van het verwelkomen van arbeidsmigranten eens op een rijtje zetten. Te beginnen met het meest voor de hand liggende: we worden met z’n allen veel te oud. En dus gaan de Nederlandse en Europese economie arbeiders van buiten Europa keihard nodig hebben.
Van de cijfers an sich krijg je al grijze haren. De Europese Commissie schat dat de Europese beroepsbevolking tussen 2015 en 2035 met 18 miljoen mensen zal krimpen – meer dan 7 procent.* In Nederland waren er in 2012 nog vier potentiële werkenden voor elke 65-plusser, in 2040 zijn dat er nog maar twee.*
Er zijn in de EU miljoenen openstaande vacatures, vooral in de ICT, de gezondheidszorg, de bouw en voor minder geschoolde beroepen zoals verkopers, schoonmakers en chauffeurs.* Nu al geeft bijna een kwart van de Nederlandse werkgevers, van spoorbeheerder ProRail* tot gemeenten,* aan dat een tekort aan geschikt personeel hun productie belemmert.* En om die tekorten op te lossen is arbeidsmigratie binnen de EU (denk: uit Polen of Bulgarije) niet genoeg.
Waar wij een tekort hebben – bouwvakkers, ICT'ers en verpleegkundigen – zitten mensen met die beroepen in Nigeria, Jordanië en Tunesië juist werkloos thuis
De vraag is natuurlijk: sluit het aanbod in bijvoorbeeld Afrikaanse landen aan op de vraag in Nederland? Al meer dan tien jaar geleden adviseerde de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken om een permanente commissie in het leven te roepen om dat te onderzoeken.* Die studie is nu eindelijk in gang gezet.*
In 2019 werd in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken ook eenmalig onderzoek verricht.* Wat bleek? Waar wij een tekort hebben aan mensen op mbo- en hbo-niveau – denk aan bouwvakkers, ICT’ers en verpleegkundigen – zitten mensen met die beroepen in landen als Nigeria, Jordanië en Tunesië juist werkloos thuis, of worden zwaar onderbetaald.
Maar juist voor deze mbo’ers en hbo’ers is het vrijwel onmogelijk om een werkvisum voor Nederland te krijgen. Voor zogenoemde ‘kennismigranten’ – dat wil zeggen, de expats die meer dan 4.840 euro bruto per maand verdienen, heeft Nederland een goede regeling. Op Europees niveau bestaat zoiets ook (de Blue Card, die je kunt krijgen als je meer dan 5.670 euro bruto per maand verdient).*
Maar het aanbod én de vraag zit ’m juist bij de beroepen die wat minder betalen. Vaklieden, verpleegkundigen, verkopers. Dáár moeten we visa voor regelen.
Minder asielverzoeken
Dan is er nog een heel ander scala aan voordelen, die weinig met de economie te maken hebben, maar alles met het tegengaan van mensensmokkel, bootjes op de Middellandse Zee en dode migranten.
Het Europese asielsysteem is overbelast. Er zijn in Europa bijna een half miljoen asielzoekers die wachten op de behandeling van hun procedure.* Dat kost bakken met geld – deze mensen moeten gehuisvest en gevoed worden – én jaren aan productieve mensenlevens – deze mensen mogen werken noch studeren.
Een van de grote problemen van het asielsysteem is dat veel mensen er niets te zoeken hebben. We noemen hen vaak ‘economische migranten’: mensen die op de vlucht zijn voor uitzichtloosheid, niet voor oorlog. Voor hen is het asielsysteem niet bedoeld. Neem Nigerianen: van de bijna 10.000 Nigerianen die in 2020 asiel aanvroegen,* werd 90 procent afgewezen. Vrij kansloos dus.
Maar Nigerianen blíjven zich in ons asielsysteem aanmelden, om de simpele reden dat er voor verreweg de meesten van hen geen andere optie is. Er zijn geen werkvisa waarvoor zij in aanmerking komen. En dus wagen ze hun leven op een gevaarlijke overtocht én beproeven ze hun geluk in een systeem dat zo hopeloos overbelast raakt. En Nigerianen zijn lang niet de enigen: al jarenlang wordt meer dan de helft van alle asielaanvragen in Europa afgewezen.*
Een goed voorbeeld van hoe het anders kan is de westelijke Balkan-regeling van Duitsland.* In 2015 werd het Duitse asielsysteem overvraagd door tienduizenden asielzoekers uit westelijke Balkanlanden, die eigenlijk nooit kans maakten op asiel.* Het jaar erop maakten de Duitsers 20.000 nieuwe werkvisa beschikbaar voor arbeiders uit deze landen. Het aantal asielaanvragen kelderde met bijna 90 procent: van zo’n 120.000 eerste aanvragen in 2015 naar 11.000 in 2017.*
Nu is die daling niet zomaar toe te schrijven aan de werkvisa alleen. In dezelfde periode ging Duitsland ook de asielprocedure voor de westelijke Balkanlanden versnellen en grenzen harder bewaken. Maar dat de werkvisa in elk geval een bijdrage leverden, daarover is iedereen het wel eens.*
Een relatie tussen het aantal mogelijkheden om legaal naar Europa te komen en het aantal pogingen om illegaal binnen te komen, zie je ook terug in de migratiecijfers vanuit Afrika, over de Middellandse Zee. Wanneer het aantal afgegeven visa voor West-Afrikaanse landen daalt, stijgt juist het aantal bootmigranten.*
De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken schreef in 2018 nog in een toekomstverkenning dat meer werk- en opleidingsvisa ‘het aangewezen middel’ lijken te zijn ‘om de illegale migratie te helpen verminderen’.* Lees: om het aantal doden op de Middellandse Zee terug te brengen, en mensensmokkelaars de wind uit de zeilen te nemen.
