Ik dacht dat ik een goede ouder was. Tot ik dit boek las

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel
Foto: Bettmann / Getty

Westerse jongeren zijn niet bijzonder zelfstandig of behulpzaam. Tenminste, als je ze vergelijkt met kinderen in de oudste nu nog bestaande culturen. En ja, dat komt door hun opvoeding, ervaart de Amerikaanse journalist Michaeleen Doucleff aan den lijve in haar boek Jagen, verzamelen, opvoeden. Hint: stop met die lawine aan complimenten.

Woest schreeuwend om je heen slaan omdat je niet bloot mag in de trein. Plat op je buik liggen krijsen, omdat iemand weigert voor de vijfentachtigste keer het broekje van je pop uit, en vervolgens weer aan te trekken. Je hoofd achterover beuken omdat je niet mag spelen met een koksmes. Welkom in de wereld van mijn dochter.

Schijnbaar doen alle tweejarigen dit, en de mijne is vast de ergste niet. Lange adem, Thomas. Consequent grenzen stellen, en blijven uitleggen waarom het niet mag.

Althans, zo heb ik het geleerd. Zo doet iedereen met verstand van opvoeden het, toch?

Nou nee. Zoals met zoveel dingen geldt ook voor opvoeden: ik ben een van de Western, educated, from industrialized, rich, and democratic countries. De uitzondering in vrijwel alle cultureel variabele eigenschappen die je kan meten. Zo ook opvoeden.

Dat is prima. Maar die weirde mensen leveren wel jongvolwassenen af die gemiddeld genomen niet erg zelfstandig zijn, niet erg assertief, en emotioneel ook niet heel stabiel. Wel angstig en gestrest. En ja, dat heeft te maken met hoe die ouders met driftige tweejarigen omgaan. Was getekend, Michaeleen Doucleff.

Foto: Three Lions / Getty

Op bezoek bij jager-verzamelaars

Zo begint het boek Jagen, verzamelen, opvoeden. Pittige kritiek, waar ik aanvankelijk vraagtekens bij had. Zijn mensen in lagelonenlanden niet vooral bezig met overleven, in plaats van opvoeden? Voed ik echt ‘westers’ op? Ik gebruik toch vooral mijn gezonde verstand, dacht ik.

Niet dus. Wat ik denk te weten, is grotendeels bedacht door de eerste westerse opvoedexperts in de vorige eeuw. Mannen, vooral, die de opvoeding van hun eigen kinderen uitbesteedden. Maar dat is Waar het over gaat, is hoe het daarvoor waarschijnlijk ging. En vooral, hoe ouders in de oudste culturen op aarde dat doen, opvoeden.

Wat ben ik blij dat ik het net heb gelezen, en niet pas over twintig jaar als mijn dochter (hopelijk) uit huis is.

Doucleff schrijft vanuit haar eigen ervaring. Ze heeft ook een dochter, waar ze heel wat mee te stellen heeft. Maar dan krijgt ze een idee.

Op werkbezoek in een Maya-dorp in Mexico — ze is wetenschapsjournalist voor de Amerikaanse NPR — ziet ze dat men daar heel anders omgaat met driftige peuters. Geen stemverheffingen, nauwelijks gezeur en weinig drama. Dat blijkt enorm effectief: vrijwel alle kinderen helpen hun ouders in en om het huis. Uit zichzelf.

Doucleff staat versteld. Zo versteld dat ze haar baan opzegt en haar koffers pakt. Samen met haar dochter Rosy woont ze daarna periodes bij een Maya-gezin in Mexico, bij een Inuit-familie op Groenland, en bij de Hadzabe in Tanzania. Drie totaal verschillende, heel niet-westerse culturen. Ze schrijft er een boek over. 

Aan de hand van drie opvoedkundige principes die centraal staan in die culturen, fileert Doucleff een aantal van de moderne westerse aannames over opvoeden. Is de gestage stroom aan complimenten die wij onze kinderen geven wel zo goed? En waarom dompelen we onze kinderen onder in een wereld van speelgoed en vermaak?

Nemen wij onze kinderen eigenlijk wel serieus?

Foto: Bettmann / Getty

De peuter dopt de boontjes wel

In het afgelegen Maya-dorp speelt het leven zich buiten af. Kinderen scharrelen er als kippen in groepjes over straat. Michaeleen en Rosy zitten om zes uur ‘s ochtends met open mond te kijken naar een eenoudergezin dat zich klaarmaakt om naar school te gaan. In volstrekte stilte. De oudste van de drie kinderen helpt de jongste, allemaal helpen ze met het ontbijt, en hoewel de middelste een tijdje spoorloos is blijkt uiteindelijk ook hij zijn schoenen te hebben gevonden. 

De filosofie van Maria, de moeder van het gezin: neem jonge kinderen serieus. Niet door ze te behandelen als emotioneel volwassenen (dat zijn ze niet), maar door ze aan het werk te zetten.

Peuters zijn geboren assistenten – ze doen niets liever dan meehelpen. Maria laat ze dat doen, wanneer ze maar willen. Ze laat ze haar boontjes doppen, in plaats van ze weg te stoppen in hun eigen nepkeukentje. Een bord afspoelen of een ei breken? Geen probleem. Daar komt de kabouter al aangestoven. 

