De eerste officiële lessen van de crisis: decentrale zorg is kwetsbare zorg (en stelligheid geen goede strategie)
‘De werkelijkheid is minder maakbaar (...) dan ik zou willen. En van mijn soms al te grote stelligheid trekt het virus zich niet zoveel aan’, zei de voormalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Hugo de Jonge, vorig jaar tijdens een van zijn laatste persconferenties.
Een zeldzaam moment van zelfkritiek en, zo blijkt nu, geheel in lijn met de bevindingen die de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) gisteren presenteerde.
De OVV deed afgelopen jaar onderzoek naar de Nederlandse aanpak van de coronacrisis tijdens de eerste golf en legt in een driehonderd pagina’s dik rapport minutieus bloot hoezeer de pandemie Nederland overviel, en waarom de overheid niet toegerust was om deze pandemie adequaat te bestrijden.
Ja, er lagen draaiboeken klaar. Ja, daarmee was geoefend in de verschillende veiligheidsregio’s. ‘Maar dat oefenen was niet gericht op een langdurige, landelijke of zelfs wereldwijde gezondheidscrisis’, lichtte de voorzitter van de OVV, Jeroen Dijsselbloem, gisteren toe. ‘Dat lag blijkbaar niet binnen ons voorstellingsvermogen.’
Wat ook niet hielp, was dat de minister van VWS wel de verantwoordelijkheid heeft om leiding te nemen tijdens een crisis, maar niet de bevoegdheid om zorginstellingen en GGD’en rechtstreeks aan te sturen. ‘Het ministerie heeft bijvoorbeeld geen mogelijkheden om ziekenhuizen te dwingen mee te werken aan patiëntenspreiding of om partijen te sturen op een betere verdeling van beschermingsmiddelen’, aldus het OVV-rapport.
Les: niet handig in crisistijd, zo’n gedecentraliseerd zorgsysteem waar niemand de landelijke regie over kan nemen.
Tel daarbij op dat er aan het begin van de pandemie nog weinig bekend was over het ‘mysterieuze virus’ dat zich opeens als een olievlek over de wereld verspreidde, en je ziet het resultaat: een overheid die in het begin veelal improviserend te werk ging.
Gebrek aan kennis om een pandemie te lijf te gaan
Het is een beeld dat naadloos aansluit bij het onderzoek dat Michiel de Hoog, Maurits Martijn en ik de afgelopen maanden deden naar de koortsachtige jacht op mondkapjes die aan het begin van de crisis ontstond, en die we in een reeks uitgebreide reconstructies uit de doeken doen.
Denk bijvoorbeeld aan het eerste verhaal uit onze serie Operatie Mondkapje. Over een willekeurige ziekenhuisinkoper die tijdens een spoedoverleg op het ministerie van Volksgezondheid aan het begin van de coronacrisis brutaal zijn vinger opstak en opeens de redder van de natie moest worden.
Zijn opdracht: voorkomen dat de hele Nederlandse zorg (!) haar deuren moest sluiten door een tekort aan mondkapjes. Het probleem: bijna al deze spullen kwamen uit dezelfde fabrieken in China, uitgerekend de plek waar het coronavirus was uitgebroken – en waar de hele wereld op hetzelfde moment afhankelijk van werd.
Het verhaal laat zien hoezeer het aan kennis en expertise ontbrak op het ministerie van VWS om de crisis te lijf te gaan. En ook hoe ingewikkeld het voor het ministerie was om centrale regie te nemen over een gedecentraliseerd zorgveld dat geen landelijke inkooporganisatie kent.
Stelligheid komt als een boemerang weer terug
De frustratie hierover was ook goed voelbaar toen we vorig jaar voor ons onderzoek met Erik Gerritsen spraken, de toenmalige hoogste ambtenaar van het ministerie van VWS. Het ‘fundamentele probleem’, zo stelde Gerritsen destijds al, is de ‘fictie van de almachtige overheid. Het idee van één man die de baas is, of zou moeten zijn. (...) Maar de echte wereld is niet zo.’
Hij vraagt zich dan ook weleens af: ‘Wat als we radicaal in het frame waren gestapt van: [deze crisis] is een ongetemd probleem? Had je midden in de shit weg kunnen komen met: “Beste mensen, u wilt perspectief? U wilt weten wanneer we testcapaciteit hebben? U wilt weten wanneer bron- en contactonderzoek op orde is? Wanneer we genoeg mondkapjes hebben? Sorry, maar dat kan niet, want we weten het niet.”’
Telkens komt hij uit op hetzelfde antwoord. ‘Dat was binnen twee weken een motie van wantrouwen geweest.’
En dus bood het ministerie van VWS wél perspectief, noemde het data, maakte het ‘routekaarten’ die ‘al achterhaald waren op het moment dat ze in mooie visuals waren gegoten’.
‘Waar we dan vervolgens weer rücksichtslos op werden afgerekend’, aldus Gerritsen.
Dit beeld wordt nu ook volledig door het onderzoek van de OVV onderschreven. Of in de woorden van voorzitter Dijsselbloem: ‘Te veel stelligheid komt als een boemerang weer terug.’ Met het gevolg dat de burger het vertrouwen in de overheid verliest, aldus de OVV.
Van fouten kun je pas leren als je ze erkent
Tot slot stond de Onderzoeksraad voor Veiligheid stil bij ‘de stille ramp’ die zich aan het begin van de pandemie achter de muren van verpleeghuizen voltrok. Volgens Dijsselbloem lag in het begin van de crisis de focus te veel op het ontlasten van de ziekenhuizen en duurde het te lang voordat de verpleeghuissector voorzien werd van beschermingsmiddelen zoals mondkapjes. Hierdoor werden de verpleeghuizen volgens het OVV gedwongen een bezoekverbod af te kondigen om de inwoners te beschermen tegen het oprukkende virus.
Een beeld dat de toenmalige minister van Volksgezondheid zegt niet te herkennen, bleek uit zijn reactie op het rapport. De Jonge bekritiseert onder meer de keuze van de OVV om te focussen op de situatie in de verpleeghuizen. En hij ontkent dat Nederland niet anders kon dan de verpleeghuizen een bezoekverbod op te leggen.
Een defensieve reactie die Dijsselbloem duidelijk misplaatst vond. ‘Vanuit een verdediging worden we meestal niet beter’, luidde zijn onverbloemde reactie toen hij hier gisteren naar gevraagd werd door de aanwezige pers.
En dat is misschien nog wel de belangrijkste les uit het OVV-rapport: aan een afrekencultuur van schuld en boete hebben we niks, maar om van fouten te leren, moeten ze wel eerst worden erkend.
Tot de volgende!