Minder illegaliteit en onuitzetbaren
Nu denk je misschien: alles leuk en aardig, maar wie zegt dat die mensen ooit nog terug naar huis gaan? Kijk naar de Marokkanen en Turken die we hier in de jaren zestig en zeventig als gastarbeiders lieten komen. Daarvan bleef meer dan de helft.*
Dat klopt, maar er zijn wat kanttekeningen. Allereerst: gezinshereniging, destijds een stokpaardje van het CDA. Toen arbeiders eenmaal hun gezinnen over konden laten komen, hadden ze geen reden meer om te vertrekken.
Maar er is nog iets interessants. Van de eerste groep gastarbeiders die Nederland in de jaren zestig aantrok, vertrok namelijk wél het merendeel.* Pas toen Nederland in de jaren zeventig de werving van gastarbeiders stopzette, gingen meer mensen níét terug, uit angst hun sociale zekerheid te verliezen én omdat ze wisten dat ze niet nog eens een kans zouden krijgen om te komen.
Met andere woorden, migratie werd een pokerspel waarbij je alleen all-in kon gaan: blijven of voorgoed vertrekken.
Migratie werd een pokerspel waarbij je alleen all-in kon gaan: blijven of voorgoed vertrekken
Precies zoals dat nu is voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Velen laten zich niet uitzetten, en verdwijnen in de illegaliteit, omdat ze weten dat terugkeren betekent dat ze nooit meer een kans krijgen om Europa in te komen. Wie Fort Europa eenmaal is binnengedrongen, blijft – de reis was te duur, te gevaarlijk, om terug te gaan. Dat zou veranderen wanneer er (zoals voor de Marokkanen in de jaren zestig) een mogelijkheid was om je nogmaals aan te melden voor werk.
Nog een belangrijk verschil met de jaren zestig en zeventig: over de terugkeer van gastarbeiders werd destijds eigenlijk niet nagedacht tijdens de werving. Dat kan nu anders.
Er zijn tal van ideeën om terugkeer te bevorderen: wortels en stokken, zoals beleidsmakers ze graag noemen. Denk aan het instellen van vertrekbonussen, het invoeren van een verplicht spaarsysteem waarbij de inkomsten van de werknemer deels pas worden uitgekeerd bij vertrek, het belonen van werknemers die eerder netjes zijn teruggekeerd met voorrang wanneer zij nogmaals willen komen werken, of het ‘beboeten’ van landen waarvan de burgers niet terugkeren door minder visa voor die landen te verstrekken.
Het bieden van meer werkvisa zal bovendien het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers veel makkelijker maken.* Dat zit zo: nu is het vaak onmogelijk om mensen uit te zetten, omdat landen van herkomst niet meewerken. Dat is een politiek spel. Al jaren probeert de EU met landen als Nigeria of Ethiopië een zogenoemd return and readmission agreement te sluiten, om het terugsturen van migranten naar die landen makkelijker te maken.
Drie keer raden wat Afrikaanse landen in ruil daarvoor willen hebben? Juist, meer legale arbeidsmigratie.
Het beste idee tegen wereldwijde ongelijkheid
Want misschien wel het grootste voordeel van meer arbeidsmigratie heb ik nog niet eens genoemd: het is extreem gunstig voor de landen waar migranten vandaan komen.
Nu al sturen migranten jaarlijks 589 miljard euro naar huis.* Zeker in ontwikkelingslanden kan dat de economie draaiende houden: in bijvoorbeeld Somalië, Nepal en Haïti zijn deze remittances goed voor meer dan 20 procent van het bnp.*
Willen we ongelijkheid en armoede de wereld uit? Dan is ontwikkelingshulp een druppel op de gloeiende plaat vergeleken met tijdelijke werkvisa.
De Turkse Harvard-econoom Dani Rodrik schrijft in zijn boek The Globalization Paradox dat, als wereldleiders oprecht ongelijkheid zouden willen bestrijden, ze maar één doel voor ogen zouden moeten hebben: het hervormen van de regels die internationale arbeidsmobiliteit beperken. ‘Niets anders op hun agenda – “Doha” niet, internationale financiële regulering niet, zelfs het uitbreiden van ontwikkelingshulp niet – komt ook maar in de buurt als het gaat om potentiële impact op het vergroten van de wereldwijde taart.’
Er wordt weleens gezegd dat meer werkvisa voor een brain drain in arme landen zouden zorgen: alle slimme koppen zouden bij ons in Europa komen werken, in plaats van in hun eigen land, waar ze ook hard nodig zijn.