Een pot hete koffie over de antieke bank? Niemand kijkt op of om. Geen aandacht. Niks

Maria geeft waardering niet met woorden, maar via daden. Ze gooit die scheve tortilla niet weg, maar bakt hem. Ze grilt óók die prikker met alleen maar stukjes ui, om hem vervolgens samen met de kinderen op te eten.

Het idee: kinderen hoeven behulpzaamheid niet te leren. Het faciliteren ervan is meestal genoeg. Maak het kind deelgenoot door kleine, overzichtelijke taakjes uit handen te geven — ook al kunnen ze er niks van. Snijden te eng? Geef een bot mesje. Maria accepteert de rotzooi die dat meebrengt — kinderen houden immers ook van vegen. Als het echt niet gaat, laat ze haar peuter kijken hoe zij het zelf doet. Zwijgend. Kinderen kunnen beter kijken dan luisteren.

Het leert kinderen om ‘acomedido’ te zijn, wat zowel behulpzaam als erkentelijk betekent in het Spaans. Het is de verantwoordelijkheid die elk lid van het gezin, of de gemeenschap, draagt. Belangrijk daarbij, zegt Doucleff: Dat doen alleen weirdo’s. 

Doucleff gooit als ze terugkomt vrijwel al het speelgoed van haar dochter weg. Voortaan doet ze alleen nog maar dingen die ze ook zonder Rosy zou willen doen, maar dan mét Rosy.

Foto: H. Armstrong Roberts / Getty

Opvoeden zonder strijd, want dat is het niet

Een tweede opvoedkundige wijsheid deed Michaeleen op Die truc, als je het zo kunt noemen, heeft minder met de kinderen dan met de ouders zelf te maken. Inuit maken er een sport van hun éigen emoties onder controle te houden. En dat straalt af op de kinderen. Een pot hete koffie over de antieke bank? Niemand kijkt op of om. Geen aandacht. Niks.

De kunst is niet om je woede te bedwingen, maar om simpelweg niet boos te worden. Ik geloofde het aanvankelijk niet, maar ondervond in de praktijk dat het werkte: behandel kinderen als de emotioneel onvolwassenen die ze zijn, en wees zelf volwassen.

Ik duplo eigenlijk voornamelijk voor mezelf, niet omdat ik mijn dochter blokken wil leren stapelen

In het Westen zijn we opvoeden gaan zien als een strijd om de macht, zegt Doucleff. We leggen peutergedrag uit als het opzoeken van grenzen. Testen hoe ver ze kunnen gaan. Steeds verder, als je niet oppast!

Volgens de moeders die Doucleff op Baffin sprak is het veel simpeler. Kinderen willen aandacht. Ze willen met je communiceren. Daar leren ze van. Niet door wat je zegt, maar door wat je doet. Commandeer je ze, of word je zelfs boos? Jong geleerd… 

Ook in Tanzania, bij de zijn kinderen doorgaans veel volwassener dan hun Nederlandse collega’s. Doucleff beschrijft hoe de vijfjarige Belie met haar en andere ouderen mee op pad gaat om wortels uit te graven. Wat lijkt op een jeugdig naïeve klimpartij blijkt een collectief doel te hebben. Ze keert terug met een bak vol baobabpeulen voor de lunch. Zonder dat iemand haar daartoe instrueerde.

Bij de Hadzabe hebben kinderen, net als volwassen, recht op hun eigen agenda. In de praktijk betekent dat hun jeugd niet begeleid wordt, maar dat er op ze gelet wordt. Sociale controle. Oudere kinderen letten er op de kleintjes. Het resultaat: de onvolwassen mensjes voelen zich niet ‘overzien’, maar gezien. En dat leidt tot de zelfverzekerdste kinderen op aarde.

Foto: Three Lions / Getty

Mijn opvoed(wan)praktijken en wat daaraan te sleutelen valt

Ik kom erachter dat ik, net als vele Nederlandse ouders, mijn dochter eigenlijk meestal aan één stuk door commandeer. Drie bevelen in tien seconden is geen uitzondering. ‘Niet aan de vuilnisbak zitten. Kom je mee? Pak je boek maar. Goed zo.’ Ineens denk ik: in wat voor wereld leeft mijn dochter eigenlijk? Ik maak haar en haar wereld zo klein!

Het is ook niet makkelijk om mijn dochter los te laten, in mijn omgeving vol gevaarlijke auto’s en vreemden die niet gewend zijn aan peuters zonder ouder. Maar een beetje losser moet toch kunnen? Als iedereen haar zo behandelt als ik nu doe, hoe leert ze dan ooit op haar eigen keuzes te vertrouwen?

Dankzij Doucleff ben ik gaan inzien dat ik zélf eigenlijk nauwelijks nadenk bij wat ik mijn kind probeer te leren. Ik duplo voornamelijk voor mezelf, niet omdat ik mijn dochter blokken wil leren stapelen. Met speelgoed kan er niets misgaan – het zit al in de naam, het blijft bij spelen. En ik hoef er niet bij na te denken. Veel makkelijker dan samen een band plakken. Dan krijg ik visioenen van smeer aan haar trui, kleine vingertjes tussen de spaken, mijn schroevendraaier in het verkeerde vakje.

Er is een opvoedkundige wereld voor me opengegaan. Of eigenlijk gewoon dé wereld, buiten mijn opvoedbubbeltje. Waarom leer ik haar niet acomedida te zijn?

Lees ook: