Verzet is niet onmogelijk, en nog drie wijze lessen over surveillance uit de film en literatuur

Lynn Berger
Correspondent Zorg

Een jaar na het lekken van de National Security Agency-documenten door Edward Snowden lazen we twee weken lang boeken en keken we films om ons begrip van surveillance te vergroten. Dit zijn de belangrijkste inzichten die de serie ‘Surveillance Metaforen’ ons opleverde.

De afgelopen twee weken bespraken we romans en films over surveillance. De reden: wanneer we het over surveillance hebben, is ‘Big Brother’ de metafoor die we het meest gebruiken. Dat ligt voor de hand: bijna iedereen kent de roman 1984 (uit 1949) van George Orwell. Bovendien is het beeld dat erin geschetst wordt – van een alziende staat die haar burgers continu in de gaten houdt – erg aansprekend in een tijd waarin de National Security Agency (NSA) de communicatiegegevens van miljoenen telecommunicatiegebruikers blijkt op te slaan.

Maar 1984 werd geschreven met het controleapparaat van de Sovjet-Unie in het achterhoofd. De surveillance die onze tijd kenmerkt is subtieler én wijderverbreid dan die waar Orwell op doelde. Om ons collectieve referentiekader van toezicht – door overheden, bedrijven en onszelf – te verbreden, lieten we hier negen andere boeken en films de revue passeren. Dit waren de belangrijkste lessen die we daaruit trokken.

1. Surveillance, dat zijn we zelf

Bij surveillance denken we vaak aan overheden die toezicht houden omwille van veiligheid, of bedrijven die data verzamelen uit winstbejag. In die tweede categorie valt bijvoorbeeld het bedrijf The Circle uit de gelijknamige roman van Dave Eggers (2013). Maar surveillance is niet alleen iets wat van bovenaf wordt opgelegd, leert dit boek: in een tijd waarin ‘delen’ een groot sociaal goed is geworden, doet iedereen mee.

Ook in de roman We (1921), van Yevgeni Zamyatin, is het niet alleen de overheid die haar burgers in de gaten houdt; de toezichthouders zijn zelf net zo goed zichtbaar voor burgers. Sousveillance heet dat: de transparantie is totaal.

In Corpus Delicti (2009), een roman van Juli Zeh, komt die drang naar totale transparantie voort uit een verlangen naar gezondheid, één van de belangrijkste obsessies van onze tijd. Op basis van dat verlangen accepteren we verregaande inmenging in ons persoonlijke en sociale leven. Surveillance is, kortom, niet alleen iets wat ons wordt aangedaan: we doen het ook onszelf aan - en elkaar.

2. Surveillance kan ook een vorm van onveiligheid zijn

Overheden surveilleren om veiligheid te waarborgen. Of het nu bedoeld is om de samenleving te beschermen tegen terroristen, zoals in de films Minority Report (2002) en Brazil (1985), of tegen dissidenten die de orde kunnen verstoren, zoals in de film Das Leben der Anderen (2006): toezicht is de prijs die we voor zekerheid moeten betalen.

Maar de technologische en bureaucratische middelen die daarvoor worden ingezet, kunnen onverhoopt de verkeerden veroordelen. Dit gebeurt in Minority Report, waarin de als toekomstig dader aangemerkte hoofdpersoon niet de moord pleegt waarvan hij op voorhand wordt verdacht.

In Brazil zorgt een technisch foutje ervoor dat een onschuldig persoon wordt opgepakt. ‘Het systeem’ krijgt hier voorrang op het beoordelingsvermogen van individuen, en wie onverhoopt aan ‘de verkeerde kant van de bureaucratie’ terechtkomt is de sjaak.

Dit gebeurt ook in de roman Het Proces (1925) van Franz Kafka. Daarin wordt hoofdpersoon K. verdacht, waarvan weet hij niet eens; maar het systeem, op zich niet kwaadwillend, is zó ondoorgrondelijk dat hij uiteindelijk aan deze verdenkingen ten onder gaat. Technologie en bureaucratie, bedoeld om een veiliger samenleving te creëren, kunnen voor het individu dus juist levensgevaarlijk zijn.

3. Niemand is immuun voor surveillance...

Zoals The Circle, We en Corpus Delicti laten zien, is surveillance een zaak die iedereen aangaat – niet alleen overheden en potentiële dissidenten of terroristen. De film Das Leben der Anderen gaat nog een stap verder, en toont hoe ook de surveillanten zélf door het systeem worden geraakt. Macht corrumpeert, surveilleren maakt eenzaam en gewetensnood ligt zelfs voor de meest verstokte hardliners op de loer, vertelt deze film. De conclusie? Surveillance is alomtegenwoordiger, maar ook gecompliceerder, dan we gewoon zijn te denken.

4. ...Maar verzet tegen surveillance is niet onmogelijk

Surveillance mag dan iedereen aangaan, aan alle kanten slachtoffers kunnen maken en tot in elk domein van de samenleving zijn doorgedrongen, dit wil nog niet zeggen dat verzet onmogelijk is. Dit kan van binnenuit komen – denk aan het lekken van NSA-documenten door Edward Snowden, daarvoor medewerker van de inlichtingendienst. En ook in Das Leben der Anderen gebruikt een surveillant de informatie die hij verzamelt om het systeem waarvoor hij werkt te ondermijnen.

De roman Little Brother (2008) maakt duidelijk dat weerstand tegen surveillance in het systeem is ingebouwd, omdat de technieken die gebruikt worden voor toezicht, tegelijkertijd kunnen worden ingezet om dat toezicht aan te pakken.

De film The Matrix (1999) ten slotte, vertelt ons dat we er als burgers voor kunnen kiezen ons al dan niet bewust te zijn van de manier waarop surveillance onze samenleving vormgeeft. En bewustzijn, dat is de eerste stap naar een open debat over – en een mogelijk ingrijpen in – surveillance in al haar verschijningsvormen.