Maar al het onderzoek* laat zien dat dat wel mee zal vallen (de aantallen zijn domweg niet zó groot), en: je moet het afstrepen tegen het geld dat de migranten terug naar huis sturen, waarvan bedrijfjes en opleidingen voor familieleden betaald kunnen worden.
Meer controle, meer draagvlak
Tot nu toe is dit een raving review van tijdelijke arbeidsmigratie. Hoe kan het dan dat geen politicus eraan wil?
Dat heeft alles te maken met het gelijkstellen van migratie controleren en migratie beperken. Migratiewetenschapper Katharina Natter wees me op dit valse synoniem. ‘De belangrijkste factor in het verhitte debat over migratie’, schreef Natter, ‘is het gevoel van controleverlies.’
Dat wil zeggen: mensen hebben het gevoel overspoeld te worden door immigranten, het gevoel dat hun ‘manier van leven’ onder druk staat van nieuwe culturen, het gevoel dat ze niet meer de baas zijn van hun eigen land. Aan juist die gevoelens geven rechts-populisten als de PVV en FVD gehoor met hun promotie van migratiebeperking.
Andere partijen gaan daar – noodgedwongen, zo denken ze – in mee om geen stemmen te verliezen. Grensbewaking, samenwerken met de Libische kustwacht of de Turkse overheid: dat zijn de manieren die nu gebruikt worden om de controle terug te pakken.
Juist door meer legale routes te openen voor migranten kunnen we migratie controleren
Maar er is nóg een manier om gehoor te geven aan dat gevoel van controleverlies: meer tijdelijke arbeidsmigratie. Juist door meer legale routes te openen voor migranten kunnen we migratie controleren – we kunnen checken wie we wel en niet toelaten, we kunnen aantallen voorspelbaar maken, én we kunnen migranten kiezen die voor onze economie iets toevoegen.
Het is de ‘grip’ waar D66 het destijds in haar plan over had. Juist die grip kan leiden tot meer draagvlak voor migratie.
Het woordje ‘tijdelijk’ in tijdelijke arbeidsmigratie is trouwens wel cruciaal: we hebben het hier niet over mensen die hier generaties lang gaan blijven, of die decennia niet terug kunnen naar hun land vanwege oorlog. Dit zijn mensen die voor enkele jaren een contract krijgen bij een werkgever in Nederland. Ik heb nog nooit een discussie gehoord over de integratie van expats – en in feite zijn arbeidsmigranten dat: expats minus het gigasalaris.
Wie zich dan nog steeds zorgen maakt over integratie: elk onderzoek laat zien dat voorwaarde één voor een geslaagde integratie is: een baan. Deze tijdelijke arbeidsmigranten hebben dat per definitie, want kunnen pas komen als ze een contract hebben bij een Nederlandse werkgever.
In 2019 trok de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken een nogal tekenende conclusie: ‘Als het Nederlands economisch belang en/of de bescherming en een verbetering van de rechten van vluchtelingen en migranten als uitgangspunten voor beleid worden genomen is er aanleiding om het arbeidsmigratiebeleid te heroverwegen. Als het uitgangspunt van het beleid is dat migratie zoveel mogelijk moet worden beperkt bestaat daarvoor geen aanleiding.’* Juist: alleen als migratiebeperking een doel op zich is, zijn we lekker bezig.
Hoe moet dit er dan uitzien?
Hoe we tijdelijke arbeidsmigratie van buiten de EU precies zouden moeten vormgeven – daar zijn tal van scenario’s voor denkbaar:
- Duitsland nam in 2020 de Fachkräfteeinwanderungsgesetz aan (een ‘paradigmawisseling’ noemde voormalig bondskanselier Angela Merkel het), die meer migratie van vaklieden van buiten de EU mogelijk maakt.
- In Canada werken ze met een puntensysteem, waar jaarlijks tienduizenden arbeidsmigranten gebruik van maken.*
- Er zijn wetenschappers die een systeem voorstellen waarbij rijke landen hun arbeidsmarkt met maximaal 3 procent vergroten door migratie.
- Er zijn denktanks die voorstellen hebben klaarliggen voor 'global skills partnerships', om de mismatches tussen vraag in Europa en aanbod in ontwikkelingslanden weg te werken én braindrain te voorkomen. Australië en Duitsland hebben daar zelfs al succesvolle experimenten mee gedaan.
Dit zijn de gesprekken die we moeten voeren: welke vorm zou voor Nederland kunnen werken? Ik wil hier geen lans breken voor vorm A of B – maar voor een politieke discussie over welke vorm er moet komen.
Want dát er een vorm moet komen, lijkt me zonneklaar. Vergrijzing is onontkoombaar en er zijn beroepen waar we te weinig mensen voor blíjven houden. De zorg in deze pandemie op één.
Misschien is dat uiterst conservatieve D66-voorstel uit 2019 een mooi begin: maak vaart met dat adviescommissie-onderzoek, en laat de EU een leuke pilot voor ons financieren. Baat het niet… dan eet ik mijn pet op.